C5000 Series Gebruikershandleiding C5550 MFP C5000
VOORWOORD We hebben ernaar gestreefd de informatie in dit document volledig, accuraat en upto-date weer te geven. Oki is niet aansprakelijk voor de gevolgen van fouten waarvoor deze niet verantwoordelijk is. Oki kan ook niet garanderen dat wijzigingen in software en apparatuur die zijn aangebracht door andere fabrikanten en waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, geen invloed hebben op de toepasbaarheid van de informatie in de handleiding.
EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN Wees behoedzaam met tonerpoeder: Laat indien ingeslikt kleine hoeveelheden water drinken en schakel medische hulp in. NIET laten braken. Indien er tonerpoeder wordt ingeademd, moet de persoon naar buiten worden gebracht voor frisse lucht. Raadpleeg onmiddellijk een arts. Indien er tonerpoeder in de ogen is terechtgekomen, dienen deze gedurende ten minste 15 minuten met veel water te worden uitgespoeld terwijl de ogen geopend blijven. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
MILIEU-INFORMATIE Milieu-informatie > 4
INHOUDSOPGAVE Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Eerste hulp bij ongevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Fabrikant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Importeur voor de EU/erkend vertegenwoordiger. . . 3 Milieu-informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Inhoudsopgave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Opmerking, Let op! en Waarschuwing!. . . . . . . . . . .
Het apparaat configureren.... . . . . . . . . . . . . . . . . Minimale configuratievereisten . . . . . . . . . . . . . . . Preonfiguratiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fax instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Netwerk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Functies voor internetcommunicatie . . . . . . . . . Configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ....
Faxen . . . . . . . . . . . . . . . . . Basisbediening. . . . . . . . . Geavanceerde bediening . . Faxtaken annuleren . . . . . Faxtaakrapporten . . . . . . . Scannen . . . . . . . . . . . . . . . Bediening van de scanner . De gebruikersinterface . . . De basisfuncties gebruiken Overige functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De instellingen voor het stuurprogramma wijzigen in de toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opgeslagen instellingen van het PCLstuurprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Een set instellingen voor het stuurprogramma opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De apparaatopties in het stuurprogramma instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Renderingsintenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .167 Perceptueel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .167 Saturation (Verzadiging) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .167 Relatief colorimetrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .168 Absoluut colorimetrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .168 Pure zwarte Tekst/Grafisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . .168 Precisie kleurkoppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
OPMERKING, LET OP! EN WAARSCHUWING! OPMERKING Deze tekst bevat extra informatie als aanvulling op de hoofdtekst. LET OP! Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, tot schade of storingen in het apparaat kan leiden. WAARSCHUWING! Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, kan leiden tot een risico op persoonlijk letsel.
INLEIDING Van harte gefeliciteerd met uw keus voor dit multifunctionele product (MFP) van Oki Printing Solutions. Dit apparaat is uitgerust met geavanceerde mogelijkheden voor het met hoge snelheid afdrukken van heldere, levendige kleurenafbeeldingen en scherpe zwart-witpagina's op een aantal verschillende afdrukmedia.
OVER DEZE HANDLEIDING OPMERKING In de afbeeldingen in deze handleiding worden mogelijk optionele functies weergegeven die niet op uw MFP zijn geïnstalleerd. Deze handleiding is uw gebruikershandleiding (ga naar de website van Oki, www.okiprintingsolutions.com, voor de recentste versie) van uw MFP en maakt deel uit van het algemene documentatiemateriaal dat hieronder staat vermeld: > Folder Veilige installatie: biedt informatie over veilig gebruik van het MFP.
ONLINE GEBRUIK Deze handleiding is bedoeld voor gebruik op het scherm met Adobe Reader. Maak hierbij gebruik van de functies voor navigatie en weergave van Adobe Reader. Er zijn twee manieren waarop u specifieke informatie kunt weergeven: > Klik in de lijst met bladwijzers linksonder op het scherm op het gewenste onderwerp om dat specifieke onderwerp weer te geven. (Als er geen bladwijzers worden weergegeven, gebruikt u 'Inhoudsopgave' op pagina 5.
PAGINA'S AFDRUKKEN Het staat u vrij om de gehele handleiding, afzonderlijke pagina's of secties af te drukken. Ga als volgt te werk: 1. Open het menu Bestand en kies >Afdrukken (of druk op Ctrl + P). 2. Geef aan welke pagina's u wilt afdrukken: (a) [Alle pagina's], (1), voor de gehele handleiding. (b) [Huidige pagina], (2), voor de weergegeven pagina. 1 2 3 (c) 3. [Pagina's van] en [tot], (3), voor het paginabereik dat u opgeeft aan de hand van de paginanummers. Klik op OK.
OVERZICHT VAN HET MFP VOORAANZICHT 10 9 8 11 7 12 1 2 3 4 2 5 6 1. Uitvoervak, afgedrukte zijde naar beneden Standaarduitvoervak voor afdrukken. Kan maximaal 250 vel papier van 80 g/m² bevatten. 6. Universele lade (gesloten weergegeven). Deze lade wordt gebruikt voor zwaarder papier, enveloppen en andere speciale media. Indien nodig kan deze lade ook voor handmatige invoer van enkele vellen worden gebruikt. 2. Ontgrendelingsknopjes van de universele lade (drukken). 7.
ACHTERAANZICHT Hier ziet u het verbindingspaneel en het uitvoervak aan de achterzijde. 13. AAN/UIT-knop. 17. Netwerkconnector 14. USB-interface 18. Lijnaansluiting Aansluiting voor het faxapparaat op de telefoonlijn. 15. Netsnoeraansluiting 16. Achterzijde, uitvoervak voor 100 vel, afgedrukte zijde naar boven 19. Tel.verbinding. Aansluiting voor de telefoonhandset (indien nodig).
HET BEDIENINGSPANEEL 1 2 3 4 5 6 7 13 9 11 12 10 8 17 15 14 16 18 19 20 KOPIEER- EN BELGEDEELTE 1. Zoomen Wordt gebruikt om de schaling in stappen van 1% te verhogen tot 400% en te verlagen tot -25%. 2. oetsenblok Hiermee kunt u met één druk op de knop veelgebruikte of favoriete faxnummers bellen. 3. Toetsenblok Alfanumerieke toetsen: hiermee voert u het aantal kopieën, het faxnummer of het e-mailadres in. U kunt ook kiezen uit de standaardpercentages.
1 2 3 4 5 6 7 13 9 11 12 10 8 17 15 14 16 18 19 20 10. OK Wordt gebruikt om de op dat moment geselecteerde instellingen te selecteren en te bevestigen. 11. Terug Wordt gebruikt om selecties te annuleren en terug te gaan naar het hoogste niveau van de instelling. Met deze toets kunt u ook alle voorgaande invoer annuleren. 12. FTP Address Wordt gebruikt om het opgeslagen FTP-adres voor de functie 'Verzenden' aan te geven. Deze toets is alleen beschikbaar in de verzendmodus. 13.
DE TAAL OP HET LCD-SCHERM WIJZIGEN De standaardtaal die door uw MFP wordt gebruikt om berichten weer te geven en rapporten af te drukken, is het Engels. Raadpleeg de informatie die bij het product is bijgesloten (het hulpprogramma voor het instellen van de taal) over de procedure voor het wijzigen van de taalinstelling.
AAN DE SLAG CAUTION! Controleer of de scanner in de ONTGRENDELDE stand staat voordat u het apparaat gebruikt. 1. Open de documentklep. 2. Zet de vergrendingshendelvande scanner in de OPEN positie. MFP-STUURPROGRAMMA'S EN HULPPROGRAMMA'S INSTALLEREN TWAIN- EN PRINTERSTUURPROGRAMMA'S LET OP! Om ervoor te zorgen dat de scanfunctie naar behoren werkt, moet u het TWAIN-stuurprogramma en vervolgens het printerstuurprogramma installeren voordat de computer aansluit. 1. Start Microsoft Windows. 2.
4. Volg de instructies op het scherm op om de installatie van het stuurprogramma te voltooien. MFP NETWORK SETUP TOOL (MFP-HULPPROGRAMMA VOOR NETWERKINSTALLATIE) U vindt het MFP-hulpprogramma voor netwerkinstallatie op de cd Networking/Utilities CD in de map Utilities. Volg de instructies op het scherm op om de installatie van het installatiehulpprogramma te voltooien. Het MFP network setup tool (MFP-hulpprogramma voor netwerkinstallatie) kan C5550MFP-apparaten over netwerkverbindingen vinden. 1.
3. Markeer het gewenste zoekresultaat en klik op Toevoegen. Met het MFP network setup tool (MFP-hulpprogramma voor netwerkinstallatie) kunt u uw MFP configureren. Zie 'Preonfiguratiegegevens' op pagina 30 voor uitgebreide instructies. AANBEVOLEN PAPIER Het MFP kan allerlei afdrukmedia verwerken, inclusief papier van verschillende gewichten en formaten, transparanten en enveloppen.
De aanbevolen visitekaartjes worden geproduceerd door Oki (bestelnummer 09002985). CASSETTELADE In de cassettelade kunt u papier met een gewicht van 64g/m² tot 120g/m² plaatsen. De cassette is uitermate geschikt voor het afdrukken van A4-documenten van meer dan één pagina lang.
In de universele lade kan papier met een breedte van 105 mm en een lengte van maximaal 1200 mm (voor het afdrukken van banners) worden gebruikt. Gebruik voor papier dat langer is dan 356 mm (Legal 14 inch) een papiersoort met een gewicht van 90 tot maximaal 128 g/m² en het uitvoervak aan de achterzijde. Gebruik de universele lade voor het afdrukken van enveloppen en transparanten. Er kunnen maximaal 50 transparanten of 10 enveloppen tegelijk worden geladen, waarbij de stapel niet hoger mag zijn dan 10 mm.
PAPIER IN DE PRINTER PLAATSEN CASSETTELADE 1. Haal de papierlade uit het MFP. 2. Waaier het papier aan de korte zijden (1) en de lange zijden (2) uit om ervoor te zorgen dat er geen vellen aan elkaar kleven en tik vervolgens met de zijden van het papier op een vlak oppervlak om er weer een rechte stapel van te maken (3).
3. Plaats het papier (briefhoofdpapier met de bedrukte zijde naar beneden en met de bovenzijde in de richting van de voorkant van de printer). 1 2 4. Stel de achterste schuif (1) en de papiergeleiders (2) in op het gebruikte papierformaat. Vastlopen van papier voorkomen: > Laat geen ruimte vrij tussen het papier en de geleiders, en het papier en de achterste schuif. > Plaats niet te veel papier in de papierlade. Hoeveel papier er kan worden geladen, hangt af van het soort papier.
5. Als u wilt afdrukken en papier wilt uitvoeren met de afgedrukte zijde naar beneden, controleert u of het uitvoervak aan de achterzijde van de printer (3) is gesloten (het papier wordt nu aan de bovenzijde van het MFP uitgevoerd). De capaciteit van het vak is ongeveer 250 vel, afhankelijk van het papiergewicht. 6.
UNIVERSELE LADE 1. Open de universele lade en druk de papiersteun (1) voorzichtig naar beneden om ervoor te zorgen dat de steun vastzit in de onderste stand. 3 1 2 2. Plaats het papier en stel de papiergeleiders (2) in op het gebruikte papierformaat. > Voor afdrukken op voorbedrukt papier plaatst u het papier in de universele lade met de voorbedrukte zijde naar boven en met de bovenzijde als eerste in het MFP. > Enveloppen moeten met de afdrukzijde naar boven worden geplaatst.
juiste papierformaat voor de universele lade in. Zie '.... vanuit het beheerprogramma' op pagina 36 voor details. OPMERKING U hoeft maar één menu bij te werken. De scanner- en printermenu's worden automatisch gesynchroniseerd zodat de informatie consistent is.
HET APPARAAT CONFIGUREREN.... MINIMALE CONFIGURATIEVEREISTEN Voor een optimaal gebruik van uw MFP hebt u de volgende configuratie nodig: Voor het verzenden van faxen: een telefoonlijnverbinding. Voor het verzenden van e-mails: > TCP/IP-netwerk > Een SMTP-server en optioneel een POP3-server Voor het archiveren van documenten via een intranet: > Omgeving met het FTP-, HTTP- of CIFS-protocol > Windows 2000, Windows XP, HTTP- of FTP-server.
NETWERK INSTELLEN Voor de functies voor scannen naar e-mail en scannen naar FTP moet tevens het MFP correct worden ingesteld in uw netwerk. U moet de volgende netwerkparameters instellen zodat andere netwerkapparaten het MFP kunnen vinden in het netwerk: 1. DHCP ingeschakeld: 2. IP-adres: . 3. Subnetmasker: 4. Gateway-IP:. . . 5. DNS-server:. . . 6. SMTP-server:. 7. SMTP-poort:25 8. POP3-server: . 9. POP3-poort:110 . . . . . . . . Beschrijving: 1.
5. SMTP-server: Het IP-adres van de SMTP-mailserver dat de netwerkbeheerder heeft toegewezen. 6. SMTP-poort: Het poortnummer van de SMTP-mailserver. 7. DNS-server: Het IP-adres van de DNS-server dat de netwerkbeheerder heeft toegewezen. 8. POP3-server: Het IP-adres van uw POP3-server. 9. POP3-poort: Het poortnummer van de POP3-mailserver.
FUNCTIES VOOR INTERNETCOMMUNICATIE Scannen naar e-mail Met het MFP kunt u uw gescande document verzenden naar e-mailadressen in het netwerk. OPMERKING U moet tevens de details voor "Definiëren van" instellen om e-mail te kunnen verzenden. Scannen naar FTP Met het MFP kunt u gescande documenten rechtstreeks opslaan op een aangewezen server of pc in het netwerk met een normale PDF-, JPEG-, TIFF- of MTIFFbestandsindeling.
CONFIGURATIE Er is een aantal configuratieopties beschikbaar waarmee u de scanner-, fax- en printerinstellingen aan uw eigen wensen kunt aanpassen. Er zijn drie manieren om het MFP te configureren: 1. Vanaf de webpagina van het MFP. 2. Vanuit de beheerprogramma's van het MFP (raadpleeg de gebruikershandleiding van het hulpprogramma voor netwerkinstallaties op de meegeleverde cd-rom).
....VANAF DE WEBPAGINA Typ het IP-adres van het MFP in het adresveld van de browser en druk op Enter. De MFP-pagina verschijnt op het scherm. Bijvoorbeeld: http://192.168.1.41 OPMERKING De beheerdersinstellingen (Administrative Settings) zijn geblokkeerd met een wachtwoord. Het is raadzaam dat de systeembeheerder een nieuw wachtwoord maakt, omdat dit apparaat bij levering geen specifiek wachtwoord heeft. Het apparaat configureren....
.... VANUIT HET BEHEERPROGRAMMA Als u dit nog niet hebt gedaan, installeert u het MFP Network Setup Tool (MFP-hulpprogramma voor netwerkinstallatie) volgens de aanwijzingen in 'MFP Network Setup Tool (MFPhulpprogramma voor netwerkinstallatie)' op pagina 21. OPMERKING De beheerdersinstellingen (Administrative Settings) zijn geblokkeerd met een wachtwoord. Het is raadzaam dat de systeembeheerder een nieuw wachtwoord maakt, omdat dit apparaat bij levering geen specifiek wachtwoord heeft.
....VANAF HET BEDIENINGSPANEEL VAN DE SCANNER Druk op het bedieningspaneel van de scanner op Menu (1). Gebruik de pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG (2) om te bladeren, OK (3) om te selecteren en Return (4) om de selectie te annuleren of het menuonderdeel te verlaten. 2 4 1 3 OPMERKING U kunt deze beheerinstellingen alleen opgeven via de webpagina of het hulpprogramma voor netwerkinstallaties. U kunt de instellingen niet doen vanaf het bedieningspaneel.
DE FAXFUNCTIE INSTELLEN DE EERSTE KEER INSTELLEN U moet de volgende parameters instellen voordat u de faxfunctie op het MFP kunt gebruiken: > Datum en tijd > Landcode > Station-id en -nummer Er zijn andere parameters die u indien nodig later kunt aanpassen aan uw persoonlijke voorkeuren, raadpleeg de faxinstallatietabel voor details (Zie “Geavanceerde setup” op pagina 39). Faxparameters instellen: 1. Druk op de knop Menu om het scherm met menuinstellingen weer te geven. 2.
12. Geef het id-nummer en het telefoonnummer op, en druk op OK om te bevestigen. 13. Druk op Return om de selecties bij te werken en het menu te verlaten. OPMERKING Als u het apparaat aansluit via een PBX-lijn (Private Branch Exchange), moet u tevens een belprefix opgeven zodat het apparaat een externe lijn kan krijgen voordat wordt gebeld. Zie 'Aansluiten op een PBX' op pagina 43.
8. Geef het faxnummer van de nieuwe bestemming op en druk op OK. OPMERKING 1. De naam kan maximaal 32 tekens lang zijn. Het nummer kan maximaal 32 cijfers lang zijn. 2. Als het faxnummer een toestelnummer heeft, drukt u op de knop Onderbreken om een '-' tussen de cijfers te plaatsen Tijdens het bellen wordt dan een tweede pauze ingevoegd. Een groep toevoegen aan het telefoonboek Het apparaat kan 20 instellingen voor groepen bevatten, waarbij elke groep 50 nummers kan bevatten.
Een snelkeuzenummer uit het telefoonboek verwijderen Verwijder als volgt een snelkeuzenummer uit het telefoonboek: 1. Druk op de knop Menu op het bedieningspaneel. 2. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Faxinstellingen te bladeren en druk op OK. 3. Druk op OK om Telefoonboek te selecteren. 4. Gebruik de pijltoets OMLAAG om naar Verwijder snelkeuze te bladeren en druk op OK. 5.
6. Druk op Return als u klaar bent met uw selectie en terug wilt gaan naar het vorige scherm. Op het LCD-scherm wordt het geselecteerde aantal groepen bevestigd. 7. Druk op OK om de verwijdering te bevestigen of op Stoppen om de verwijderingen te annuleren. Alle nummers uit het telefoonboek verwijderen Verwijder als volgt alle nummers uit het telefoonboek: 1. Druk op de knop Menu op het bedieningspaneel. 2. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Faxinstellingen te bladeren en druk op OK. 3.
Aansluiten op een PBX Een PBX (Private Branch Exchange) is een privételefoonsysteem dat gebruikt wordt om gesprekken intern door te schakelen, bijvoorbeeld in een bedrijf. Wanneer een telefoonnummer wordt gebeld, wordt indien een prefixnummer (toegangsnummer) is vereist om een buitenlijn te kunnen krijgen, de lijn verbonden met een PBX.
3. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Fax instellen te bladeren en druk op OK. 4. Gebruik de pijltoets OMLAAG om naar Opnieuw bellen te bladeren en druk op OK. 5. Kies het gewenste aantal pogingen om opnieuw te bellen (tussen 0 en 10) en druk op OK. 6. Gebruik de pijltoets OMLAAG om naar Interval opnieuw bellen te bladeren en druk op OK. 7. Kies het gewenste interval om opnieuw te bellen (tussen 1 en 6 minuten) en druk op OK. 8.
Een telefoonhandset toevoegen Als u een telefoonhandset aan uw MFP wilt toevoegen, sluit u de lijn aan op de telefoonaansluiting (in sommige landen hebt u wellicht een telefoonstekkeradapter nodig). OPMERKING Wikkel de telefoonlijn eenmaal rond het ferriet zoals op de afbeelding wordt getoond. U moet tevens de telefooninstellingen bijwerken om het antwoord in te stellen: 1. Druk op de knop Menu op het bedieningspaneel. 2. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Faxinstellingen te bladeren en druk op OK. 3.
6. Druk op Return om de nieuwe configuratie-instellingen op te slaan en het menu te verlaten. OPMERKING Manuele ontvangst moet ook zijn geactiveerd. Zie “Handmatige ontvangst” op pagina 44. Het apparaat configureren....
AFDRUKINSTELLINGEN EN BEVEILIGING Via de menu’s op het bedieningspaneel van het MFP hebt u toegang tot vele opties. Ook het printerstuurprogramma van Windows bevat veel instellingen voor dezelfde opties. Als opties in het printerstuurprogramma overeenkomen met de opties in de menu's op het bedieningspaneel, hebben de instellingen van de Windows-printerdriver bij het afdrukken van documenten vanuit Windows voorrang boven de instellingen van de menu's op het bedieningspaneel.
Welk venster er wordt geopend als u op Eigenschappen klikt, hangt af van het printerstuurprogramma die is geïnstalleerd. De PostScript-driver biedt andere opties dan de PCL-driver. BEVEILIGD AFDRUKKEN Met de functie voor beveiligd afdrukken kunt u vertrouwelijke documenten afdrukken op MFP's die worden gedeeld met andere gebruikers in een netwerkomgeving. Het document wordt pas afgedrukt wanneer u een pincode (persoonlijke identificatiecode) invoert op het bedieningspaneel van de printer.
HET DOCUMENT VERZENDEN 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] de eventueel opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. Zie 'Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen' op pagina 142. 2. Klik op [Beveiligde afdruk] op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. 3. Het venster Taak PIN (persoonlijk identificatienummer) wordt geopend. 4. Als dit venster niet wordt geopend, klikt u op de knop [PIN]. 5.
8. Uw PIN moet uniek zijn op dit MFP. De systeembeheerder moet aan elke gebruiker een PIN toewijzen. 9. Klik op [OK] om uw wijzigingen te accepteren. 10. Klik op [OK] om het venster Eigenschappen voor printer te sluiten. 11. Druk het document af. 12. De afdruktaak wordt naar het MFP gestuurd, maar wordt op dat moment nog niet afgedrukt. HET DOCUMENT AFDRUKKEN U drukt uw beveiligde afdruktaak af via het bedieningspaneel van het MFP op de voorzijde van de printer.
8. Druk op [ENTER] om uw document af te drukken. Wanneer alle gewenste kopieën zijn afgedrukt, wordt het document automatisch verwijderd van de vaste schijf van het MFP. OPMERKING U kunt beveiligde documenten ook op afstand, vanaf uw pc, afdrukken en verwijderen met het hulpprogramma Storage Device Manager.
OPSLAAN OP DE VASTE SCHIJF Met deze functie kunt u afdruktaken maken op de computer en opslaan op de vaste schijf van het MFP voor afdrukken op verzoek. Dit is handig voor formulieren, algemene memo's, briefhoofden, briefpapier en dergelijke. Als u deze functie gebruikt voor bijvoorbeeld standaardformulieren, kunt u op elk gewenst moment naar het MFP gaan en uw formulieren afdrukken zonder dat u ze opnieuw vanaf de pc hoeft te verzenden.
HET DOCUMENT VERZENDEN Volg de procedure die is beschreven in het gedeelte 'Het document verzenden' op pagina 49 voor het verzenden van een beveiligd document. Alleen moet u op het tabblad [Taakopties] in stap 2 klikken op [Opslaan op HDD]. HET DOCUMENT AFDRUKKEN Volg de procedure die is beschreven in het gedeelte 'Het document afdrukken' op pagina 50 voor het afdrukken van een beveiligd document. In dit geval wordt het document niet verwijderd van de vaste schijf nadat het is afgedrukt.
GECODEERD, BEVEILIGD AFDRUKKEN De veiligheid van het netwerk is in sommige organisaties een groeiend probleem. Met beveiligd afdrukken kunt u vertrouwelijke documenten verzenden, opslaan en afdrukken op MFP's die worden gedeeld met andere gebruikers in een netwerkomgeving. Door uw documenten te coderen voordat u deze naar het MFP stuurt, voorkomt u dat onbevoegden inzicht krijgen in vertrouwelijke of gevoelige informatie.
3. Het venster Gecodeerde beveiligde afdruk wordt geopend. 4. Geef in het venster Gecodeerde beveiligde afdruk een [Wachtwoord] op voor deze afdruktaak: Het wachtwoord moet uit minimaal 4 en maximaal 12 alfanumerieke tekens bestaan. De cijfers 1 tot en met 9 en de letters a tot en met z zijn allemaal geldig. Als u wilt dat u wordt gevraagd om het wachtwoord van de taak op het MFP in te voeren, schakelt u het selectievakje [Vraag altijd om wachtwoord] onder het wachtwoord in. 5.
> Meerdere keren willekeurig overschrijven: hiermee wist u een afdruktaak nadat deze driemaal met gegevens is overschreven. Dit is de veiligste manier om een afdruktaak te wissen, maar het duurt echter langer om de taak te voltooien. 6. Kies de time-outperiode voor automatisch wissen Geef de tijdsperiode op (uren:minuten) waarin de afdruktaak op de vaste schijf van het MFP wordt opgeslagen. Nadat deze periode is verstreken, wordt de afdruktaak automatisch van de vaste schijf gewist. 7.
BEDIENING Met zijn intuïtieve bedieningspaneel biedt dit multifunctionele product (MFP) veel gebruiksgemak. Als het apparaat eenmaal is geconfigureerd, is de bediening redelijk eenvoudig. OPMERKING Als de PIN-beperking is ingeschakeld voor één of voor alle MFP-functies, moet u eerst uw pincode opgeven. In de volgende gedeelten wordt het kopiëren van uw gescande document beschreven, wordt beschreven hoe u uw document verspreidt via internet en hoe u het document via de fax verzendt.
> Houd de glasplaat schoon en laat er geen documenten op achter. OPMERKING Als u afwijkende soorten documenten wilt verzenden, plaatst u de documenten op de glasplaat of maakt u eerst een kopie en verzendt u vervolgens de kopie. 1. Als u meerdere pagina's hebt, waaiert u de pagina's uit om vastlopen van papier te voorkomen. De automatische documentinvoer kan maximaal 50 pagina's tegelijk bevatten. 2 1 3 2.
DOCUMENTEN OP DE GLASPLAAT PLAATSEN 1. Open de documentklep. 2. Leg het document met de tekst omlaag op de glasplaat en schuif het papier tegen de linkerbovenhoek aan. 3. Sluit de documentklep. DOCUMENTEN VERZENDEN VIA E-MAIL BASISBEDIENING 8 3 1 5 2 4 6 7 1. Leg uw documenten met de afdrukzijde omhoog in de automatische documentinvoer of met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat (zoals hiervoor beschreven). 2. Druk op het bedieningspaneel bij Mode (1) op Verzenden.
selecteren, en druk vervolgens op OK (4). Als u het sneller wilt doen, kunt u ook alleen de eerste letter van het e-mailadres typen op het toetsenblok (8). Druk op Return (5) als u wilt teruggaan naar het hoofdscherm Email. 4. Voer het onderwerp van de e-mail in. Als u geen onderwerp invoert, verschijnt het standaardonderwerp. 5. Typ of selecteer zo nodig ook CC- en BCC-adressen. 6.
GEAVANCEERDE BEDIENING Als u niet tevreden bent met het gescande beeld, kunt u dit verbeteren met de geavanceerde functies. OPMERKING De geavanceerde functies worden enkel voor illustratiedoeleinden weergegeven voor het bedieningspaneel van de scanner. U kunt de functies ook vinden op de webpagina en het MFP Network Setup Tool (MFPhulpprogramma voor netwerkinstallatie).
OPMERKING > Als u hierbij een fout maakt, drukt u op Stop (3) op het bedieningspaneel om de bewerking te annuleren. > Als u gedurende drie minuten niets typt in de velden Van, Onderwerp, Aan, CC of BCC, verdwijnen de eerder ingevoerde tekens automatisch uit het LCD-scherm. > Met dit apparaat kunt u gescande documenten naar meer e-mailadressen sturen. Voer gewoon meerdere adressen in, van elkaar gescheiden door een komma.
DOCUMENTEN VERZENDEN NAAR EEN BESTANDSSERVER Voordat u uw bestand naar een bestandsserver verzendt, moet u profielen opstellen om het proces te versnellen. Een profiel bevat een lijst met archiveringsparameters zoals uw archiveringsprotocol, de map, een bestandsnaam en andere scanparameters. U voegt een nieuw profiel toe op de webpagina van het apparaat of via het hulpprogramma voor netwerkinstallaties, dat u vanaf de meegeleverde cd-rom kunt installeren en vervolgens kunt starten. 2 1 3 4 5 1.
KOPIËREN BASISBEDIENING 1 2 3 4 1. Leg uw documenten met de afdrukzijde omhoog in de automatische documentinvoer of met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat. 2. Druk indien nodig op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Kopiëren (1) om het scherm Kopiëren te openen. OPMERKING De standaard fabrieksinstelling is de modus Kopiëren. 3. Druk op Mono (2) om uw documenten in zwart-wit te kopiëren of op Kleur (3) om uw documenten in kleur te kopiëren.
GEAVANCEERDE BEDIENING De aanvullende instellingen openen OPMERKING Enkel voor illustratiedoeleinden worden de geavanceerde functies weergegeven vanaf het bedieningspaneel van de scanner. U kunt de functies ook vinden op de webpagina en het MFP Network Setup Tool (MFP-hulpprogramma voor netwerkinstallatie).
De schaal wijzigen Het apparaat is ingesteld op 100% schaling. Als u het origineel wilt verkleinen of vergroten, kunt u het origineel met deze functie maximaal 400% vergroten of 25% verkleinen. U vergroot of verkleint het originele document als volgt: 1. 2. 3. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op Kopiëren (1) om het scherm Kopiëren te openen. 1 Druk op de knop Selecteren (4) als u een vooraf ingestelde waarde van 100%, 25%, 50%, 70%, 141%, 200% en 98% (Passend maken op een blad) wilt selecteren.
De kopieerkwaliteit verbeteren Het apparaat is vooraf ingesteld op snel kopiëren ('Speed'). Zo nodig kunt u deze instelling wijzigen in 'Tekst' of 'Fijn' om de kopieerkwaliteit te verbeteren. U wijzigt als volgt de kopieerkwaliteit: 1. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Kopiëren om het scherm Kopiëren te openen. 2. Druk op de knop Aanvullende instellingen. 3. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Kwaliteitsinstelling te bladeren en druk op OK. 4. Kies 'Tekst' of 'Foto' en druk op OK.
Het aantal kopieën verhogen Het aantal kopieën dat wordt gemaakt is standaard ingesteld op 1. Als u het aantal exemplaren wilt verhogen, geeft u het gewenste aantal op met het numerieke toetsenblok. U verhoogt als volgt het aantal exemplaren: 1. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Kopiëren om het scherm Kopiëren te openen. 2. Voer het gewenste aantal kopieën in met het numerieke toetsenblok. Op het LCD-scherm wordt het geselecteerde aantal exemplaren bevestigd.
FAXEN BASISBEDIENING 5 4 9 3 6 2 1 7 8 Zoeken in het telefoonboek Zoek als volgt in de inhoud van het telefoonboek: 1. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Fax (1) om het scherm Fax te openen. 2. Druk op de knop Adresboek (2). 3. Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG (3) om door de lijst te bladeren en druk OK op om een item te selecteren. 4. Druk op Return als u klaar bent met uw selectie en terug wilt gaan naar het vorige scherm.
Een fax naar één locatie sturen 1. Leg uw documenten met de afdrukzijde omhoog in de automatische documentinvoer of met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat. 2. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Fax (1) om het scherm Fax te openen. 3. Geef het faxnummer van de bestemming op door: > het nummer op te geven op het numerieke toetsenblok (4); > op de gewenste snelkeuzetoets (5) te drukken; > een nummer in het telefoonboek te selecteren, (Zie 'Zoeken in het telefoonboek' op pagina 69).
Fax ontvangen Uw MFP is ingesteld op automatische ontvangst van faxen. Als u dit wilt wijzigen in handmatige ontvangst, raadpleegt u'Handmatige ontvangst' op pagina 44 voor details. OPMERKING Als het MFP een fax verzendt, worden binnenkomende faxen geweigerd. Tijdens de uitvoering van andere functies, bijvoorbeeld kopiëren, opslaan, e-mailen, enzovoort, worden binnenkomende faxen opgeslagen en afgedrukt wanneer het MFP beschikbar is.
De faxkwaliteit wijzigen Het apparaat is vooraf ingesteld op 'Fijn'. Indien nodig kunt u 'Extra fijn' of 'Foto' selecteren om de faxkwaliteit te verbeteren, of kunt u de faxkwaliteit verlagen door 'Standaard' te selecteren. U wijzigt als volgt de faxkwaliteit: 1. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Fax om het faxscherm te openen. 2. Druk op de knop Aanvullende instellingen en druk op OK. 3. Selecteer de gewenste kwaliteitsinstelling en druk op OK. 4.
Afmetingen document Het apparaat is vooraf ingesteld op het A4-formaat. Het documentformaat wijzigen: 1. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Fax om het scherm Fax te openen. 2. Druk op de knop Aanvullende instellingen. 3. Gebruik de pijltoets OMLAAG om naar de instelling Documentformaat te bladeren en druk op OK. 4. Selecteer het gewenste formaat en druk op OK. 5. Druk op Return om het menu te verlaten en terug te gaan naar het faxscherm.
Handmatige invoer Als u meerdere reeksen documenten vanaf de ADF of de scanner moet verzenden, schakelt u de optie 'Handmatige invoer' in. De fax instellen op handmatige invoer: 1. Leg uw documenten met de afdrukzijde omhoog in de automatische documentinvoer of met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat. 2. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Fax om het scherm Fax te openen. 3. Druk op de knop Aanvullende instellingen. 4.
3. Gebruik de pijltoets OMLAAG om naar de instelling Polling-ontvangst te bladeren en druk op OK. 4. Kies 'AAN' en druk op OK. 5. Druk op Return om het menu te verlaten en terug te gaan naar het faxscherm. 6. Geef de gewenste locatie op met de snelkeuzetoetsen of het numerieke toetsenblok. 7. Druk op Mono om de polling te starten. Overzeemodus Om verzendproblemen te voorkomen wanneer u een fax overzee verzendt, stelt u de fax in op de overzeemodus. 1.
Uitzending U kunt een fax verzenden naar meerdere plaatsen tegelijk: 1. Leg uw documenten met de afdrukzijde omhoog in de automatische documentinvoer of met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat. 2. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Fax om het scherm Fax te openen. 3.
FAXTAKEN ANNULEREN Als u een opgeslagen faxtaak niet meer nodig hebt, kunt u deze annuleren en uit het MFP-geheugen verwijderen. OPMERKING Het wachtwoord van de beheerder is vereist om deze functie uit te voeren. 1. Druk op het bedieningspaneel bij Mode op de knop Menu om het scherm Menu-instellingen te openen. 2. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Faxinstellingen te bladeren en druk op OK. 3. Gebruik de pijltoets OMHOOG om naar Faxtaken annuleren te bladeren en druk op OK. 4.
4. Selecteer het gewenste rapport en druk op OK als u het volgende wilt afdrukken: > Activiteitenrapport. > Overdrachtsrapport. U kunt het overdrachtsrapport wijzigen met de volgende beschikbare opties: Ja / Alleen fout / Uit. > Uitzendrapport Het uitzendrapport kan worden gewijzigd zodat u een afbeelding van de eerste pagina van de faxverzending kunt opnemen. Selecteer: Afbeelding in MCF > AAN. SCANNEN BEDIENING VAN DE SCANNER 1. Start de scantoepassing. 2.
Er verschijnt een dialoogvenster met de scanopties. 1 2 3 6. Selecteer de gewenste scanmethode in het vervolgkeuzemenu voor scanmethode (1). 7. Selecteer de modus die u wilt gebruiken voor uw scans in het vervolgkeuzemenu voor beeldtype (2). 8. Selecteer een scanresolutie in het vervolgkeuzemenu voor resolutie (3). 9. Selecteer de gewenste instelling voor de scanfuncties (bijvoorbeeld Verscherpen, Effenen) die u wilt gebruiken (zie 'Het beeld verbeteren' verderop in dit hoofdstuk). 10.
DE GEBRUIKERSINTERFACE 7 8 1 9 2 10 3 11 4 5 6 1. Scanmethode De opties zijn: ADF/Multi-page, Flatbed (Automatische documentinvoer/meer pagina's, glasplaat). 2. Beeldtype De opties zijn: Black & White, 8-Bit Grey, 24-Bit Color, Half tone (Zwart-wit, 8-bits grijs, 24-bits kleur, halftoon). 3. Resolutie De opties zijn: 50, 72, 100, 144, 150, 200, 300, 600, 1200, 2400, 4800 (dpi). 4. Helderheid Stel het helderheidsniveau in op een waarde tussen 100 en +100. 5.
DE BASISFUNCTIES GEBRUIKEN Scanmethode De opties zijn: > Flatbed (Glasplaat): selecteer deze instelling wanneer u een foto of krantenknipsel wilt scannen. > ADF/Multipage (Automatische documentinvoer/meer pagina's): selecteer deze instelling wanneer u een document van meer pagina's wilt scannen vanaf de automatische documentinvoer. Beeldtype 1 2 3 4 1. Kies B&W (zwart-wit) als het origineel alleen zwart-witte tekst bevat of een potlood-/pentekening. 2.
Resolutie De juiste resolutie geeft een scherp beeld met goede detaillering. De resolutie wordt gemeten in dots (stippen) per inch (dpi). OPMERKING Een kleurenafbeelding op A4-formaat die is gescand met een resolutie van 300 dpi in de modus True Color (Ware kleur) verbruikt ongeveer 25 MB schijfruimte. Een hogere resolutie (dat wil meestal zeggen meer dan 600 dpi) wordt alleen aanbevolen wanneer u een klein gebied in de modus True Color moet scannen. Helderheid en contrast instellen 1.
3. Afbeelding automatisch selecteren Stel automatisch het hele beeld in als uw scangebied. (U kunt ook de afmetingen van het gebied wijzigen door diagonaal 'slepen en neerzetten'.) Het beeld verbeteren 1. Effenen Hiermee elimineert u de moirépatronen* die u meestal aantreft op afgedrukt materiaal. (1) Voor; (2) na. * 2. 1 2 Moirépatroon: een ongewenst patroon in een kleurenafdruk door een onjuiste schermhoek van een erover gedrukte halftoon. Verscherpen Het gescande beeld scherper maken.
4. Automatisch niveau Hiermee stelt u automatisch de lichte gebieden en schaduwgebieden van het gescande beeld bij om het volgende te optimaliseren. De geavanceerde functies gebruiken 2 3 4 5 6 7 1 1. Klik op de knop voor omschakelen (1) om de balk met geavanceerde instellingen (2 tot en met 7) te selecteren. De geavanceerde instellingen zijn instellingen voor licht/ schaduw, tint/verzadiging/helderheid, curve, kleurbalans en kleur verwijderen.
2. Niveaus voor licht/schaduw 1 3 2 4 Licht verwijst naar het lichtste punt in een gescand beeld terwijl schaduw naar het donkerste punt verwijst. Door de functies voor licht en schaduw samen te gebruiken kunt u het kleurenbereik vergroten en meer details laten zien in een grijs beeld of kleurenbeeld. Schaduw (1):het donkerste punt in een beeld. Gamma (2):de middentinten in een beeld. Licht (3):het lichtste punt in een beeld. Aanwijzer (4):verplaats deze om de waarde te wijzigen.
Wanneer de waarde voor licht en schaduw verandert, verandert het beeld als volgt. 3. 1. 2. 3. 4. Licht: Licht: Licht: Licht: 1 2 3 4 255/schaduw: 0(Normaal); 210/schaduw:10; 200/schaduw:0; 255/schaduw: 50 De curve aanpassen Hiermee past u de middentinten van het beeld aan zonder de lichtste en donkerste gebieden ervan al te zeer te veranderen. Wanneer de curve omhoog of omlaag wordt verplaatst, wordt het beeld donkerder of lichter.
4. Tint/verzadiging/lichtheid van de kleur Verbeter een beeld door het niveau van tint/verzadiging/lichtheid te veranderen. a b c (a) Hue (Tint) Hier past u de tint aan door het driehoekje naar rechts of links te verplaatsen. (Houd er rekening mee dat de kleurintensiteit gelijktijdig verandert wanneer de tint wordt aangepast.) (b) Saturation (Verzadiging) Verplaats het driehoekje naar rechts om het verzadigingsniveau te verhogen of naar links om het niveau te verlagen.
Het eerste vak verwijst naar het percentage voor cyaan/rood, het tweede naar magenta/groen en het derde naar geel/blauw. 6. Kleur verwijderen Als u op deze knop klikt, wordt het onderstaande dialoogvenster Colour Drop-out weergegeven. Hier kunt u een van de kleurkanalen voor R (rood), G (groen) of B (blauw) verwijderen. Deze functie komt vooral van pas wanneer u een beeld converteert naar tekst met OCR-software. OPMERKING Voor deze functie worden alleen beelden in zwart-wit of grijs ondersteund. 7.
OVERIGE FUNCTIES 1 1. 2 3 4 Maateenheid: geeft het gebruikte maatsysteem aan. U kunt de maateenheid wijzigen door op deze knop te klikken. De opties zijn: inch, cm, pixel. 2. Papierformaatkeus: Card 4" x 2.5", Photo 5" x 3.5", Photo 3.5" x 5", Photo 4" x 6", Photo 6" x 4", B5, A5, A4, Letter, A3 en scanner maximum (Kaart 10 x 6 cm, Foto 13 x 9 cm, Foto 9 x 13 cm, Foto 10 x 15 cm, Foto 15 x 10 cm, B5, A5, A4, Letter, A3 en scannermaximum). 3.
ONDERHOUD VERWACHTTE GEBRUIKSDUUR OPMERKING Wanneer op het LCD het bericht TONER OP wordt weergegeven, of als de afdruk er vaag uitziet, opent u eerst het bovendeksel en tikt u een aantal keren op de cartridge om het tonerpoeder gelijkmatig te verspreiden. Op deze manier kunt u het meeste uit uw tonercartridge halen.
BESTELINFORMATIE VERBRUIKMATERIALEN ITEM GEBRUIKSDUUR BESTELNUMMER Toner, zwart 6.000 A4 bij 5%* 43324424 Toner, cyaan 5.000 A4 bij 5%* 43324423 Toner, magenta 5.000 A4 bij 5%* 43324422 Toner, geel 5.000 A4 bij 5%* 43324421 Afbeeldingstrommel, zwart 20.000 A4-pagina's* 43381724 Afbeeldingstrommel, cyaan 20.000 A4-pagina's* 43381723 Afbeeldingstrommel, magenta 20.000 A4-pagina's* 43381722 Afbeeldingstrommel, geel 20.000 A4-pagina's* 43381721 Fuser 60.
VERBRUIKSMATERIALEN VERVANGEN TONERCARTRIDGE VERVANGEN LET OP! Om verspilling van toner en mogelijke fouten van de tonersensor te voorkomen moet u de tonercartridge(s) pas vervangen wanneer de melding 'TONER LEEG' wordt weergegeven. De toner die in dit apparaat wordt gebruikt, is een heel fijn droog poeder. De toner wordt geleverd in vier cartridges: cyaan, magenta, geel en zwart.
1. Til voorzichtig de scanner op. 2. Druk op de knop (a) voor het openen van het MFP-deksel (b) en open het deksel volledig. b a WAARSCHUWING! Als het MFP ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan.
3. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge (a) Trek de gekleurde ontgrendelingshendel (1) op de cassette die moet worden vervangen, volledig naar de voorzijde van het MFP.
4. Til de rechterzijde van de cassette op en trek de cassette vervolgens naar rechts om de linkerzijde los te maken. Haal de tonercassette uit het MFP. 1 2 5. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair. LET OP! Het groene trommeloppervlak is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht.
7. Schud de nieuwe cartridge een aantal keren voorzichtig heen en weer om de toner in de cartridge los te maken en gelijkmatig te verdelen. 8. Verwijder nu het verpakkingsmateriaal en trek het tape van de onderzijde van de cartridge. 9. Houd de cartridge aan de bovenzijde in het midden vast met de gekleurde hendel rechts. Laat de cartridge in de printer zakken op de trommeleenheid waaruit u de oude cartridge hebt verwijderd.
10. Plaats de linkerzijde van de cassette eerst in de bovenzijde van de afbeeldingstrommel, druk deze tegen de veer op de trommeleenheid en laat vervolgens de rechterzijde van de cassette op de trommeleenheid zakken. 1 11. 2 Druk de cartridge voorzichtig naar beneden om ervoor te zorgen dat de cartridge goed vastzit en druk vervolgens de gekleurde hendel (1) in de richting van de achterzijde van het MFP Hiermee vergrendelt u de cartridge en kan er toner naar de trommeleenheid worden overgebracht.
12. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. 13. Laat de scanner voorzichtig zakken. AFBEELDINGSTROMMEL VERVANGEN LET OP! Ga voorzichtig met deze apparaten om. Ze zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Het MFP bevat vier image drums: cyaan, magenta, geel en zwart. 1. Til voorzichtig de scanner op.
2. Druk op de knop (a) voor het openen van het MFP-deksel (b) en open het deksel volledig. b a WAARSCHUWING! Als het MFP ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 3. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4.
4. Pak de afbeeldingstrommel aan de bovenkant in het midden vast en til deze samen met de bijbehorende tonercartridge uit het MFP. 5. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair en om te voorkomen dat het groene trommeloppervlak beschadigd raakt. LET OP! Het groene trommeloppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig.
7. Til de rechterzijde van de cassette op en trek de cassette naar rechts om de linkerzijde los te maken en haal de tonercassette uit de afbeeldingstrommelcassette. Plaats de cartridge op een vel papier om te voorkomen dat er vlekken op uw meubilair komen. 2 1 8. Haal de nieuwe afbeeldingstrommel uit de verpakking en plaats deze op het vel papier waarop ook de oude cartridge was geplaatst. Plaat de cartridge op dezelfde manier als de oude eenheid.
10. Duw de gekleurde ontgrendelingshendel (1) van u af om de tonercartridge te vergrendelen op de nieuwe trommeleenheid zodat er toner naar de drum kan worden overgebracht. 1 11. Houd de complete set aan de bovenzijde in het midden vast en laat de set op zijn plaats in het MFP zakken, waarbij u de voetjes in de uitsparingen aan de zijkanten van de MFP-ruimte plaatst. 12. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen.
13. Laat de scanner voorzichtig zakken. OPMERKING indien u dit product om wat voor reden dan ook moet retourneren of transporteren, moet u eerst de trommeleenheid verwijderen en deze in de bijgeleverde zak plaatsen. Hierdoor kan er geen toner worden gemorst. VERVANGING VAN DE TRANSPORTBAND De transportband bevindt zich onder de vier afbeeldingstrommels. Deze eenheid moet worden vervangen nadat er ongeveer 60.000 pagina's zijn afgedrukt.
2. Druk op de knop (a) voor het openen van het MFP-deksel (b) en open het deksel volledig. b a WAARSCHUWING! Als het MFP ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 3. Let op de posities van de vier cartridges. Het is van essentieel belang dat ze in dezelfde volgorde worden teruggeplaatst. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4.
4. Til alle drum eenheden uit het MFP en plaats ze op een veilige plek waar ze niet worden blootgesteld aan warmte en licht. LET OP! Het groene trommeloppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht. Als de trommeleenheid voor langere tijd uit het MFP moet worden verwijderd, moet u de cartridge in een zwarte plastic zak doen zodat de cartridge niet wordt blootgesteld aan licht.
5. Zoek de twee bevestigingen (5) aan beide zijden van de band en zoek de greep (6) aan de voorzijde. 5 6 5 6. Draai de twee bevestigingen 90° naar links. Hierdoor komt de band los van de MFP-behuizing. 7. Trek de greep (6) omhoog zodat de band aan de voorzijde omhoog komt en trek de transportband uit het MFP. 8. Laat de nieuwe transportband op zijn plaats zakken, met de greep aan de voorzijde en het drijfwerk aan de achterzijde van het MFP.
11. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. 12. Laat de scanner voorzichtig zakken. DE FUSER VERVANGEN De fuser zit in het MFP direct achter de vier image drumeenheden. WAARSCHUWING! Als het MFP kortgeleden nog is ingeschakeld geweest, zijn sommige fuseronderdelen erg heet. Ga heel voorzichtig met de fuser om en houdt de fuser alleen vast bij de greep, die slechts warm aanvoelt.
1. Til voorzichtig de scanner op. 2. Druk op de knop (a) voor het openen van het MFP-deksel (b) en open het deksel volledig. b a 3. Zoek de fuserhendel (1) boven op de fusereenheid.
4. Trek de twee fuserhendels (2) in de richting van de voorzijde van de printer zodat ze helemaal rechtop staan. 1 C 2 M Y K 5. Houd de fuser vast bij de greep (1) en til de fuser recht omhoog uit het MFP. Indien de fuser nog warm is, plaats u deze op een vlak oppervlak dat niet beschadigd kan raken door hitte. 6. Haal de nieuwe fuser uit de verpakking en verwijder het transportmateriaal. 7. Houd de nieuwe fuser bij de greep vast en zorg ervoor dat u de fuser de juiste positie heeft.
8. Laat de fuser in het MFP zakken, waarbij u de twee nokjes (3) in de uitsparingen in het metalen gedeelte tussen het fusergebied en de afbeeldingstrommels laat zakken. 9. Duw de twee hendels (2) waarmee de fuser wordt vergrendeld naar de achterzijde van het MFP om de fuser vast te zetten. C 2 M Y K 10. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. 11. Laat de scanner voorzichtig zakken.
REINIGEN ....DE ADF Na verloop van tijd raken de papierrollers en pad-module vervuild door inkt, tonerdeeltjes of papierstof. Als dit gebeurt, kan de scanmodule de documenten niet soepel doorvoeren. Volg in dit geval onderstaande reinigingsprocedure. 1. Bevochtig een wattenstaafje met isopropyl-alcohol (95%). 2. Trek de klep aan de voorkant van de ADF voorzichtig open. 3. Reinig de doorvoerrol (1) door met het wattenstaafje van de ene naar de andere kant te vegen. 1 2 4.
....DE GLASPLAAT De glasplaat moet af en toe worden gereinigd om zeker te zijn van een heldere beeldkwaliteit en optimale prestaties. Reinig de glasplaat als volgt. 1. Open de documentklep (1). 1 3 2 2. Maak een zachte, schone doek vochtig met isopropylalcohol (95%). 3. Veeg de glasplaat (2) en het witte vel (3) op de onderkant van de documentklep voorzichtig af om stof en tonerdeeltjes te verwijderen. 4. Sluit de documentklep (1).
....DE LED-KOP Reinig de LED-kop wanneer de afdrukken onduidelijk zijn, witte lijnen vertonen of wanneer de tekst vaag is. U hoeft het MFP niet uit te schakelen om de lens te reinigen. 1. Til voorzichtig de scanner op. 2. Druk op de knop (a) voor het openen van het MFP-deksel (b) en open het deksel volledig.
3. Neem het oppervlak van de LED-kop voorzichtig af met een zachte doek. LET OP! Gebruik geen methylalcohol of andere oplosmiddelen op de LED-kop. Dit is schadelijk voor het lensoppervlak. 4. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. 5. Laat de scanner voorzichtig zakken.
UPGRADES VAN DRIVERS INSTALLEREN In deze sectie wordt uitgelegd hoe u optionele apparatuur in uw MFP installeert. Dit zijn: > duplexeenheid (dubbelzijdig afdrukken); > Extra RAM-geheugen > harde schijf van 40 GB.
3. Controleer of u de eenheid met de goede kant naar boven houdt, zoals in de afbeelding wordt weergegeven en schuif de eenheid in de sleuf aan de achterzijde. Het paneel wordt naar binnen gedrukt terwijl u de eenheid naar binnen duwt. Duw de eenheid helemaal naar binnen tot deze niet verder kan en de vergrendelingen vastklikken. 4. Schakel het MFP in en wacht tot de printer is opgewarmd (ongeveer 1 minuut). 5. Druk op de volgende manier een overzicht van de menu's af: 2 6.
Boven aan de pagina, tussen de twee horizontale lijnen, ziet u de huidige MFP-configuratie. In deze lijst wordt aangegeven dat de duplexeenheid is geïnstalleerd. U hoeft alleen nog maar de Windows-printerdriver in te stellen om volledig gebruik te kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden. Zie 'Printerstuurprogramma's van Windows bijwerken' op pagina 123. GEHEUGENUITBREIDING In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u extra RAM-geheugen in uw MFP installeert als geheugenupgrade.
4. De geheugenkaart heeft een kleine uitsparing in de connector op de rand, die zich dichter bij de ene zijde dan bij de andere bevindt. 5. Zoek de RAM-uitbreidingssleuf (1) in het apparaat. 6. Pak de nieuwe geheugenkaart aan de korte zijden vast, zodat de randconnector in de richting van de RAMuitbreidingssleuf wijst en de kleine uitsparing zich dichter bij de onderkant van het apparaat bevindt. 7. Duw de geheugenkaart voorzichtig in de RAMuitbreidingssleuf totdat deze vastklikt en niet verder kan.
10. Wanneer het MFP gereed is, drukt u op de volgende wijze een menuoverzicht af: 2 11. 4 1 3 (a) Druk op het bedieningspaneel van de scanner op Menu (1). (b) Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG (2) om naar het menu Rapport afdrukken te bladeren en druk eenmaal op OK (3) voor het menuoverzicht. (c) Druk nogmaals op OK (3) om het menuoverzicht af te drukken. (d) Als het overzicht is afgedrukt, drukt u op Return (4) om het menusysteem af te sluiten.
HARDE SCHIJF De optionele interne vaste schijf van 40 GB maakt het mogelijk om afgedrukte pagina's te sorteren en kan worden gebruikt om overlays, macro's en lettertypen op te slaan. U kunt ook documenten opslaan die zijn beveiligd of die moeten worden gecontroleerd, en die wachten om te worden afgedrukt. 1. Schakel het MFP uit en verwijder het netsnoer. 2. Trek het toegangspaneel aan de zijkant van het apparaat open. 3. Plaats de klem (1) aan de bovenkant van de schijf in de sleuf (2) in de printer.
6. Sluit het toegangspaneel en druk goed aan de bovenzijde om het paneel vast te zetten. 7. Sluit het netsnoer weer aan en schakel het MFP in. 8. Wanneer het MFP gereed is, drukt u op de volgende wijze een menuoverzicht af: 2 9. 4 1 3 (a) Druk op het bedieningspaneel van de scanner op Menu (1). (b) Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG (2) om naar het menu Rapport afdrukken te bladeren en druk eenmaal op OK (3) voor het menuoverzicht.
Boven aan de pagina, tussen de twee horizontale lijnen, ziet u de huidige MFP-configuratie. Dit overzicht geeft nu aan dat de harde schijf is geïnstalleerd. U hoeft alleen nog maar het printerstuurprogramma van Windows te configureren om aan te geven dat er een harde schijf is geïnstalleerd en de extra mogelijkheden onmiddellijk beschikbaar te maken. Zie 'Printerstuurprogramma's van Windows bijwerken' op pagina 123. EXTRA PAPIERLADE 1. Schakel het MFP uit en verwijder het netsnoer. 2.
OPSLAGKAST Raadpleeg de instructies van de fabrikant. PRINTERSTUURPROGRAMMA'S VAN WINDOWS BIJWERKEN Nadat u de upgrades hebt geïnstalleerd, moet u het printerstuurprogramma van Windows bijwerken om de extra functies beschikbaar te maken voor uw Windows-toepassingen. Als u het MFP deelt met gebruikers op andere computers, moet het printerstuurprogramma ook op die computers worden bijgewerkt. De afbeeldingen die hier worden weergegeven, hebben betrekking op Windows XP.
POSTSCRIPT-DRIVER Deze driver moet worden bijgewerkt voor elke upgrade die wordt geïnstalleerd. 1. Open het venster Printers (Printers en faxapparaten in Windows XP) via het menu Start of vanuit het Configuratiescherm van Windows. 2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram van de printer en kies Eigenschappen in het snelmenu. 3. Zoek op het tabblad Apparaatopties de lijst met installeerbare opties.
PROBLEMEN OPLOSSEN VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN Als u de aanbevelingen in deze handleiding over het gebruik van afdrukmedia opvolgt en u de media in goede staat houdt, levert het MFP jarenlang betrouwbare prestaties. Toch kan het papier af en toe vastlopen. In deze sectie wordt uitgelegd hoe u dit vastgelopen papier snel en eenvoudig verwijdert. Papier kan vastlopen als het verkeerd wordt ingevoerd vanuit de papierlade, en verder op elk punt van de papierbaan in het MFP.
2. Open voorzichtig de klep aan de voorkant van de automatische documentinvoer links. 3. Trek het papier voorzichtig uit de automatische documentinvoer. 4. Sluit de klep aan de voorkant van de automatische documentinvoer. IN DE PRINTER...... 1. Als een vel papier ver genoeg uit de bovenzijde van de printer steekt, pakt u het vel vast en trekt u het voorzichtig uit de printer. Als het vel papier erg vast zit, moet u niet te veel kracht gebruiken.
3. Druk op de knop (a) voor het openen van het MFP-deksel (b) en open het deksel volledig. b a WAARSCHUWING! Als het MFP ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 4. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge U moet alle vier drumcartridges verwijderen om bij het papierpad te kunnen.
5. Pak de cyaan drumcartridge aan de bovenkant in het midden vast en til deze samen met de bijbehorende tonercartridge uit de printer. 6. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair en om te voorkomen dat het groene drumoppervlak beschadigd raakt. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht.
8. Kijk in het MFP of er vellen papier bij de transportband zichtbaar zijn. 4 3 2 1 (a) Als u een vel aan de voorzijde van de band (1) moet verwijderen, tilt u het vel voorzichtig van de band en trekt u het vel naar voren in de interne drumruimte en haalt u het vel eruit. LET OP! Gebruik geen scherpe of schurende voorwerpen om de vellen van de band af te halen. Hierdoor kan het oppervlak van de band beschadigd raken.
(b) Als u een vel uit het centrale gebied van de band (2) moet halen, tilt u het vel voorzichtig van de band en haalt u het vel eruit. 4 3 2 1 (c) Als u een vel moet verwijderen dat al gedeeltelijk in de fuser (3) is ingevoerd, tilt u het uiteinde van het vel voorzichtig van de band, drukt u de ontgrendelingshendel (4) van de fuser naar voren en naar beneden om de druk van het vel te halen en trekt u het vel er via de drumruimte uit. Laat de ontgrendelingshendel weer los.
9. Plaats de vier drumcartridges terug in de drumruimte. Plaats eerst de cyaan drumcartridge terug, de drum die het dichtst bij de fuser zit. Zorg ervoor dat u de drums in de juiste volgorde plaatst. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge Houd de complete set aan de bovenzijde in het midden vast en laat de set op zijn plaats in het MFP zakken, waarbij u de voetjes in de uitsparingen aan de zijkanten van de MFP-ruimte plaatst.
10. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer, maar druk deze nog niet helemaal aan. Zo worden de drums niet blootgesteld aan fel licht, terwijl u de overgebleven gebieden controleert op vastgelopen papier. 11. Open het uitvoervak aan de achterzijde (5) en controleer of er papier in de papierbaan aan de achterzijde zit (6). 6 5 Trek eventuele vellen uit dit gedeelte van de printer. Als het vel onder in de printer zit en moeilijk is te verwijderen, zit het vel waarschijnlijk nog vast in de fuser.
13. Als er een duplexeenheid in uw MFP is geïnstalleerd, drukt u op de ontgrendeling op het midden van de eenheid, opent u de klep, verwijdert u eventuele vellen uit dit gedeelte en sluit u de klep weer. 14. Til de ontgrendeling van de klep aan de voorzijde op en open de voorklep.
15. Controleer of er vellen zijn vastgelopen, verwijder eventuele vellen die u vindt en sluit de klep. 16. Trek de papierlade uit de printer. Controleer of het papier netjes is gestapeld en niet is beschadigd en controleer ook of de papiergeleiders goed tegen de randen van de papierstapel zijn aangeschoven. Plaats nu de lade weer terug.
17. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. 18. Laat de scanner voorzichtig zakken. Als het vastgelopen papier is verwijderd en als Opheffing papierstoring is ingesteld op AAN in het menu Systeemconfiguratie, probeert het MFP de pagina's die bij het vastlopen van het papier verloren zijn gegaan, opnieuw af te drukken.
CHECKLIST BIJ PROBLEMEN MET FAXEN Indien zich een probleem voordoet, neemt u de lijst met problemen en oplossingen door voordat u de servicedienst belt. Het MFP belt geen telefoonnummers. Controleer de voedingskabel en de telefoonaansluiting. Controleer of de telefoonlijn (niet de externe telefoon of de handset) is aangesloten op de LINE-aansluiting aan de achterkant van het apparaat. Als een externe telefoon is geïnstalleerd, tilt u de handset op en controleert u of u een beltoon hoort.
Faxen is mogelijk, maar het beeld van het afgedrukte document op het externe apparaat is zeer slecht. Als het gefaxte document een klein lettertype, ingewikkelde illustraties of foto's heeft, of zeer licht of donker is, probeert u de faxkwaliteit- en dichtheidsinstellingen te wijzigen (Zie 'Geavanceerde bediening' op pagina 71). Kopieer het document op het apparaat om te bepalen hoe het zal worden verzonden. Het probleem wordt mogelijk veroorzaakt door storing in de telefoonlijn.
werkt, moet de afbeeldingstrommel mogelijk worden vervangen. Neem contact op met uw leverancier voor een vervanging. Het MFP is ingesteld op uitgestelde verzending, maar er is niets verzonden. Controleer op het display of het MFP is ingesteld op de correcte datum en tijd (Zie 'De eerste keer instellen' op pagina 38). Het MFP pollt geen externe apparaten. Bel de gebruiker van het externe apparaat, en controleer of het document is geladen en het apparaat is ingesteld op de polling-verzendmodus.
RICHTLIJNEN BIJ HET AFDRUKKEN Dit hoofdstuk biedt een handig naslagwerk op het scherm bij veel van de functies van het stuurprogramma bij uw MFP. DE SCHERMEN VAN HET STUURPROGRAMMA OPENEN U hebt via de schermen van het printerstuurprogramma toegang tot de meeste beschreven functies. De manier waarop u deze opent, is afhankelijk van uw computer en uw besturingssysteem.
OPMERKINGEN 2. De standaardinstellingen van het stuurprogramma hebben voorrang boven de standaardinstellingen van het MFP. 3. De afdrukinstellingen van de toepassing hebben voorrang boven zowel de standaardinstellingen van het MFP als de standaardinstellingen van het stuurprogramma. DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN HET STUURPROGRAMMA WIJZIGEN WINDOWS XP/2000/SERVER 2003 1. Klik op [Start] → [Printers en faxapparaten] om het venster Printers en faxapparaten te openen. 2.
OPGESLAGEN INSTELLINGEN VAN HET PCL-STUURPROGRAMMA Met deze functie, die alleen in Windows PCL-stuurprogramma's voorkomt, kunt u de instellingen in het printerstuurprogramma opslaan en later weer gebruiken. Dit kan handig zijn wanneer u regelmatig veel verschillende soorten documenten afdrukt waarvoor verschillende instellingen in het printerstuurprogramma nodig zijn.
OPGESLAGEN INSTELLINGEN VAN HET STUURPROGRAMMA TERUGHALEN 1. Kies op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. 2. Maak eventuele andere aanpassingen voor de afdruktaak, zoals beschreven in het betreffende gedeelte in deze handleiding. DE APPARAATOPTIES IN HET STUURPROGRAMMA INSTELLEN In dit gedeelte wordt beschreven hoe u ervoor zorgt dat het printerstuurprogramma alle hardwarefuncties in uw MFP kan gebruiken.
ZWARTE EN GRIJZE TINTEN (ZWARTE OVERDRUK) Bij een zwarte overdruk wordt de witte rand tussen de afgedrukte lettertypen en de gekleurde achtergrond verwijderd. U kunt zwart overdrukken alleen gebruiken wanneer u 100% zwarte tekst afdrukt op een achtergrondkleur. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar in alle softwaretoepassingen. OPMERKINGEN 1. De functie voor Zwart overdrukken is niet beschikbaar in het Windows PCL 6-stuurprogramma. 2.
ZWART AFDRUKKEN (ZWART GENEREREN) Als u zwart wilt laten genereren, moet u Officekleur of Graphic Pro selecteren als afdrukmodus. Uw MFP drukt de kleur zwart op een van de twee volgende manieren af: Samengesteld zwart of Puur zwart. SAMENGESTELD ZWART De toners cyaan, magenta, geel en zwart worden gecombineerd tot samengesteld zwart. Dit geeft soms een wat glanzendere afwerking door de grotere hoeveelheid toner die hierbij wordt gebruikt. De kleur zwart kan soms ook iets bruinachtig overkomen.
2. Selecteer de gewenste optie onder [Zwarte afwerking] (2): [Automatisch] (de printer de beste methode laten kiezen op basis van de inhoud van de pagina), [Puur zwart] of [Samengesteld zwart]. Graphic Pro 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van het stuurprogramma en klik op de knop [Opties]. 1 2 2. Kies de gewenste instelling in het menu [Zwarte afwerking] (2).
DUNNE LIJNEN VERSTERKEN U kunt deze functie gebruiken om de penbreedte van zeer dunne lijnen (minimumlijnbreedte) te benadrukken. Als deze functie in sommige softwaretoepassingen is ingeschakeld, kunnen de ruimten in streepjescodes te smal worden. In dat geval schakelt u [Bijstellen zeer dunne lijnen] uit. 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. 2. Klik op het selectievakje om [Bijstellen zeer dunne lijnen] in te schakelen.
GRIJSWAARDEN AFDRUKKEN Als u Grijswaarden selecteert, converteert het MFP alle kleuren naar grijstinten en wordt alleen met zwarte toner afgedrukt. Gebruik Grijswaarden als u snel wat proefafdrukken wilt maken of wanneer het niet nodig is een kleurendocument in kleur af te drukken. 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken.
3. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op [Grijswaarde] op het tabblad [Kleur] en klikt u vervolgens op [Geavanceerd] als u helderheid en contrast wilt aanpassen. In sommige toepassingen zal worden geprobeerd de grijswaardescherminformatie voor het MFP in te stellen. Als de optie om [grijswaarden van de printer te gebruiken] is ingeschakeld, stelt het MFP een eigen schermwaarde voor grijswaarden in, wat een vloeiender resultaat geeft. Het verdient aanbeveling deze optie ingeschakeld te laten.
KLEURKOPPELING BASISPRINCIPES Er zijn drie manieren waarop u de kleuren van uw document kunt beheren en aanpassen. 1 3 2 Windows 1. Kleurbeheer via de toepassing (1). Sommige grafische programma's en DTP-programma's, zoals Adobe Photoshop, Adobe Illustrator en Quark Xpress, hebben hun eigen interne systeem voor kleurbeheer. Zie 'Instellingen van het printerstuurprogramma voor het maken van ICC-profielen of het achterwege laten van kleurkoppeling' op pagina 169.
3. Kleurbeheer via de printer (3). Wanneer u uw document afdrukt en instellingen wijzigt in het printerstuurprogramma, verricht het MFP de kleurkoppelingen. OPMERKINGEN 1. Gebruik slechts één systeem voor kleurbeheer voor de beste resultaten van het MFP. 2. Als u het kleurbeheersysteem van het MFP wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat het kleurbeheer in uw toepassing en besturingssysteem is uitgeschakeld. 3.
KLEURBEHEER VIA DE PRINTER Uw printer heeft twee aparte systemen voor kleurbeheer: Officekleur en Graphic Pro. 1 3 2 Windows 3a 3b > Office-kleur (3a) –'Officekleur' op pagina 153 > Dit is een vrij eenvoudig systeem voor kleurbeheer dat is ontwikkeld met het oog op gebruiksgemak. Officekleur wordt aanbevolen voor gebruikers die niet veel ervaring met kleur hebben, maar wel goede resultaten willen halen bij het afdrukken vanuit programma's als Microsoft Office.
RGB- EN CMYK-KLEUREN In sommige toepassingsprogramma's kunt u kiezen of u documenten wilt maken en bewerken met RGB-kleuren of met CMYK-kleuren. Meestal worden CMYK-kleuren alleen ondersteund door professionele grafische software en DTPsoftware. De meeste toepassingsprogramma's, zoals Microsoft Office-programma's of webbrowsers, ondersteunen alleen RGBkleuren. Als uw toepassingsprogramma u niet de keus voor RGB of CMYK biedt, kunt u ervan uitgaan dat uw programma alleen RGB ondersteunt.
OFFICEKLEUR In dit gedeelte worden de functies in het printerstuurprogramma voor printerkleurbeheer met 'Officekleur' beschreven. Er zijn twee verschillende optiesets in Officekleur: RGB-OPTIES CMYK-OPTIES (ALLEEN POSTSCRIPT) Monitor (6500K) - Auto OMRUILEN Monitor (6500K) Perceptueel Euroscale Monitor (6500K) - Levendig JapanColor Monitor (9300K) Digitale camera sRGB OPMERKING De opties voor CMYK-gegevens komen niet voor in de Windows PCL 5c- of PCL 6-printerstuurprogramma's.
OFFICE-KLEUR: RGB-OPTIES Officekleur biedt een verzameling van een aantal verschillende standaardinstellingen voor kleurkoppeling voor RGB-gegevens. Deze standaardinstellingen hebben elk een iets ander effect op de kleur van uw afdruk. Deze RGB-kleurkoppelingsopties zijn beschikbaar in alle printerstuurprogramma's. STANDAARDINSTELLING BESCHRIJVING Monitor (6500K) Auto Hierbij wordt de beste standaardinstelling voor kleurkoppeling geselecteerd op basis van het type document.
1. Selecteer op het tabblad [Kleur] van het printerstuurprogramma de optie [Officekleur] (1) en klik op [Opties]. 1 2 2. Selecteer een standaardinstelling bij [Kleurkoppelingsopties] (2). RGB OFFICEKLEUR AANPASSEN MET HET HULPPROGRAMMA VOOR KLEURCORRECTIE Als de standaardinstellingen van Officekleur niet aan uw behoeften voldoen, biedt het hulpprogramma Colour Correct een mogelijkheid voor verdere aanpassing.
GRAPHIC PRO In dit gedeelte worden de kleurkoppelingsopties voor Graphic Pro beschreven. Het Graphic Pro-kleurkoppelingssysteem is gebaseerd op ICCprofielen. U downloadt deze profielen naar het MFP met het hulpprogramma Profile Assistant, waarna u ze kunt selecteren in het printerstuurprogramma. Wanneer een taak naar het MFP wordt gestuurd, worden de ICC-profielen op het MFP toegepast op de afdruktaak. OPMERKINGEN 1.
CMYK-INKTSIMULATIE U kunt het MFP gebruiken om de kleuruitvoer te simuleren van een drukpers (inktinstellingen OMRUILEN, Euroscale of JapanColor). NAUWKEURIGERE MFP-KLEUR Als u zelf profielen hebt gemaakt met software voor het maken van ICC-profielen van derden, kunt u deze profielen naar het MFP downloaden en gebruiken bij het afdrukken.
WERKSTROOM VAN GRAPHIC PRO: OVERZICHT Het gebruik van het kleurkoppelingssysteem Graphic Pro verloopt in drie stappen. 1. ICC-profielen verzamelen of maken (zie hierna) 2. ICC-profielen downloaden naar de vaste schijf van het MFP (pagina 158) 3.
Selecteer het verbindingstype “Netwerk (TCP/IP)” en klik op Start om te beginnen met zoeken. Als u het IP-adres van het MFP weet, voert u dat zelf in. 3. Op het hoofdscherm van Profile Assistant worden de profielen weergegeven die op de vaste schijf van het MFP staan. U kunt als volgt een nieuw profiel naar het MFP downloaden: (a) Klik op Toevoegen. (b) Selecteer een ICC-profiel op de vaste schijf van uw computer.
(f) Klik op [OK] om het ICC-profiel te downloaden naar het MFP. STAP 3: ICC-PROFIELEN SELECTEREN IN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA Wat u selecteert in het printerstuurprogramma is afhankelijk van de kleurkoppelingstaak die u wil uitvoeren. In de volgende gedeelten van deze handleiding worden voorbeelden van de selectie van ICC-profielen getoond voor verschillende kleurkoppelingstaken.
Wanneer u de kleur wilt koppelen aan de kleur van een RGBinvoerapparaat, zoals een monitor, scanner of digitale camera, moet u de volgende gegevens selecteren in het printerstuurprogramma: 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van het printerstuurprogramma en klik op [Opties]. 1 2 3 4 2. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] (2). 3. Selecteer het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals uw monitor, scanner of digitale camera (3).
Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de het MFP. Als u zelf een MFP-profiel hebt gemaakt met software voor het maken van profielen, selecteert u dat hier. OPMERKING als u uw eigen uitvoerprofiel hebt geselecteerd (4), kunt u ook de renderingsintentie aanpassen. Zie 'Renderingsintenties' op pagina 167.
Als u de uitvoer van een andere printer wilt simuleren, moet u met Profile Assistant minimaal twee profielen downloaden naar uw MFP: > RGB-bronprofiel > Simulatie doelprofiel > Printeruitvoerprofiel (optioneel) Als de profielen zijn gedownload, selecteert u de juiste gegevens in het printerstuurprogramma volgens de onderstaande beschrijving. Als u een RGB-brondocument hebt, simuleert u de uitvoer van een andere printer door de volgende gegevens te selecteren in het printerstuurprogramma. 1.
3. Selecteer het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u gebruikt om uw brondocument vast te leggen of weer te geven. Dit kan een monitor, scanner of digitale camera zijn (3). 4. Vergeet niet dat de namen 'RGB-bron 1', 'RGB-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie 'Stap 2: ICCprofielen downloaden naar de vaste schijf van het MFP' op pagina 158. 5. Selecteer een doelprofiel voor de simulatie (4). 6.
CMYK-INKTSIMULATIES: CMYK-BRONGEGEVENS U kunt het op ICC-profielen gebaseerde systeem voor kleurkoppeling gebruiken om de uitvoer op een drukpers te simuleren. U kunt een selectie maken uit de inkttypen die het meest worden gebruikt in verschillende regio's van de wereld: > Euroscale: Europa > Omruilen: Noord-Amerika > Toyo: Japan Als u CMYK-inktsimulaties wilt afdrukken, moet u het meegeleverde Postscript-printerstuurprogramma gebruiken. 1 2 3 5 6 4 1. CMYK-gegevens 2. Afgedrukt document 3.
Als u een CMYK-brondocument hebt, gebruikt u de volgende instellingen in het printerstuurprogramma om een CMYKinktsimulatie uit te voeren: 1 2 4 3 5 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van het printerstuurprogramma en klik op [Opties]. 2. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] (2). 3. Selecteer het [CMYK-invoerprofiel] (3) dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals een pers die gebruikmaakt van de inkttypen OMRUILEN of Euroscale.
Gebruik de optie [Zwart behouden] om de informatie over de oorspronkelijke grijze component (K-kanaal) te bewaren. Als de optie [Zwart behouden] is uitgeschakeld, kunnen grijze componenten worden afgedrukt met een mengsel van CMYK-toners, in plaats van alleen K-toner (zwart). 4. Selecteer een printeruitvoerprofiel (4). Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de het MFP.
RELATIEF COLORIMETRISCH Deze optie is het best voor het afdrukken van effen kleuren en tinten. Gebruik deze optie wanneer u afdrukt vanuit een tekenprogramma, zoals Adobe Illustrator of Macromedia Freehand. ABSOLUUT COLORIMETRISCH Deze optie wordt aanbevolen als u op uw MFP proefafdrukken maakt van afbeeldingen die uiteindelijk moeten worden afgedrukt op een drukpers.
INSTELLINGEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR HET MAKEN VAN ICC-PROFIELEN OF HET ACHTERWEGE LATEN VAN KLEURKOPPELING Als u ICC-profielen maakt met software van derden, selecteert u [Kleurkoppeling uitschakelen bij het creëren van profiel]. Met deze optie schakelt u elk printerkleurbeheer uit en voorkomt u ook dat het MFP de dikte van de tonerlaag beperkt. Als u de kleurkoppeling van uw toepassing gebruikt, selecteert u [Kleurkoppeling van toepassing gebruiken].
AFWERKINGSOPTIES Uw MFP biedt een brede selectie van afwerkingsopties voor uw documenten, waarmee u meer controle hebt op de uiteindelijke vorm van uw afgedrukte document. Afhankelijk van de aangesloten hardware, hetzij als optionele upgrades hetzij als standaard bijgeleverde hardware (afhankelijk van uw model printer), kan het systeem verschillende mogelijkheden bieden.
het MFP. Bovendien moet er ten minste 256 MB extra geheugen (in totaal 512 MB) zijn geïnstalleerd. OPMERKINGEN 1. Wanneer u wilt controleren hoeveel geheugen momenteel is geïnstalleerd, drukt u een menuoverzicht af vanaf het bedieningspaneel van de printer. 2. Enkele toepassingen ondersteunen het afdrukken van boekjes niet, maar de meeste wel.
Windows PostScript (Alleen voor Windows 2000/XP/Server 2003) 1. Kies [Boekje] in de vervolgkeuzelijst [Pagina's per vel] op het tabblad [Lay-out] van het stuurprogramma. 2. Controleer of de duplexoptie is ingesteld op [Over korte zijden spiegelen]. OPMERKING Als de optie voor Boekje niet wordt weergegeven, controleert u of de duplexoptie is ingeschakeld in het stuurprogramma.
Windows PCL 1. Roep op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] op die u wilt gebruiken. 2. Kies [Boekje] in de vervolgkeuzelijst [Afwerkingmodus] en klik op [Opties]. 3. In het venster Opties kunt u de grootte van de [katernen] instellen, het aantal [pagina's] per zijde van het papier en de [rugmarge] als het een dik document is. De afbeelding in dit venster laat zien welk effect elke gemaakte keus heeft.
SORTEREN Met deze functie kunt u meerdere exemplaren van een document van meer pagina's zo afdrukken dat de pagina's van elk exemplaar op de juiste volgorde liggen. Niet-gesorteerde pagina's worden als volgt afgedrukt 1 1 2 1 2 3 2 3 3 Gesorteerde pagina's worden als volgt afgedrukt 1 2 1 3 2 1 3 2 3 Sorteren via de toepassing: sommige toepassingsprogramma's hebben een sorteerfunctie bij hun afdrukopties.
Als u problemen ondervindt bij het sorteren via het MFP, kunt u in plaats daarvan de sorteeroptie bij de afdrukopties van uw toepassing gebruiken. 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] eerst de eventueel opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. Zie 'Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen' op pagina 142. 2. Selecteer op het tabblad [Taakopties] in de betreffende lijst het aantal [kopieën] dat u wilt afdrukken. 3 3.
KLEURSCHEIDING Met de functie voor kleurscheiding drukt u elk van de vier primaire kleuren af als aparte grijswaarde-afbeeldingen. Dit is een proefdrukvoorziening die de relatieve dichtheid van elk van de vier tonerkleuren in uw afdrukdocument aangeeft. Hoe donkerder een gebied wordt weergegeven, des te meer van de corresponderende tonerkleur wordt gebruikt wanneer u in kleur afdrukt. 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Kleur] van de postscriptdriver. 2.
AFDRUKTAKEN IN DE WACHTRIJ SCHEIDEN Wanneer u een MFP deelt met andere gebruikers, kan het handig zijn een speciale pagina tussen afdruktaken af te drukken, zodat iedere gebruiker gemakkelijk de eigen afdruktaak kan terugvinden in de stapel papier bij het MFP. In Windows wordt deze pagina een 'scheidingspagina' genoemd. De scheidingspagina wordt ingesteld via het venster met standaardeigenschappen van het printerstuurprogramma.
2. Klik op [Papierinvoeropties]. 3. Schakel het selectievakje [Gebruik andere bron voor de eerste pagina] in. 4. Kies de lade vanwaar u het voorblad wilt invoeren en de papiersoort in de vervolgkeuzelijsten [Bron] en [Gewicht]. AANGEPAST PAGINAFORMAAT Met deze functie kunt u afdrukken op afdrukmedia van afwijkende formaten. De universele lade wordt gebruikt voor de invoer van afwijkende mediaformaten.
Windows XP/2000 PostScript 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Lay-out] van het stuurprogramma. 2. Kies in het venster Geavanceerde opties onder [Papier/ uitvoer] de optie [Grootte van aangepaste pagina (PostScript)] in de vervolgkeuzelijst [Papierformaat]. 3. Kies in het venster Grootte van de aangepaste pagina definiëren (PostScript) de [papierinvoerrichting] in de vervolgkeuzelijst.
De mogelijke opties zijn: Korte zijde eerst De pagina is in staand formaat (lang) en u voert eerst de bovenkant van de pagina in het MFP in. Lange zijde eerst De pagina is in liggend formaat (breed) en u voert eerst de bovenkant van de pagina in het MFP in. Korte zijde eerst (gespiegeld) De pagina is in staand formaat (lang) en u voert eerst de onderkant van de pagina in het MFP in.
Windows PCL 1. Selecteer op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen instellingen die u wilt gebruiken. 2. Klik op de knop [Papierinvoeropties]. 3. Klik in het venster Papierinvoeropties op [Aangepast formaat]. 4. Als u eerder speciale aangepaste formaten hebt opgeslagen, worden deze weergegeven in het venster Aangepast formaat. 5. Als u een eerder opgeslagen aangepast formaat wilt gebruiken, klikt u op de naam ervan in de lijst.
6. Klik op [OK] om het gekozen formaat te accepteren en het venster Aangepast formaat te sluiten. 7. Als dit het formaat van uw document is, maar u het wilt schalen naar een standaardpapierformaat, klikt u op [Documentgrootte wijzigen zodat het op het blad past] in het venster Papierinvoeropties en kiest u het werkelijke papierformaat voor het MFP in de vervolgkeuzelijst [Conversie].
Windows PostScript 1. Selecteer op het tabblad Lay-out van het stuurprogramma, onder [2-zijdig afdrukken], de gewenste bindrand. WINDOWS XP Voor een staande paginalay-out is [Lange zijde] de gebruikelijke keus. Voor een liggende paginalay-out is [Korte zijde] de gebruikelijke keus. Als u [Uit] kiest, wordt dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld en wordt het document enkelzijdig afgedrukt. Windows PCL 1.
Als u [Uit] kiest, wordt dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld en wordt het document enkelzijdig afgedrukt. MEER PAGINA'S AFDRUKKEN OP ÉÉN BLAD (N-UP) Met deze functie schaalt u het papierformaat van uw document voor het afdrukken en worden meerdere pagina's per vel afgedrukt. Dit is handig wanneer u alleen de paginalay-out wilt controleren of wanneer u uw document in een compactere vorm wilt verspreiden. U bespaart er papier en kosten mee en beperkt volume en gewicht.
Windows PostScript 1. Kies op het tabblad Lay-out van het stuurprogramma het aantal pagina's dat u op elk blad wilt afdrukken ('X op één'): 1 op één is normaal, 16 op één is het maximum. Windows PCL 1. Kies op het tabblad Setup van het stuurprogramma het aantal pagina's dat u op elk blad wilt afdrukken ('X op één'): 1 op één is normaal, 16 op één is het maximum. 2. Klik op [Opties] om een keus te maken uit de beschikbare opties voor deze functie.
Hier kunt u de afdrukvolgorde van de pagina en de paginalay-out opgeven, kunt u opgeven of u paginaranden wilt afdrukken en kunt u zo nodig een rugmarge kiezen. POSTER AFDRUKKEN Met deze optie kunt u posters afdrukken door één documentpagina in meerdere delen te verdelen. Elk deel wordt vergroot op een apart blad afgedrukt. Vervolgens kunt u de aparte bladen combineren tot een poster. Posterafdruk is alleen beschikbaar in de Windows PCLprinterstuurprogramma's. 1.
(c) Een [overlap] kan u helpen de aangrenzende pagina's juist tegen elkaar aan te leggen wanneer u de uiteindelijke poster maakt. SCHALEN NAAR PAGINA Met de functie voor schalen naar pagina kunt u gegevens die zijn opgemaakt voor een bepaald paginaformaat afdrukken op een ander paginaformaat, zonder de afdrukgegevens te wijzigen. Deze functie is alleen beschikbaar bij de Windows PCLprinterstuurprogramma's. 1. Klik op [Opties…] op het tabblad Setup van het stuurprogramma. 2.
WATERMERKEN Een watermerk is meestal een vage tekst die over de afdruk van een document wordt weergegeven. Dit kan worden gebruikt om aan te geven dat een document 'Concept', of wellicht 'Vertrouwelijk' is. De onderstaande illustratie komt uit de Windows-PostScriptdriver. Het PCL-stuurprogramma lijkt er veel op. U vindt de functie Watermerken op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. Klik op de knop [Watermerken].
U maakt als volgt een nieuw watermerk: 1. Klik op [Nieuw…] in het venster Watermerken. 2. Voer de gewenste tekst voor het watermerk in. 3. Wijzig zo nodig lettertype, formaat, kleur, hoek, positie en rand (bijsnijden) van het watermerk. 4. Klik op [OK] om uw wijzigingen te accepteren. U kiest als volgt een eerder gemaakt watermerk: Klik in de lijst op het venster Watermerken op het gewenste watermerk. U bewerkt als volgt een bestaand watermerk: 1.
SPECIFICATIES ITEM SPECIFICATIE Afmetingen 500 x 600 x 670 mm (B x D x H) Gewicht Circa 37 kilo Voedingsbron Invoer: 220 tot 240 V wisselstroom, 50 tot 60 Hz Stroomverbruik Max.
ITEM SPECIFICATIE Netwerkwerkgroepoplossing voor: Zelfstandig kopiëren E-mailen (via internet/intranet) archiveren Rechtstreeks faxen Uitvoerindeling PDF, JPEG, TIFF Interface USB 2.0-host kopiëren USB 2.
ITEM SPECIFICATIE Dichtheidsbeheer 5 niveaus Vergroten/verkleinen Hele pagina (98%) 25% tot 400% met stappen van 1% en 10% vergroten Vooraf ingestelde schaling Invoerlade Lade 1/Lade 2 (optioneel)/Universele lade Papierinvoer Letter SEF (Short Edge Feeding) Legal SEF A4 SEF A5 SEF Rand wissen 0 tot 25 mm Marge versch.
ITEM SPECIFICATIE Faxspecificatie Circuits PSTN, PBX-lijn Kleurenfax Nr.
ITEM SPECIFICATIE Scheidingslimiet 1 MB, 3 MB, 5 MB, 10 MB, 30 MB, geen limiet Resolutie 75, 100, 150, 200, 300, 400, 600 dpi Standaardresolutie: Zwart-wit 200 dpi Grijs/kleur 150 dpi Omvang adresboek: Max. aantal adressen 300 Groep 20 Aantal adressen per groep 50 Meerdere ontvangers toestaan Ja Beveiligingscontrole Ja Verificatie emailserver SMTP, POP3 Ondersteunde emailservertoepassing Lotus Mail Server 5.0 MS Exchange Server 2000 RedHat 7.
ITEM SPECIFICATIE Standaardbestandsindeling PDF Resolutie 75, 100, 150, 200, 300, 400, 600 dpi Standaardresolutie Zwart-wit 200 dpi Grijs/kleur 150 dpi Max.
ITEM SPECIFICATIE Gebruiksduur EPcartridge 20.000 pagina's (standaard kantoorgebruik) Gebruiksduur transportband 60.000 A4-pagina's bij 3 pagina's per taak Gebruiksduur fuser 60.
INDEX A Aanbevolen papier Enveloppen ............................. 22 Etiketten ................................. 22 Transparanten ......................... 22 Visitekaartjes .......................... 23 voorbedrukt papier................... 22 Aangepast paginaformaat Windows XP/2000 PCL .............181 Windows XP/2000 PS...............179 Afbeeldingstrommel vervangen............................... 98 verwachtte gebruiksduur........... 90 Afdrukvolgorde uitvoervak (afgedrukte zijde naar beneden) .........
printer ............................150, 151 RGB ......................................152 toepassing .............................149 Kleurbeheer via de printer ............151 M MFP-stuurprogramma's en hulpprogramma's installeren MFP Setup tool (MFPinstallatiehulpprogramma) ...... 21 Twain- en printerstuurprogramma's ........ 21 Minimale configuratievereisten ....... 30 O Officekleur: RGB-opties ................154 Ondersteunde typen ICCprofielen ..................................
OKI CONTACTGEGEVENS Oki Systems (Holland) b.v. Neptunustraat 27-29 2132 JA Hoofddorp Helpdesk: 0800 5667654 Tel: 023 5563740 Fax: 023 5563750 Website: www.oki.
Oki Europe Limited Blays House Wick Road Egham Surrey TW20 0HJ United Kingdom Tel: +44 (0) 208 219 2190 Fax: +44 (0) 208 219 2199 www.okiprintingsolutions.com 07079013 iss.