Operation Manual

5
Netwerkinstellingen
5-84 CS250/CS240/CS231
5.18 Status melding instelling
Geef de instellingen op de status van de machine via e-mail te melden aan de beheerder. De e-mailmelding
wordt verzonden als een e-mailadres voor de bestemming is ingevoerd en als een van de
meldingsvoorwaarden is ingesteld op "AAN".
De volgende meldingsadressen kunnen worden opgegeven.
- IP-adres
- IPX-adres
- E-mailadres
2
Opmerking
U kunt tot vijf IP-adressen opgeven.
Als een IP-adres of IPX-adres moet worden opgegeven, moet u de TRAP-functie gebruiken met SNMP.
Stel "Toegang toestaan" in het scherm SNMP instelling in op "Toestaan".
Meer informatie over de "SNMP-instellingen" vindt u onder "SNMP-instellingen" op pagina 5-69.
Een IP-adres opgeven
U kunt de instellingen voor de volgende items definiëren.
1 Druk op [5 Netwerkinstelling] in het scherm Beheerderinstelling.
Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstellingen weergeven" op pagina 4-6 voor meer informatie over
het weergeven van het scherm Beheerderinstelling.
2 Druk op [Doorst ] in het scherm Netwerkinstelling en druk vervolgens op [1 Detailinstelling].
3 Druk op [3 Status melding instelling].
Het scherm Statusnotificatie-instelling wordt weergegeven.
4 Druk op [1 Notificatie-adres registreren].
Het scherm Instelling meldingsadres wordt weergegeven.
Parameter Omschrijving
Adres Geef het meldingshostadres op.
Poortnummer Geef het poortnummer op dat moet worden gebruikt voor de communicatie. Om
de instelling te wijzigen, drukt u op de toets [C] (wissen) en gebruikt u vervolgens
de cijfertoetsen om het gewenste poortnummer in te voeren. (Bereik: 1 tot 65535)
Community naam Typ de communitynaam (tot 15 tekens).
Meldingsitem Geef de voorwaarden op wanneer de melding van de machinestatus wordt ver-
zonden. Raadpleeg "Meldingsitem" op pagina 5-89 voor meer informatie.