Operation Manual
2
Voordat u de scanfuncties gebruikt
2-6 CS250/CS240/CS231
2.3 Instellingen die vooraf moeten worden opgegeven
Wij raden u aan de hieronder beschreven instellingen op te geven voordat u de netwerkscanfuncties gebruikt.
De instellingen die in "Netwerkinstelling" zijn beschreven, moeten worden opgegeven en alle andere
instellingen moeten worden opgegeven zoals nodig.
!
Detail
Raadpleeg de onderstaande secties voor meer informatie over het opgeven van netwerkinstellingen.
"Netwerkinstellingen" op pagina 5-3
Handleiding – Bewerkingen Web Connection
Netwerkinstelling
U moet een IP-adres toekennen aan de machine en instellingen, zoals de SMTP-server, opgeven om de
machine op het netwerk te kunnen gebruiken. Zorg ervoor dat u deze instellingen opgeeft.
De instellingen kunnen worden opgegeven via het tiptoetsscherm van de machine of met de hulp van Web
Connection via een webbrowser op een computer op het netwerk.
Bestemmingen registreren en opgeven
De bestemmingen (geadresseerden) voor de scangegevens kunnen op de volgende manieren worden
geregistreerd.
- Via het tiptoetsscherm van de machine.
- Met Web Connection vanaf een computer op het netwerk.
U kunt de volgende bestemmingen registreren.
2
Opmerking
Een bestemming kan ook vóór het scannen worden ingevoerd via het tiptoetsscherm van de machine,
zelfs als de bestemming niet vooraf werd geregistreerd. Dit wordt "directe invoer" genoemd. Raadpleeg
"Adressen direct invoeren" op pagina 3-19 voor meer informatie.
!
Detail
Raadpleeg de hieronder weergegeven secties voor details over het registreren en opgeven van
instellingen voor bestemmingen.
"Een adresboekbestemming registreren" op pagina 4-8
"Een groepsbestemming registreren" op pagina 4-18
Type Omschrijving
Adresboekbestemmingen Eén bestemming wordt toegewezen aan één registratienummer.
Groepsbestemmingen U kunt meerdere bestemmingen samen registreren. Daarnaast kunnen e-mail-,
FTP-, SMB- en gebruikersboxbestemmingen samen in één groep worden
geregistreerd.