Operation Manual
CS250/CS240/CS231 5-85
Netwerkinstellingen
5
5 Druk op de knop voor het IP-adres dat moet worden opgegeven.
6 Druk op [Hostadres].
Het scherm Hostadres wordt weergegeven.
7 Selecteer de methode voor het opgeven van het hostadres.
– Om het hostadres als een IPv4-adres op te geven, drukt u op [IPv4-adresinvoer].
– Om het hostadres als een IPv6-adres op te geven, drukt u op [IPv6-adresinvoer].
– Om het hostadres als een hostnaam op te geven, drukt u op [Hostnaam invoeren].
– Wanneer u op [Hostnaam invoeren] drukt, moet u controleren of de DNS-instelling correct is
opgegeven. Raadpleeg "TCP/IP-instellingen" op pagina 5-13 voor meer informatie.
8 Voer het hostadres in (max. 255 tekens voor een hostnaam) en druk vervolgens op [OK].
– Om het ingevoerde IP-adres te corrigeren, drukt u op of om de cursor te verplaatsen naar het
teken dat moet worden gewijzigd. Druk vervolgens op [Verwijd.] en typ het gewenste nummer.
– Druk op de toets [C] (wissen) om alle ingevoerde waarden te wissen.
– Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 7-4 voor meer informatie over het typen van tekst.