Operation Manual
5
Netwerkinstellingen
5-4 CS250/CS240/CS231
5.2 Netwerkinstellingen met externe serverauthenticatie
Om een externe server te gebruiken om een gebruikersauthenticatie uit te voeren, moeten verschillende
instellingen worden opgegeven volgens de server die moet worden gebruikt. Geef de instellingen op volgens
de onderstaande procedures.
Geef de instellingen op voor de externe serverauthenticatie volgens de netwerkomgeving die wordt gebruikt.
!
Detail
Als "Active Directory" is geselecteerd voor de externe serverauthenticatie, moet u een wachtwoord van
1 of meer tekens opgeven. Als er geen wachtwoord is opgegeven, zal de authenticatie mislukken.
Gebruik geen """ of "+" in het wachtwoord voor de externe server. Neem contact op met de
netwerkbeheerder voor meer informatie over de gebruiksvoorwaarden van de externe server.
Als "Wachtwoordregels" is ingesteld op "Activeren", kan alleen een wachtwoord met 8 tekens worden
opgegeven. Raadpleeg de handleiding – Kopieerbewerkingen voor details over de wachtwoordregels.
Er kunnen maximaal 20 externe servers worden geregistreerd.
Als de externe serverauthenticatie is geselecteerd, verschijnt [Servernaam] in het scherm
Gebruikersauthenticatie zodat het aanmelden mogelijk is door een server te selecteren uit de lijst
geregistreerde servers.
2
Opmerking
De specificaties van het besturingssysteem zijn mogelijk gewijzigd of er is mogelijk een nieuw
besturingssysteem uitgegeven. Raadpleeg de handleiding van het besturingssysteem voor meer
informatie.
Wanneer SSL is geïnstalleerd
Als de externe serverauthenticatie wordt opgegeven terwijl SSL is geïnstalleerd, wijzigt
"TCP-socketinstellingen" naar het "scherm van de SSL-instellingen". Schakel de machine uit en opnieuw in
nadat u de instellingen voor de externe serverauthenticatie hebt opgegeven.
Active directory gebruiken
Voordat u de bewerking uitvoert, moet u controleren of de volgende informatie beschikbaar is.
- Beheerderwachtwoord (verplicht)
- IP-adres van deze machine (verplicht)
- Subnet Mask (verplicht)
- Standaard gateway
- Prioriteit DNS-serveradres (verplicht)
- Alternatief DNS-serveradres 1
- Alternatief DNS-serveradres 2
- Standaard DNS-domeinnaam
- DNS hostnaam
- Standaard domeinnaam voor Active Directory (verplicht)
- IP-adres van de NTP-server (tijdaanpassing)
- Lijst van de gebruikers voor authenticatie (verplicht)
Instelling Beschrijving (referentie)
Active Directory Selecteer deze instelling wanneer u Windows 2000 Server of 2003 Server gebruikt.
NTLM v1
NTLM v2
Selecteer deze instelling wanneer u Window NT 4.0 Server gebruikt.
NTLMv2 wordt toegepast vanaf Windows NT 4.0 (Service Pack 4).
NDS Selecteer deze instelling wanneer u NetWare 5.1 of Netware 6.0 gebruikt.
LDAP Selecteer deze instelling wanneer u een LDAP-server gebruikt.