Operation Manual

AANBEVELINGEN VOOR PAPIER > 41
2. Stel de steun van de achteruitvoer bij naar gelang het
papierformaat dat u gebruikt door de handvaten te pakken, op
te tillen en de steun naar voren of naar achteren te schuiven.
3. Stel de papiergeleiders bij (1). Het is belangrijk om de
papiergeleiders bij te stellen omdat anders het papier tijdens
het afdrukproces kan worden verwrongen. Het papier loopt
mogelijk vast als u de geleiders niet bijstelt.
4. Plaats de lade weer in de printer. De indicator voor het
papierniveau (4) geeft u een visuele indicatie van de
hoeveelheid papier die zich in de lade bevindt.
AFDRUKKEN MET AFDRUKZIJDE OMHOOG EN
OMLAAG
Als u wilt afdrukken met de afdrukzijde omlaag, moet de
achteruitvoerlade zijn gesloten (het papier komt uit de bovenkant van
de printer). Het papieruitvoerlade aan de bovenkant van de printer
vangt de afgedrukte pagina's op met de afdrukzijde omlaag. De
capaciteit bedraagt 150 vel met een gewicht van 80 g/m². De pagina's
die in leesvolgorde (eerst pagina 1) worden afgedrukt, worden in
leesvolgorde gesorteerd (laatste pagina boven met afdrukzijde
omlaag).
Als u wilt afdrukken met de afdrukzijde omhoog, moet de
achteruitvoerlade zijn geopend en de papiergeleider indien nodig
uitgeschoven. Op deze manier wordt het papier via dit pad
uitgevoerd, ongeacht de instellingen in het stuurprogramma. Het
papier wordt in omgekeerde volgorde gestapeld. De capaciteit
bedraagt 50 vellen van 80 g/m².
Gebruik altijd deze lade en de handinvoerlade voor zwaar karton om
te voorkomen dat het papier vastloopt.
OPMERKING
Als u de optionele tweede papierlade hebt geïnstalleerd (lade 2) en u
afdrukt vanuit de eerste (bovenste) lade (lade 1), kunt u de tweede
(onderste) lade uittrekken om deze opnieuw te vullen. Echter, als u
afdrukt vanuit de tweede (onderste) lade kunt u de eerste (bovenste)
lade niet uitnemen omdat hierdoor het papier vastloopt.