Operation Manual

Sectie 2 Faxbediening (basisgebruik)
2-14
Druk op de toets „One-touch key”.
(Inch)
(Metrisch)
Gebruik het toetsenblok om het faxnummer in te voeren dat u wilt
registreren onder een bepaalde one-touch toets. (Maximaal 32 cij-
fers)
(Inch)
(Metrisch)
De cursortoetsen „” en „”...Gebruik deze om de cursor te
verplaatsen.
Toets „Delete”...Druk op deze toets om het teken te wissen
waaronder de cursor staat. (Wanneer de cursor op de laatste
spatie staat, wordt het vorige teken verwijderd.)
Toets „Space”...Druk op deze toets om een spatie in te voeren.
Toets „Pause”...Druk op deze toets om een korte pauze
(aangeduid door een liggend streepje) in te voeren op dat punt
tijdens het kiezen.
Druk op de toets „Next”.
Voer de naam van de andere partij in. (Maximaal 20 tekens)
* Voor het invoeren van tekens, zie „Tekens invoeren” op
bladzijde 2-11.
Controleer de geregistreerde informatie. Als u iets wilt wijzigen,
drukt u op de toets die overeenkomt met het gewenste item en wij-
zigt u de informatie naar wens.
* Als u deze one-touch toets wilt registreren met de informatie
zoals ze is ingevoerd, gaat u rechtstreeks naar stap 20.
z Meer gedetailleerde instellingen kiezen
Voor meer gedetailleerde instellingen, zoals het kiezen van de
transmissiesnelheid of het registreren van deze one-touch toets
voor F-code gebaseerde communicatie of versleutelde transmissie,
drukt u op de toets „Setting” en gaat u naar de volgende stap.
Kies de gewenste transmissiesnelheid uit de beschikbare instellin-
gen: „33600bps”, „14400bps” en „9600bps”.
(Inch)
(Metrisch)
Als u deze toets wilt registreren voor F-code gebaseerde communi-
catie, drukt u op de toets „Subaddress Tx” en gaat u naar de vol-
gende stap.
Als u deze toets wilt registreren voor versleutelde transmissie, gaat
u rechtstreeks naar stap 15.
Als u deze one-touch toets wilt registreren met de informatie zoals
ze is ingevoerd, drukt u op de toets „Close” en gaat u rechtstreeks
naar stap 20.
Als u deze toets wilt gebruiken voor F-code gebaseerde communi-
catie, drukt u op de toets „On”. Het subadres-/wachtwoordinvoer-
scherm verschijnt.
4
5
6
7
8
9
10
11
12