Operation Manual
CS250/CS240/CS231 3-11
Scannen
3
6 Druk op [Naam] en gebruik vervolgens het bedieningspaneel en het toetsenbord dat op het
tiptoetsscherm verschijnt om de naam van het programma in te voeren.
– De programmanaam kan maximaal 24 tekens bevatten.
– Om het registreren van een programma te stoppen, drukt u op [Reset] of op de toets
[Geheugenfunctie].
– Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 7-4 voor meer informatie over het typen van tekst.
7 Druk op [OK].
8 Druk op [Adres] en selecteer vervolgens de bestemming.
– Wanneer u bestemmingen selecteert die in het adresboek zijn geregistreerd, kunnen bestemmingen
van elk bestemmingstype worden gekozen.
– Bestemmingen kunnen worden opgegeven door geregistreerde bestemmingen in het adresboek te
selecteren of door ze rechtstreeks in te voeren.
– Bestemmingen die niet kunnen worden opgegeven, zoals faxbestemmingen, worden niet
weergegeven.