Operation Manual
3
Scannen
3-4 CS250/CS240/CS231
7 VOORZICHTIG
Pas geen overmatige druk toe op het tiptoetsscherm aangezien dit krassen of schade kan
veroorzaken.
% Druk nooit met kracht op het tiptoetsscherm en gebruik nooit een hard of spits voorwerp voor het
maken van een keuze op het tiptoetsscherm.
10 Toets [Start] Indrukken om het scannen te starten. Wanneer deze machine klaar is
om het scannen te starten, licht de indicator op de toets [Start] blauw
op. Als de indicatie op de toets [Start] oranje oplicht, kan het scannen
niet beginnen.
Indrukken voor het opnieuw starten van een gestopte opdracht.
11 Gegevensindicator Knippert groen terwijl een afdrukopdracht wordt ontvangen.
Licht groen op wanneer gegevens worden afgedrukt.
12 Toets [C] (wissen) Indrukken voor het wissen van een waarde (zoals het aantal kopieën,
een zoomfactor of een formaat) die ingevoerd is met de cijfertoetsen.
13 Cijfertoetsen Voor het instellen van het gewenste aantal kopieën.
Gebruiken voor het invoeren van de zoomfactor.
Gebruiken voor het invoeren van de diverse instellingen.
14 Toets [Help] Indrukken om het scherm met het Help-menu weer te geven. Dit kan
worden gebruikt om de verschillende functies en details van de bewer-
kingen weer te geven.
15 Toets [Display vergroten] Indrukken voor het activeren van de functie Display vergroten.
16 Toets [Toegankelijkheid] Indrukken voor het weergeven van het scherm voor het opgeven van de
instellingen voor de toegankelijkheidsfuncties voor de gebruiker.
17 Toets [Spaarstand] Indrukken om de spaarstandfunctie te activeren. Wanneer het apparaat
zich in de energiespaarstand bevindt, licht de indicator op de toets
[Spaarstand] groen op en wordt het tiptoetsscherm uitgeschakeld. Druk
opnieuw op de toets [Spaarstand] om de energiespaarstand te
annuleren.
18 Toets [Toegang] Als de gebruikersauthenticatie of de account track-instellingen werden
toegepast, drukt u op deze toets nadat u de gebruikersnaam en het
wachtwoord (voor gebruikersauthenticatie) of de accountnaam en het
wachtwoord (voor gebruikersregistratie) hebt ingevoerd, om deze
machine te gebruiken.
19 Keuzeknop [Helderheid] Gebruiken voor het aanpassen van het contrast van het tiptoetsscherm.
20 Toets [Box] Indrukken om de gebruikersboxfunctie te openen.
Wanneer de machine in de gebruikersboxfunctie is, licht de indicator op
de toets [Box] groen op. Raadpleeg de handleiding – Boxbewerkingen
voor meer informatie.
21 Toets [Fax/Scan] Indrukken om de Fax/scanfunctie te openen.
Wanneer de machine zich in de fax/scanfunctie bevindt, licht de indica-
tor op de toets [Fax/Scan] groen op. Raadpleeg de handleiding – Fax-
bewerkingen (optie) voor meer informatie.
22 Toets [Kopie] Indrukken voor het opvragen van de kopieerfunctie. (Standaard bevindt
het apparaat zich in de kopieerfunctie.) Wanneer het apparaat zich in de
kopieerfunctie bevindt, licht de indicator op de toets [Kopie] groen op.
Raadpleeg de handleiding – Kopieerbewerkingen voor meer informatie.
No. Onderdeelnaam Omschrijving