Operation Manual

- 80 -
Een printerdriver installeren (voor Windows)
3
Afdrukken
2 Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram [Printer Naam (PS)]
en selecteer [Eigenschappen van
printer]. (Als u meerdere printerdrivers
hebt geïnstalleerd, selecteert u
[Eigenschappen van printer],
[Printer Naam (PS)].)
3 Klik op het tabblad
[Apparaatinstellingen].
4 Als u een netwerkverbinding gebruikt,
selecteert u [Get installed options
automatically (Get installed options
automatically)] bij [Installable Options
(Installable Options)] en klikt u op
[Setup].
Als u een USB-verbinding gebruikt,
selecteert u een juiste waarde bij
[Available Trays (Available Trays)]
onder [Installable Options (Installable
Options)].
5 Klik op [OK].
Voor XPS-driver voor Windows
1 Klik op [starten], [Apparaten en
printers].
2 Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer en selecteer
[Eigenschappen van printer].
(Als u meerdere printerdrivers
hebt geïnstalleerd, selecteert u
[Eigenschappen van printer],
[Printer Naam (XPS)].)
3 Klik op het tabblad [Apparaatopties].
4 Als u een netwerkaansluiting gebruikt,
selecteert u [Haal printerinstellingen
op (Get Printer Settings)].
Als u een USB-aansluiting gebruikt,
voert u bij [Geïnstalleerde
papierladen (Installed Paper Trays)]
het totale aantal cassettes in (exclusief
de universele cassette).
Als er bijvoorbeeld drie optionele cassettes
geïnstalleerd zijn, voert u "4" in, aangezien de
cassettes 1, 2, 3 en 4 beschikbaar zijn.
5 Klik op [OK].