Operation Manual
5
Netwerkinstellingen
5-40 CS250/CS240/CS231
5.6 FTP-instellingen
Geef de communicatie-instellingen op waar een FTP-server moet worden gebruikt.
FTP TX-instellingen
Geef de instellingen op voor het verzenden van scangegevens naar een FTP-server. U kunt de instellingen
voor de volgende items definiëren.
1 Druk op [5 Netwerkinstelling] in het scherm Beheerderinstelling.
– Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstellingen weergeven" op pagina 4-6 voor meer informatie over
het weergeven van het scherm Beheerderinstelling.
2 Druk op [4 FTP instelling] in het scherm Netwerkinstelling.
3 Druk op [1 FTP TX-instellingen].
Het scherm FTP TX 1/2 wordt weergegeven.
4 Om FTP te gebruiken, drukt u op [AAN] en geeft u vervolgens de gewenste instellingen op.
Parameter Omschrijving
Proxyserveradres Geef het adres van de proxyserver op. Typ het adres in het formaat van een hostnaam,
IPv4-adres of IPv6-adres.
Proxyserver poortnum-
mer
Geef het poortnummer op voor de proxyserver. Om de instelling te wijzigen, drukt u op de
toets [C] (wissen) en gebruikt u vervolgens de cijfertoetsen om het gewenste poortnummer
in te voeren. (Bereik: 1 tot 65535)
Poortnummer Geef het nummer op van de poort die wordt gebruikt om te communiceren met de
FTP-server. Om de instelling te wijzigen, drukt u op de toets [C] (wissen) en gebruikt u ver-
volgens de cijfertoetsen om het gewenste poortnummer in te voeren. (Bereik: 1 tot 65535)
Verbindingstime-out Als de verzending stopt tijdens het uploaden van de gegevens naar de FTP-server, wordt
het uploaden na een opgegeven duur automatisch afgebroken. Stel de tijd in vanaf het
punt waarop de verzending stopt tot het punt waarop het uploaden moet worden afgebro-
ken. Om de instelling te wijzigen, drukt u op de toets [C] (wissen) en gebruikt u vervolgens
de cijfertoetsen om de instelling in te voeren. (Bereik: 5 tot 300 seconden)