C5700 / C5900 Gebruikershandleiding
VOORWOORD We hebben ernaar gestreefd de informatie in dit document volledig, accuraat en up-to-date weer te geven. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de gevolgen van fouten waarvoor deze niet verantwoordelijk is. De fabrikant kan ook niet garanderen dat wijzigingen in software en apparatuur die zijn aangebracht door andere fabrikanten en waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, geen invloed hebben op de toepasbaarheid van de informatie in de handleiding.
EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN Wees behoedzaam met tonerpoeder: Indien er tonerpoeder wordt ingeslikt, moet onmiddellijk een arts worden geraadpleegd. Probeer braken echter niet te forceren wanneer de persoon bewusteloos is. Indien er tonerpoeder wordt ingeademd, moet de persoon naar buiten worden gebracht voor frisse lucht. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
INHOUDSOPGAVE Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Eerste hulp bij ongevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Importeur voor de EU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Milieu-informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Inhoudsopgave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Opmerking, Let op! en Waarschuwing! . . . . . . . . . 7 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grijswaarden afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Kleurkoppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Wat wordt in deze handleiding beschreven? . . . . . 50 Kleurbeheer via de printer. . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 RGB- en CMYK-kleuren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Officekleur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Office-kleur: RGB-opties . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PCL-emulatie . . . . . . . . . . . . . PPR emulatie . . . . . . . . . . . . . FX emulatie . . . . . . . . . . . . . . Menu USB . . . . . . . . . . . . . . . Menu Network (Menu Netwerk) Menu Onderhoud . . . . . . . . . . Menu Gebruik . . . . . . . . . . . . Job Log Menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overlays en macro's (alleen Windows) Wat zijn overlays en macro’s? . . . . . . . PostScript-overlays maken . . . .
OPMERKING, LET OP! EN WAARSCHUWING! OPMERKING: Een opmerking wordt als volgt in deze handleiding weergegeven. Opmerkingen zijn toelichtingen of tips met extra informatie om u te helpen het product beter te gebruiken en begrijpen. LET OP! Met LET OP! wordt u in deze handleiding tot voorzichtigheid gemaand. Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, tot schade of storingen in het apparaat kan leiden. WAARSCHUWING! Een waarschuwing wordt als volgt in deze handleiding weergegeven.
INLEIDING Gefeliciteerd met de aanschaf van deze kleurenprinter van Oki Printing Solutions. Uw nieuwe printer is uitgerust met geavanceerde mogelijkheden voor heldere, levendige afdrukken in kleur en scherpe afdrukken in zwart-wit. Uw printer biedt de volgende mogelijkheden: > De meerlaagstechnologie zorgt voor verfijnde tinten en een vloeiender kleurverloop, zodat uw documenten worden afgedrukt in fotokwaliteit.
> 'Vraag Oki' – een gebruiksvriendelijke functie voor Windows waarmee u vanuit het scherm van de printerdriver rechtstreeks toegang hebt tot een speciale website voor het model dat u gebruikt.
PRINTEROVERZICHT VOORAANZICHT 1 8 7 2 7 6 5 4 3 1. Uitvoervak, afgedrukte zijde naar beneden Standaarduitvoervak voor afdrukken. Kan maximaal 250 vel papier van 80 g/m² bevatten. 2. Bedieningspaneel. Menugestuurd bedieningsknoppen en LCD-scherm. 3. Papierlade 4. Universele lade (80g/m²). Deze lade wordt gebruikt voor zwaarder papier, enveloppen en andere speciale media. Indien nodig kan deze lade ook voor handmatige invoer van enkele vellen worden gebruikt. 5. AAN/UIT-knop. 6.
ACHTERAANZICHT Op deze afbeelding wordt het verbindingspaneel, het uitvoervak aan de achterzijde en de locatie van de optionele duplexeenheid (voor dubbelzijdig afdrukken) weergegeven. 6 4 3 1 7 5 2 1. AAN/UIT-knop. 4. Netwerkinterface.* 2. Netsnoeraansluiting 5. Duplexeenheid (indien geïnstalleerd). 3. USB-interface 6. Achterzijde, uitvoervak voor 100 vel, afgedrukte zijde naar boven 7.
DE TAAL OP HET LCD-SCHERM WIJZIGEN De standaardtaal die door uw printer wordt gebruikt om berichten weer te geven en rapporten af te drukken, is het Engels. Deze taal kan indien nodig worden gewijzigd in: Duits Deens Frans Nederlands Italiaans Turks Spaans Portugees Zweeds Pools Russisch Grieks Fins Tsjechisch Hongaars Noors Raadpleeg de informatie bij de printer voor het wijzigen van de taalinstelling.
AANBEVOLEN PAPIER De printer kan allerlei afdrukmedia verwerken, waaronder papier van verschillende gewichten en formaten, transparanten en enveloppen. In deze sectie wordt een algemeen advies gegeven over de keuze van de media en wordt uitgelegd hoe elk type moet worden gebruikt. U krijgt de beste prestaties als u standaardpapier van 75-90 g/m² gebruikt dat is ontworpen voor het gebruik in kopieermachines en laserprinters.
CASSETTELADEN FORMAAT AFMETINGEN A6 (alleen lade 1) 105 x 148mm A5 148 x 210mm Licht B5 182 x 257mm Executive 184,2 x 266,7mm Gemiddeld 75-90 g/m² A4 210 x 297mm Letter 215,9 x 279,4mm Legal 33,02cm 216 x 330mm GEWICHT (G/M²) Zwaar Extra zwaar 64-74 g/m² 91-120 g/m² 121-176 g/m² (alleen lade 2) Legal 34,29cm 216 x 343mm Legal 14 inch 216 x 356mm Als u een identieke papiersoort in een andere lade hebt geplaatst (de 2e lade of de universele lade), kunt u de printer zo instellen dat autom
Papier of transparanten moeten met de afdrukzijde omhoog en met de bovenzijde als eerste in de printer worden geplaatst. Gebruik niet de functie voor dubbelzijdig afdrukken (duplex). UITVOERVAK (AFGEDRUKTE ZIJDE NAAR BENEDEN) In het uitvoervak aan de bovenzijde van de printer kan maximaal 250 vel standaardpapier van 80 g/m² worden geplaatst en ondersteunt papiersoorten met een gewicht van maximaal 176 g/m².
PAPIER IN DE PRINTER PLAATSEN CASSETTELADEN 1. Verwijder de papierlade uit de printer. 2. Waaier het papier aan de korte zijden (1) en de lange zijden (2) uit om ervoor te zorgen dat er geen vellen aan elkaar kleven en tik vervolgens met de zijden van het papier op een vlak oppervlak om er weer een rechte stapel van te maken (3).
3. Plaats briefhoofdpapier met de bedrukte zijde naar beneden en met de bovenzijde in de richting van de voorkant van de printer, zoals in de afbeelding wordt weergegeven. 1 4. 2 Stel de achterste schuif (1) en de papiergeleiders (2) in op het gebruikte papierformaat. Vastlopen van papier voorkomen: 5. • Laat geen ruimte vrij tussen het papier en de geleiders, en het papier en de achterste schuif. • Plaats niet te veel papier in de papierlade.
vullen. Als u echter afdrukt vanuit de 2e (onderste lade) lade, moet u de 1e lade (bovenste lade) niet uit de printer trekken. Als u dit doet, loopt het papier vast. 6. Als u wilt afdrukken en papier wilt uitvoeren met de afgedrukte zijde naar beneden, controleert u of het uitvoervak aan de achterzijde van de printer (3) is gesloten (het papier wordt nu aan de bovenzijde van de printer uitgevoerd). De capaciteit van het vak is ongeveer 250 vel, afhankelijk van het papiergewicht. 7.
UNIVERSELE LADE 1. Open de universele lade (1). 2. Vouw de papiersteunen uit (2). 1 3 4 2 4 5 3. Druk de papiersteun (3) voorzichtig naar beneden om ervoor te zorgen dat de steun vastklemt in de onderste stand. 4. Plaats het papier en stel de papiergeleiders (4) in op het gebruikte papierformaat. • Voor enkelzijdig afdrukken op briefhoofdpapier plaatst u het papier in de universele lade met de bedrukte zijde omhoog en de bovenrand in de printer.
5. • Voor dubbelzijdig afdrukken (duplex) op briefhoofdpapier plaatst u het papier met de bedrukte zijde omlaag en de bovenrand van de printer af. (De optionele duplexeenheid moet zijn geïnstalleerd voor deze functie.) • Enveloppen moeten met de afdrukzijde naar boven worden geplaatst. De bovenzijde moet aan de linkerkant worden geplaatst zodat de korte zijde als eerste wordt ingevoerd. Selecteer voor enveloppen niet de optie voor dubbelzijdig afdrukken.
PRINTERINSTELLINGEN IN WINDOWS Via de menu’s op het bedieningspaneel van de printer hebt u toegang tot vele opties. Ook de printerdriver van Windows bevat veel instellingen voor dezelfde opties. Als opties in de printerdriver overeenkomen met de opties in de menu's op het bedieningspaneel, hebben de instellingen van de Windowsprinterdriver bij het afdrukken van documenten vanuit Windows voorrang boven de instellingen van de menu's op het bedieningspaneel. De afbeeldingen in dit hoofdstuk tonen Windows XP.
POSTSCRIPT-EMULATIE 1. Onder Orientation wordt de afdrukstand ingesteld op Portrait (Staand) of Landscape (Liggend). Met de optie "Rotated Landscape" (Liggend gedraaid) wordt het papier 90 graden tegen de klok in gedraaid. 1 2 3 4 5 2. Als u de optie voor dubbelzijdig afdrukken gebruikt (hiervoor is de duplexeenheid vereist), kunt u het papier over de lange of over de korte zijde omslaan. 3. Pagina’s kunnen in omgekeerde volgorde worden afgedrukt.
PCL-EMULATIE Als u op de knop Eigenschappen klikt vanuit het dialoogvenster Afdrukken van uw toepassing, wordt het drivervenster geopend waarin u uw afdrukvoorkeuren voor dit document kunt opgeven. 1. Het papierformaat moet hetzelfde formaat hebben als het papierformaat van uw document (tenzij u de afdruk wilt aanpassen aan een ander formaat) en moet ook hetzelfde formaat hebben als het papier dat in de printer is geladen. 1 2 3 4 5 6 2. U kunt de papierbron instellen.
BEVEILIGD AFDRUKKEN Met de functie voor beveiligd afdrukken kunt u vertrouwelijke documenten afdrukken op printers die worden gedeeld met andere gebruikers in een netwerkomgeving. Het document wordt pas afgedrukt wanneer u een pincode (persoonlijke identificatiecode) invoert op het bedieningspaneel van de printer. U moet naar de printer gaan en daar uw PIN invoeren. Voor deze functie moet er een harde schijf zijn geïnstalleerd in de printer en moet die zijn ingeschakeld in de printerdriver.
3. Het venster Taak PIN (persoonlijk identificatienummer) wordt geopend. 4. Als dit venster niet wordt geopend, klikt u op de knop [PIN]. 5. Voer in het venster Taak PIN een [naam] in voor deze afdruktaak. 6. De naam kan uit maximaal 16 alfanumerieke tekens bestaan. Wanneer u bij de printer een taak wilt afdrukken terwijl u meerdere afdruktaken hebt opgeslagen, hebt u een aparte naam nodig voor elk van de afdruktaken om deze van elkaar te onderscheiden. 7.
13. De afdruktaak wordt naar de printer gestuurd, maar wordt op dat moment nog niet afgedrukt. Mac OS 9 Als u het stuurprogramma Apple LaserWriter gebruikt, moet eerst de invoegtoepassing voor beveiligd afdrukken worden ingeschakeld in de printerdriver. Deze stap is niet nodig voor het stuurprogramma Adobe PostScript. U schakelt de invoegtoepassing voor LaserWriter als volgt in: 1. Klik op het bureaublad op het printerpictogram van de printer waarvoor u de invoegtoepassing wilt inschakelen. 2.
6. Typ een getal tussen 0000 en 9999 in het vak [PIN] en klik op [Afdrukken]. 7. Uw PIN moet uniek zijn op deze printer. De systeembeheerder moet aan elke gebruiker een PIN toewijzen. HET DOCUMENT AFDRUKKEN U drukt uw beveiligde afdruktaak af via het bedieningspaneel van de printer op de voorzijde van de printer. ON LINE READY ENTER BACK ATTENTION MENU CANCEL 1. Wanneer de printer inactief is (Klaar voor afdruk staat op het scherm), selecteert u met de knoppen +/- het menu Taak afdr.
U kunt beveiligde documenten ook op afstand, vanaf uw pc, afdrukken en verwijderen met het hulpprogramma Storage Device Manager. EEN DOCUMENT VOOR BEVEILIGD AFDRUKKEN VERWIJDEREN Als u een beveiligd document dat u naar de printer hebt gestuurd toch niet wilt afdrukken, kunt u het van de harde schijf van de printer verwijderen zonder het eerst af te drukken. 1. Voer de stappen 1 tot en met 4 in bovenstaande procedure voor het afdrukken van het document uit. 2.
OPMERKING: Als deze optie niet wordt weergegeven op de schermen van het stuurprogramma of als de optie lichter gekleurd wordt weergegeven, controleert u of de harde schijf is ingeschakeld in de printerdriver. (Zie “De apparaatopties in het stuurprogramma instellen' op pagina 34) Net als bij de functie voor beveiligd afdrukken, zijn er drie stappen voor het in de wachtrij plaatsen van taken: 1. Het document verzenden 2. Het document afdrukken 3.
HET DOCUMENT AFDRUKKEN Volg de procedure die is beschreven in het gedeelte “Het document afdrukken' op pagina 27 voor het afdrukken van een beveiligd document. In dit geval wordt het document niet verwijderd van de harde schijf nadat het is afgedrukt. EEN OPGESLAGEN DOCUMENT VERWIJDEREN Volg de procedure die is beschreven in “Een document voor beveiligd afdrukken verwijderen' op pagina 28 voor het verwijderen van een document voor beveiligd afdrukken.
RICHTLIJNEN BIJ HET AFDRUKKEN Dit hoofdstuk biedt een handig naslagwerk op het scherm bij veel van de functies van het stuurprogramma bij uw printer. DE SCHERMEN VAN HET STUURPROGRAMMA OPENEN U hebt via de schermen van de printerdriver toegang tot de meeste beschreven functies. De manier waarop u deze opent, is afhankelijk van uw computer en uw besturingssysteem.
OPMERKING: Instellingen die u aanbrengt op het bedieningspaneel van de printer zelf zijn standaardinstellingen van de printer. Deze bepalen hoe uw printer zich gedraagt wanneer u niet iets anders opgeeft vanaf de computer. De standaardinstellingen van het stuurprogramma hebben voorrang boven de standaardinstellingen van de printer. De afdrukinstellingen van de toepassing hebben voorrang boven zowel de standaardinstellingen van de printer als de standaardinstellingen van het stuurprogramma.
DE INSTELLINGEN VOOR HET STUURPROGRAMMA WIJZIGEN IN DE TOEPASSING WINDOWS 1. Open in uw toepassing het bestand dat u wilt afdrukken. 2. Kies [Afdrukken…] in het menu [Bestand]. 3. Controleer in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing of de weergegeven printer de juiste printer is en klik op [Eigenschappen]. MACINTOSH De Mac-gebruikersinterface wijkt erg af van de Windowsgebruikersinterface. Vooral OS X wijkt aanzienlijk af van eerdere versies.
2. Klik op [Opslaan…] op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma. 3. Voer een duidelijke naam in voor de instellingen die u opslaat en klik op [OK]. OPGESLAGEN INSTELLINGEN VAN HET STUURPROGRAMMA TERUGHALEN 1. Kies op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. 2. Maak eventuele andere aanpassingen voor de afdruktaak, zoals beschreven in het betreffende gedeelte in deze handleiding.
Deze procedure is van essentieel belang als u extra hardwarefuncties wilt toevoegen aan uw printer nadat de stuurprogramma's zijn geïnstalleerd en ingesteld. WINDOWS 1. Open het venster [Eigenschappen] van het stuurprogramma. (Zie "De standaardinstellingen van het stuurprogramma wijzigen" op pagina 32.) 2. Selecteer het tabblad [Apparaatopties]. 3. In het PostScript-stuurprogramma van Windows XP kan het tabblad 'Apparaatinstellingen' heten. 4.
3. Selecteer in het menu [Wijzigen] de hardware-item(s) die u hebt geïnstalleerd en geef de benodigde waarden op bij [In]. OPMERKING: als uw printer is aangesloten via USB of AppleTalk, klikt u op de knop [Automatische configuratie]. Hierbij worden gegevens van de printer opgevraagd en worden de opties automatisch ingesteld. 4. Klik op [OK] om uw instellingen op te slaan. HARDWAREOPTIES CONFIGUREREN VANUIT DE KIEZER (ALLEEN APPLETALK) Gebruik deze methode als u niet afdrukt vanaf het bureaublad. 1.
3. Selecteer uw printerdriver in het linkerdeelvenster van de Kiezer (bijvoorbeeld 'LaserWriter 8'). 4. Selecteer uw printermodel in het rechterdeelvenster van de Kiezer. 5. Klik op [Setup…]. 6. Klik op [Automatische configuratie]. 7. Er worden gegevens van de printer opgevraagd en aanvullende hardwareopties worden automatisch gedetecteerd. Printers die zijn aangesloten via USB: U kunt geen hardwareopties voor de printer wijzigen voor printers die zijn aangesloten via USB in de modus Classic.
ZWARTE EN GRIJZE TINTEN ZWARTE OVERDRUK Bij een zwarte overdruk wordt de witte rand tussen de afgedrukte lettertypen en de gekleurde achtergrond verwijderd. U kunt zwart overdrukken alleen gebruiken wanneer u 100% zwarte tekst afdrukt op een achtergrondkleur. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar in alle softwaretoepassingen. OPMERKINGEN: 1. De functie voor Zwart overdrukken is niet beschikbaar in het Windows PCL 6-stuurprogramma. 2.
Mac OS 9 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Kleuropties] (2). 4. Schakel het selectievakje [Zwarte overdruk] (3) in. Mac OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Schakel het selectievakje [Zwarte overdruk] (4) in.
ZWART AFDRUKKEN (ZWART GENEREREN) Als u zwart wilt laten genereren, moet u Officekleur of Graphic Pro selecteren als afdrukmodus. Uw printer drukt de kleur zwart op een van de twee volgende manieren af: Samengesteld zwart of Puur zwart. SAMENGESTELD ZWART De toners cyaan, magenta, geel en zwart worden gecombineerd tot samengesteld zwart. Dit geeft soms een wat glanzendere afwerking door de grotere hoeveelheid toner die hierbij wordt gebruikt. De kleur zwart kan soms ook iets bruinachtig overkomen.
2. Selecteer de gewenste optie onder [Zwarte afwerking] (2): [Automatisch] (de printer de beste methode laten kiezen op basis van de inhoud van de pagina), [Puur zwart] of [Samengesteld zwart]. Windows (Graphic Pro) 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van het stuurprogramma en klik op de knop [Opties]. 1 2 2. Kies de gewenste instelling in het menu [Zwarte afwerking] (2). Mac OS 9 (Officekleur) 1. Selecteer [Print] in het menu [Archief]. 1 2 3 2.
Mac OS 9 (Graphic Pro) 1. Selecteer [Print] in het menu [Archief]. 1 2 3 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het volgende menu (2). 4. Kies de gewenste instelling bij [Zwarte afwerking] (3). Mac OS X (Officekleur) 1. Selecteer [Print] in het menu [Archief]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] in het volgende menu (2). 4.
Mac OS X (Graphic Pro) 1. Selecteer [Print] in het menu [Archief]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] in het volgende menu (2). 4. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] in het menu [Functiesets] (3). 5. Kies de gewenste instelling bij [Zwarte afwerking] (4).
DUNNE LIJNEN VERSTERKEN U kunt deze functie gebruiken om de penbreedte van zeer dunne lijnen (minimumlijnbreedte) te benadrukken. Als deze functie in sommige softwaretoepassingen is ingeschakeld, kunnen de ruimten in streepjescodes te smal worden. In dat geval schakelt u [Bijstellen zeer dunne lijnen] uit. 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. 2. Klik op het selectievakje om [Bijstellen zeer dunne lijnen] in te schakelen.
GRIJSWAARDEN AFDRUKKEN Als u Grijswaarden selecteert, converteert de printer alle kleuren naar grijstinten en wordt alleen met zwarte toner afgedrukt. Gebruik Grijswaarden als u snel wat proefafdrukken wilt maken of wanneer het niet nodig is een kleurendocument in kleur af te drukken. WINDOWS 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken.
Het kost mogelijk iets meer tijd om [Geoptimaliseerde grijswaarden] af te drukken, maar deze geven de beste kwaliteit. 3. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op [Grijswaarde] op het tabblad [Kleur] en klikt u vervolgens op [Geavanceerd] als u helderheid en contrast wilt aanpassen. MAC OS 9 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Kleuropties] in het volgende menu (2).
4. Selecteer [Grijswaarde] in het menu [Kleurmodus] (3). 5. Schakel het selectievakje om altijd grijswaarden van de printer te gebruiken (4) in. Dit zorgt voor de beste kwaliteit als u grijswaarden gebruikt. 5 6 6. Selecteer [Taakopties] in het menu onder [Printer] (5). 7. Schakel het selectievakje om geoptimaliseerde grijswaarden te gebruiken (6) in. Hierdoor kan het afdrukken iets langzamer gaan, maar de resultaten zijn van zeer goede kwaliteit.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 5 6 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] in het volgende menu (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Selecteer [Grijswaarde] in het menu [Kleurmodus] (4). 6. Schakel het selectievakje om altijd grijswaarden van de printer te gebruiken (5) in. Dit zorgt voor de beste kwaliteit als u grijswaarden gebruikt. 7.
KLEURKOPPELING BASISPRINCIPES Er zijn drie manieren waarop u de kleuren van uw document kunt beheren en aanpassen. 1 3 2 1. Windows / Macintosh Kleurbeheer via de toepassing (1). Sommige grafische programma's en DTP-programma's, zoals Adobe Photoshop, Adobe Illustrator en Quark Xpress, hebben hun eigen interne systeem voor kleurbeheer. Zie "Instellingen van de printerdriver voor het maken van ICCprofielen of het achterwege laten van kleurkoppeling" op pagina 86.
3. Kleurbeheer via de printer (3). Wanneer u uw document afdrukt en instellingen wijzigt in de printerdriver, verricht de printer de kleurkoppelingen. OPMERKING: Gebruik slechts één systeem voor kleurbeheer voor de beste resultaten van uw printer. Als u het kleurbeheersysteem van uw printer wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat het kleurbeheer in uw toepassing en besturingssysteem is uitgeschakeld.
KLEURBEHEER VIA DE PRINTER INLEIDING Uw printer heeft twee aparte systemen voor kleurbeheer: Officekleur en Graphic Pro. 1 3 2 Windows / Macintosh 3a 3b > Office-kleur (3a) –"Officekleur" op pagina 53 > Dit is een vrij eenvoudig systeem voor kleurbeheer dat is ontwikkeld met het oog op gebruiksgemak. Officekleur wordt aanbevolen voor gebruikers die niet veel ervaring met kleur hebben, maar wel goede resultaten willen halen bij het afdrukken vanuit programma's als Microsoft Office.
RGB- EN CMYK-KLEUREN In sommige toepassingsprogramma's kunt u kiezen of u documenten wilt maken en bewerken met RGB-kleuren of met CMYK-kleuren. Meestal worden CMYK-kleuren alleen ondersteund door professionele grafische software en DTPsoftware. De meeste toepassingsprogramma's, zoals Microsoft Office-programma's of webbrowsers, ondersteunen alleen RGBkleuren. Als uw toepassingsprogramma u niet de keus voor RGB of CMYK biedt, kunt u ervan uitgaan dat uw programma alleen RGB ondersteunt.
OFFICEKLEUR In dit gedeelte worden de functies in de printerdriver voor printerkleurbeheer met 'Officekleur' beschreven. Er zijn twee verschillende optiesets in Officekleur: RGB-OPTIES CMYK-OPTIES (ALLEEN POSTSCRIPT) Monitor (6500K) - Auto OMRUILEN Monitor (6500K) Perceptueel Euroscale Monitor (6500K) - Levendig JapanColor Monitor (9300K) Digitale camera sRGB OPMERKING: De opties voor CMYK-gegevens komen niet voor in de Windows PCL 5c- of PCL 6-printerdrivers.
OFFICE-KLEUR: RGB-OPTIES Officekleur biedt een verzameling van een aantal verschillende standaardinstellingen voor kleurkoppeling voor RGB-gegevens. Deze standaardinstellingen hebben elk een iets ander effect op de kleur van uw afdruk. Deze RGB-kleurkoppelingsopties zijn beschikbaar in alle printerdrivers. STANDAARDINSTELLING BESCHRIJVING Monitor (6500K) Auto Hierbij wordt de beste standaardinstelling voor kleurkoppeling geselecteerd op basis van het type document.
WINDOWS Deze informatie geldt voor de Windows PCL 5c-, PCL 6- en PostScript-stuurprogramma's. 1. Selecteer op het tabblad [Kleur] van de printerdriver de optie [Officekleur] (1) en klik op [Opties]. 1 2 2. Selecteer een standaardinstelling bij [Kleurkoppelingsopties] (2).
MAC OS 9 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 5 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Kleuropties] (2). 4. Selecteer [Officekleur] in het menu [Kleurmodus] (3). 5. Selecteer [Kleur - Officekleur] (4). 6. Selecteer de standaardinstelling Officekleur (5) die u wilt gebruiken.
MAC OS X OPMERKING: Wanneer u afdrukt vanuit bepaalde toepassingen in Mac OS X, hebben deze RGB-kleurkoppelingsopties mogelijk geen effect op de kleur van uw afdruk. Als u merkt dat de kleuren van uw afdruk niet zijn gewijzigd nadat u een van de standaardinstellingen van Officekleur hebt toegepast, is de toepassing niet compatibel met dit type printerkleurkoppeling. In plaats daarvan kunnen gebruikers van Mac OS X 10.3.x mogelijk de kleur van hun document aanpassen met ColorSync Quartz-filters. 1.
6. Selecteer [Kleur - Officekleur] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer de [Officekleur]-standaardinstelling (6) die u wilt gebruiken. RGB OFFICEKLEUR AANPASSEN MET HET HULPPROGRAMMA VOOR KLEURCORRECTIE (WINDOWS) Als de standaardinstellingen van Officekleur niet aan uw behoeften voldoen, biedt het hulpprogramma Colour Correct een mogelijkheid voor verdere aanpassing. Het hulpprogramma Colour Correct biedt twee methoden om de instellingen van Officekleur aan te passen: 1.
GRAPHIC PRO In dit gedeelte worden de kleurkoppelingsopties voor Graphic Pro beschreven. Het Graphic Pro-kleurkoppelingssysteem is gebaseerd op ICCprofielen. U downloadt deze profielen naar de printer met het hulpprogramma Profile Assistant, waarna u ze kunt selecteren in de printerdriver. Wanneer een taak naar de printer wordt gestuurd, worden de ICC-profielen op de printer toegepast op de afdruktaak.
CMYK-INKTSIMULATIE U kunt uw printer gebruiken om de kleuruitvoer te simuleren van een drukpers (inktinstellingen OMRUILEN, Euroscale of JapanColor). NAUWKEURIGERE PRINTERKLEUR Als u zelf profielen hebt gemaakt met software voor het maken van ICC-profielen van derden, kunt u deze profielen naar de printer downloaden en gebruiken bij het afdrukken.
WERKSTROOM VAN GRAPHIC PRO: OVERZICHT Het gebruik van het kleurkoppelingssysteem Graphic Pro verloopt in drie stappen. 1. ICC-profielen verzamelen of maken (zie hierna) 2. ICC-profielen downloaden naar de harde schijf van de printer (pagina 61) 3.
Selecteer de verbindingstypen die u wilt zoeken (USB of Netwerk (TCP/IP)) en klik op [Start]. Als u het IP-adres van de printer weet, voert u dat zelf in. 3. Op het hoofdscherm van Profile Assistant worden de profielen weergegeven die op de harde schijf van de printer staan. U kunt als volgt een nieuw profiel naar de printer downloaden: (a) Klik op [Toevoegen]. (b) Selecteer een ICC-profiel op de harde schijf van uw computer.
(f) Klik op [OK] om het ICC-profiel te downloaden naar de printer. STAP 3: ICC-PROFIELEN SELECTEREN IN DE PRINTERDRIVER Wat u selecteert in de printerdriver is afhankelijk van de kleurkoppelingstaak die u wil uitvoeren. In de volgende gedeelten van deze handleiding worden voorbeelden van de selectie van ICC-profielen getoond voor verschillende kleurkoppelingstaken.
WINDOWS Deze informatie geldt voor de Windows PCL 5c-, PCL 6- en PostScript-stuurprogramma's. Wanneer u de kleur wilt koppelen aan de kleur van een RGBinvoerapparaat, zoals een monitor, scanner of digitale camera, moet u de volgende gegevens selecteren in de printerdriver: 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van de printerdriver en klik op [Opties]. 1 2 3 4 2. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] (2). 3.
4. Selecteer een printeruitvoerprofiel (4). Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer. Als u zelf een printerprofiel hebt gemaakt met software voor het maken van profielen, selecteert u dat hier. OPMERKING: als u uw eigen printeruitvoerprofiel hebt geselecteerd (4), kunt u ook de renderingsintentie aanpassen. Zie "Renderingsintenties" op pagina 84. MAC OS 9 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 2.
5. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] (4). 4 5 6 6. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (5). 7. Selecteer voor de RGB-profielbron het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals uw monitor, scanner of digitale camera (6). Vergeet niet dat de namen 'RGB-bron 1', 'RGB-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie "Profile Assistant" op pagina 61. 8.
u een renderingsintentie (zie "Renderingsintenties" op pagina 84). MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Selecteer [Graphic Pro] in het menu [Kleurmodus] (4).
6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (6). 8. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het menu [Functiesets] (7). 7 8 9. Selecteer in [RGB-profielbron] (8) het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals uw monitor, scanner of digitale camera.
Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie "Profile Assistant" op pagina 61. 10. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] (9) in het menu [Functiesets]. 9 10 11. Selecteer uw printerprofiel (10) in het menu voor [Printeruitvoerprofiel]. 12. Als Auto is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer.
EEN ANDERE PRINTER SIMULEREN: RGB-BRONGEGEVENS U kunt het Graphic Pro-kleurkoppelingssysteem gebruiken om de kleuruitvoer van een andere printer te simuleren. 1 2 3 5 6 4 1. RGB-gegevens 2. Afgedrukt document 3. RGB-bronprofiel 4. Scanner, monitor, camera, enzovoort 5. Printeruitvoerprofiel 6. Laat deze op Auto staan of selecteer uw aangepaste profiel.
gedeelte (Windows pagina 71, Mac OS 9 pagina 73, Mac OS X pagina 67). WINDOWS Als u een RGB-brondocument hebt, simuleert u de uitvoer van een andere printer door de volgende gegevens te selecteren in de printerdriver. 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van de printerdriver en klik op [Opties]. 1 2 3 5 4 2. Selecteer [Printersimulatie] (2). 3. Selecteer het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u gebruikt om uw brondocument vast te leggen of weer te geven.
Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie "Profile Assistant" op pagina 61. 5. Selecteer een doelprofiel voor de simulatie (4). 6. Dit profiel komt overeen met de printer die u wilt simuleren. 7. Als u zwarte en grijze tinten wilt produceren die worden afgedrukt met alleen zwarte toner, schakelt u de optie [Zwart behouden] uit. Weliswaar krijgt u met deze optie een afdruk van betere kwaliteit, maar hierbij worden de zwarte en grijze tinten niet correct gesimuleerd. 8.
MAC OS 9 / CLASSIC Als u een RGB-brondocument hebt, simuleert u de uitvoer van een andere printer door de volgende gegevens te selecteren in de printerdriver. 1. Kies [Archief] → [Print]. 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 1 2 3 3. Selecteer [Kleuropties] (2). 4. Kies [Kleurmodus] → [Graphic Pro] (3). 5. Kies [Kleur] → [Graphic Pro 1] (4). 4 5 6 7 6. Kies [Kleurkoppelingstaak] → [Printersimulatie] (5). 7.
Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie "Profile Assistant" op pagina 61. 8. Selecteer in het menu [Simulatie doelprofiel] (7) het profiel van het apparaat dat u wilt simuleren. Vergeet niet dat de namen 'CMYK-bron 1', 'CMYK-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie "Profile Assistant" op pagina 61. Als u zwarte en grijze tinten wilt produceren die worden afgedrukt met alleen zwarte toner, schakelt u de optie [Zwart behouden] uit.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 1 2 3 4 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Selecteer [Graphic Pro] in het menu [Kleurmodus] (4). 6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer [Printersimulatie] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (6).
8. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het menu [Functiesets] (7). 7 8 9 9. Selecteer in [RGB-profielbron] (8) het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals uw monitor, scanner of digitale camera. Vergeet niet dat de namen 'RGB-bron 1', 'RGB-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie "Profile Assistant" op pagina 61. 10.
11. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] in het menu [Functiesets] (10). 10 11 12. Selecteer uw printerprofiel in het menu voor [Printeruitvoerprofiel] (11). Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer. Als u zelf een printerprofiel hebt gemaakt met software voor het maken van profielen, selecteert u dat hier en kiest u een renderingsintentie (zie "Renderingsintenties" op pagina 84).
CMYK-INKTSIMULATIES: CMYK-BRONGEGEVENS U kunt het op ICC-profielen gebaseerde systeem voor kleurkoppeling gebruiken om de uitvoer op een drukpers te simuleren. U kunt een selectie maken uit de inkttypen die het meest worden gebruikt in verschillende regio's van de wereld: > Euroscale: Europa > Omruilen: Noord-Amerika > Toyo: Japan Als u CMYK-inktsimulaties wilt afdrukken, moet u de meegeleverde Postscript-printerdriver gebruiken. 1 2 3 5 6 4 1. CMYK-gegevens 2. Afgedrukt document 3.
WINDOWS OPMERKING: Deze informatie geldt alleen voor het PostScriptstuurprogramma van Windows. Als u een CMYK-brondocument hebt, gebruikt u de volgende instellingen in de printerdriver om een CMYK-inktsimulatie uit te voeren: 1 2 4 3 5 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van de printerdriver en klik op [Opties]. 2. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] (2). 3.
Gebruik de optie [Zwart behouden] om de informatie over de oorspronkelijke grijze component (K-kanaal) te bewaren. Als de optie [Zwart behouden] is uitgeschakeld, kunnen grijze componenten worden afgedrukt met een mengsel van CMYK-toners, in plaats van alleen K-toner (zwart). 4. Selecteer een printeruitvoerprofiel (4). Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer.
5. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] (4). 4 5 6 6. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (5). Selecteer als bron voor het CMYK-invoerprofiel (6) het CMYK-invoerprofiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals een pers die gebruikmaakt van de inkttypen OMRUILEN of Euroscale. Als u een ander CMYK-inktprofiel hebt dat u wilt gebruiken, selecteert u dat hier als het juiste 'CMYK-bron x'-profiel.
software voor het maken van profielen, selecteert u dat hier en kiest u een renderingsintentie (zie "Renderingsintenties" op pagina 84). MAC OS X Als u een CMYK-brondocument hebt, gebruikt u de volgende instellingen in de printerdriver om een CMYK-inktsimulatie uit te voeren: 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5.
kunnen grijze componenten worden afgedrukt met een mengsel van CMYK-toners, in plaats van alleen K-toner (zwart). 8. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het menu [Functiesets] (7). 7 8 9 9. Selecteer [CMYK-invoerprofiel] in het menu [CMYKprofieltype] (8). 10. Selecteer als bron voor het CMYK-invoerprofiel (9) het CMYK-invoerprofiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals een pers die gebruikmaakt van de inkttypen OMRUILEN of Euroscale.
Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer. Als u zelf een printerprofiel hebt gemaakt met software voor het maken van profielen, selecteert u dat hier en kiest u een renderingsintentie (zie "Renderingsintenties" op pagina 84). RENDERINGSINTENTIES Wanneer u voor het printeruitvoerprofiel een ander profiel selecteert dan [Auto], kunt u de renderingsintentie selecteren.
ABSOLUUT COLORIMETRISCH Deze optie wordt aanbevolen als u op uw printer proefafdrukken maakt van afbeeldingen die uiteindelijk moeten worden afgedrukt op een drukpers. Dit kan leiden tot een zichtbare kleurzweem op de afdruk, omdat hierbij zal worden geprobeerd het papierwit van het doelapparaat te simuleren. PURE ZWARTE TEKST/GRAFISCH Wanneer uw document wordt afgedrukt, worden de zuiver zwarte kleuren vaak niet afgedrukt met 100% zwarte toner.
INSTELLINGEN VAN DE PRINTERDRIVER VOOR HET MAKEN VAN ICC-PROFIELEN OF HET ACHTERWEGE LATEN VAN KLEURKOPPELING Als u ICC-profielen maakt met software van derden, selecteert u [Kleurkoppeling uitschakelen bij het creëren van profiel]. Met deze optie schakelt u elk printerkleurbeheer uit en voorkomt u ook dat de printer de dikte van de tonerlaag beperkt. Als u de kleurkoppeling van uw toepassing gebruikt, selecteert u [Kleurkoppeling van toepassing gebruiken].
MAC OS 9 1. Kies [Archief] → [Print]. 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Kleuropties] (2). 4. Selecteer [Graphic Pro] in het menu [Kleurmodus] (3). 1 2 3 5. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] (4). 4 5 6. Selecteer [Kleurkoppeling uitschakelen bij het creëren van profiel] in het menu [Kleurkoppelingstaak] (5) als u een ICC-profiel maakt met software van derden voor het maken van profielen.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Selecteer [Graphic Pro] in het menu [Kleurmodus] (4). 6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7.
AFWERKINGSOPTIES Uw printer biedt een brede selectie van afwerkingsopties voor uw documenten, waarmee u meer controle hebt op de uiteindelijke vorm van uw afgedrukte document. Afhankelijk van de aangesloten hardware, hetzij als optionele upgrades hetzij als standaard bijgeleverde hardware (afhankelijk van uw model printer), kan het systeem verschillende mogelijkheden bieden.
de printer. Bovendien moet er 256 MB extra geheugen (in totaal 512 MB) zijn geïnstalleerd. OPMERKINGEN: 1. Wanneer u wilt controleren hoeveel geheugen momenteel is geïnstalleerd, drukt u een configuratiepagina af vanaf het bedieningspaneel van de printer. 2. Enkele toepassingen ondersteunen het afdrukken van boekjes niet, maar de meeste wel. 3. Deze functie is niet beschikbaar in de Macintoshstuurprogramma's. 4. Deze functie is niet beschikbaar in het Windows 98 PostScript-stuurprogramma.
WINDOWS POSTSCRIPT (Alleen voor Windows 2000/XP/Server 2003) 1. Kies [Boekje] in de vervolgkeuzelijst [Pagina's per vel] op het tabblad [Lay-out] van het stuurprogramma. 2. Controleer of de duplexoptie is ingesteld op [Over korte zijden spiegelen]. OPMERKING: Als de optie voor Boekje niet wordt weergegeven, controleert u of de duplexoptie is ingeschakeld in het stuurprogramma.
WINDOWS PCL 1. Roep op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] op die u wilt gebruiken. 2. Kies [Boekje] in de vervolgkeuzelijst [Afwerkingmodus] en klik op [Opties]. 3. In het venster Opties kunt u de grootte van de [katernen] instellen, het aantal [pagina's] per zijde van het papier en de [rugmarge] als het een dik document is. De afbeelding in dit venster laat zien welk effect elke gemaakte keus heeft.
SORTEREN Met deze functie kunt u meerdere exemplaren van een document van meer pagina's zo afdrukken dat de pagina's van elk exemplaar op de juiste volgorde liggen. Niet-gesorteerde pagina's worden als volgt afgedrukt 1 1 2 1 2 3 2 3 3 Gesorteerde pagina's worden als volgt afgedrukt 1 2 1 3 2 1 3 2 3 Sorteren via de toepassing: sommige toepassingsprogramma's hebben een sorteerfunctie bij hun afdrukopties.
Als u problemen ondervindt bij het sorteren via de printer, kunt u in plaats daarvan de sorteeroptie bij de afdrukopties van uw toepassing gebruiken. WINDOWS 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] eerst de eventueel opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. Zie "Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen" op pagina 34. 2. Selecteer op het tabblad [Taakopties] in de betreffende lijst het aantal [kopieën] dat u wilt afdrukken. 3.
MAC OS9.X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het printermenu (1). 3. Selecteer [Standaard] (2). 4. Voer het aantal [kopieën] (3) in dat u wilt afdrukken. 4 5 5. Selecteer [Taakopties] (4). 6. Schakel het selectievakje [Gesorteerd] in (5) om sorteren via de printer in te schakelen. OPMERKING: Deze illustraties komen uit het stuurprogramma Apple LaserWriter, dat gebruikmaakt van 'sorteren via de printer'.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het printermenu (1). 3. Selecteer [Aantal en pagina's] (2). De optie [Sorteren] in het dialoogvenster [Aantal en pagina's] is voor sorteren via de toepassing. Zie "Sorteren" op pagina 93. 4 5 6 4. Voer het aantal [kopieën] (3) in dat u wilt afdrukken. 5. Selecteer [Printerfuncties] (4). 6. Selecteer [Taakopties] in het menu [Functiesets] (5). 7.
KLEURSCHEIDING Met de functie voor kleurscheiding drukt u elk van de vier primaire kleuren af als aparte grijswaarde-afbeeldingen. Dit is een proefdrukvoorziening die de relatieve dichtheid van elk van de vier tonerkleuren in uw afdrukdocument aangeeft. Hoe donkerder een gebied wordt weergegeven, des te meer van de corresponderende tonerkleur wordt gebruikt wanneer u in kleur afdrukt. WINDOWS POSTSCRIPT 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Kleur] van het stuurprogramma. 2.
MAC OS9 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het printermenu (1). 3. Selecteer [Kleuropties] (2). 4. Selecteer in het menu [Scheidingen] (3) de scheidingen die u wilt afdrukken. MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het printermenu (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3).
5. Selecteer in het menu [Scheidingen] (4) de scheidingen die u wilt afdrukken. AFDRUKTAKEN IN DE WACHTRIJ SCHEIDEN Wanneer u een printer deelt met andere gebruikers, kan het handig zijn een speciale pagina tussen afdruktaken af te drukken, zodat iedere gebruiker gemakkelijk de eigen afdruktaak kan terugvinden in de stapel papier bij de printer. In Windows wordt deze pagina een 'scheidingspagina' genoemd. Op de Mac wordt dit een 'Voorblad' of 'Info-pagina' genoemd.
VOORBLAD IN MAC OS 9 U hebt toegang tot het voorblad vanuit het afdrukdialoogvenster van uw toepassing. 1 2 3 1. Kies [Archief] → [Print]. 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Voorblad] (2). 4. Selecteer de gewenste opties voor het voorblad (3). VOORBLAD IN MAC OS X U hebt toegang tot het voorblad vanuit het afdrukdialoogvenster van uw toepassing. 1 2 3 1. Kies [Archief] → [Print]. 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3.
OMSLAG We hebben het over een 'omslag' wanneer het papier voor de eerste pagina (de omslag) van een afdruktaak wordt ingevoerd vanuit de ene papierlade en het papier voor de andere pagina's van de afdruktaak wordt ingevoerd vanuit een andere papierlade. Deze functie is niet beschikbaar in de Windows PostScriptstuurprogramma's. Een omslag is niet hetzelfde als een voorblad. Een voorblad is een identificatieblad dat wordt ingevoegd tussen de afdruktaken van een netwerkprinter.
MAC OS9.X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Standaard] (2). 4. Selecteer bij [Papierbron] (3) de laden of papiersoorten die u wilt gebruiken voor de eerste pagina en de overige pagina's. MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Papierinvoer] (2). 4.
AANGEPAST PAGINAFORMAAT Met deze functie kunt u afdrukken op afdrukmedia van afwijkende formaten. De universele lade wordt gebruikt voor de invoer van afwijkende mediaformaten. De breedte van afdrukmedia kan variëren van 76mm tot 328 mm en de lengte kan variëren van 90mm tot 1200 mm. De werkelijke limieten kunnen iets verschillen, afhankelijk van de printerdriver dat u gebruikt en het besturingssysteem van uw computer.
3. Kies in het venster Grootte van de aangepaste pagina definiëren (PostScript) de [papierinvoerrichting] in de vervolgkeuzelijst. De mogelijke opties zijn: Korte zijde eerst De pagina is in staand formaat (lang) en u voert eerst de bovenkant van de pagina in de printer in. Lange zijde eerst De pagina is in liggend formaat (breed) en u voert eerst de bovenkant van de pagina in de printer in.
6. Klik op [OK] om het venster Geavanceerde opties te sluiten. 7. Kies in het venster van het stuurprogramma de [Universele lade] als de [Papierbron]. WINDOWS PCL 1. Selecteer op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen instellingen die u wilt gebruiken. 2. Klik op de knop [Papierinvoeropties]. 3. Klik in het venster Papierinvoeropties op [Aangepast formaat]. 4.
5. Als u een eerder opgeslagen aangepast formaat wilt gebruiken, klikt u op de naam ervan in de lijst. U maakt als volgt een nieuw aangepast formaat: (a) Voer in de vakken [Breedte] en [Lengte] de afmetingen van de pagina in. (b) Voer een naam in voor het nieuwe formaat in het vak [Naam] en klik op [Toevoegen] om het op te slaan in de lijst. 6. Klik op [OK] om het gekozen formaat te accepteren en het venster Aangepast formaat te sluiten. 7.
MAC OS 9 OPMERKING: De illustratie in deze procedure komt uit het stuurprogramma Apple LaserWriter. 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 5 2. Selecteer [Speciale papierformaten] (1). 3. Klik op [Nieuw] (2) om een nieuw papierformaat te definiëren. 4. Voer de [breedte] en [hoogte] (3) van het papier in. 5. Geef zo nodig de [marges] (4) voor het papier op. 6. Voer een [naam] (5) in voor het nieuwe formaat en klik op [OK].
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Pagina-instelling] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 2. Selecteer [Speciaal papierformaat] (1). 3. Klik op [Nieuw] (2) om een nieuw papierformaat te definiëren en voer een naam in voor het papierformaat.. 4. Voer de [breedte] en [hoogte] (3) van het papier in. 5. Geef zo nodig de [marges] (4) voor het papier op. 6. Klik op [OK] om het nieuwe papierformaat op te slaan.
DUPLEX (DUBBELZIJDIG) AFDRUKKEN Als in uw printer een duplexeenheid is geïnstalleerd, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken en zo op papier en kosten besparen en gewicht en volume beperken. > Voor dubbelzijdig afdrukken kunt u alleen papier gebruiken, geen transparanten of andere media. > Gebruik papier van 75–120 g/m². Als het papier bij papier van 75-90 g/m² erg krult, gebruikt u papier van 105 g/m². > Gebruik alleen papier van standaardformaten, bijvoorbeeld A4, Letter, enzovoort.
Voor een staande paginalay-out is [Lange zijde] de gebruikelijke keus. Voor een liggende paginalay-out is [Korte zijde] de gebruikelijke keus. Als u [Uit] kiest, wordt dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld en wordt het document enkelzijdig afgedrukt. WINDOWS PCL 1. Selecteer op het tabblad Setup van het stuurprogramma, onder [2-zijdig afdrukken], de gewenste bindrand. WINDOWS XP WINDOWS 98 Voor een staande paginalay-out is [Lange zijde] de gebruikelijke keus.
MAC OS 9 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Lay-out] (2). 4. Schakel het selectievakje [Print beide zijden] (3) in. 5. Selecteer de gewenste bindrand (4). In de afbeelding ziet u hoe het papier wordt gedraaid, aan de lange of de korte zijde.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Lay-out] (2). 4. Selecteer bij de opties voor [2-zijdig afdrukken] (3) de optie [Binden over lange zijden] of [Binden over korte zijde]. Welke keus u moet maken is meestal afhankelijk van de afdrukstand van uw pagina (staand of liggend) en van de manier waarop u het papier omdraait om de tweede kant te lezen.
MEER PAGINA'S AFDRUKKEN OP ÉÉN BLAD (N-UP) Met deze functie schaalt u het papierformaat van uw document voor het afdrukken en worden meerdere pagina's per vel afgedrukt. Dit is handig wanneer u alleen de paginalay-out wilt controleren of wanneer u uw document in een compactere vorm wilt verspreiden. U bespaart er papier en kosten mee en beperkt volume en gewicht. Als u een duplexeenheid hebt geïnstalleerd, kunt u deze functie zelfs combineren met dubbelzijdig afdrukken voor een verdere besparing.
WINDOWS POSTSCRIPT 1. Kies op het tabblad Lay-out (Windows XP) of Setup (Windows 98) van het stuurprogramma het aantal pagina's dat u op elk blad wilt afdrukken ('X op één'): 1 op één is normaal, 16 op één is het maximum. WINDOWS PCL 1. Kies op het tabblad Lay-out (Windows XP) of Setup (Windows 98) van het stuurprogramma het aantal pagina's dat u op elk blad wilt afdrukken ('X op één'): 1 op één is normaal, 16 op één is het maximum. 2.
Hier kunt u de afdrukvolgorde van de pagina en de paginalay-out opgeven, kunt u opgeven of u paginaranden wilt afdrukken en kunt u zo nodig een rugmarge kiezen. MAC OS 9 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Lay-out] (2). 4. Selecteer in het menu [Pagina's per vel] (3) het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken. 5.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 5 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Lay-out] (2). 4. Selecteer in het menu [Pagina's per vel] (3) het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken. 5. Wijzig zo nodig de richting (4) waarin de documentpagina's op het papier zijn gerangschikt. 6. U kunt desgewenst om elke pagina een rand laten afdrukken (5).
POSTER AFDRUKKEN Met deze optie kunt u posters afdrukken door één documentpagina in meerdere delen te verdelen. Elk deel wordt vergroot op een apart blad afgedrukt. Vervolgens kunt u de aparte bladen combineren tot een poster. Posterafdruk is alleen beschikbaar in de Windows PCLprinterdrivers. WINDOWS PCL 1. Kies op het tabblad Setup van het stuurprogramma, onder [Afwerkingmodus], de optie [Posterafdruk]. 2. Klik op [Opties] om het venster Opties te openen.
(c) Een [overlap] kan u helpen de aangrenzende pagina's juist tegen elkaar aan te leggen wanneer u de uiteindelijke poster maakt. SCHALEN NAAR PAGINA Met de functie voor schalen naar pagina kunt u gegevens die zijn opgemaakt voor een bepaald paginaformaat afdrukken op een ander paginaformaat, zonder de afdrukgegevens te wijzigen. Deze functie is alleen beschikbaar bij de Windows PCLprinterdrivers. 1. Klik op [Opties…] op het tabblad Setup van de driver. 2.
WATERMERKEN Een watermerk is meestal een vage tekst die over de afdruk van een document wordt weergegeven. Dit kan worden gebruikt om aan te geven dat een document 'Concept', of wellicht 'Vertrouwelijk' is. Deze functie is niet beschikbaar in Mac OS X. Onderstaande illustratie komt uit het Windows PostScript-stuurprogramma. Het PCL-stuurprogramma lijkt er veel op. WINDOWS U vindt de functie Watermerken op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. Klik op de knop [Watermerken].
U maakt als volgt een nieuw watermerk: 1. Klik op [Nieuw…] in het venster Watermerken. 2. Voer de gewenste tekst voor het watermerk in. 3. Wijzig zo nodig lettertype, formaat, kleur, hoek, positie en rand (bijsnijden) van het watermerk. 4. Klik op [OK] om uw wijzigingen te accepteren. U kiest als volgt een eerder gemaakt watermerk: 1. Klik in de lijst op het venster Watermerken op het gewenste watermerk. U bewerkt als volgt een bestaand watermerk: 1.
MAC OS 9 De hier afgebeelde illustraties komen uit het stuurprogramma Adobe PostScript. Het stuurprogramma Apple LaserWriter heeft geen functie voor watermerken. 1. Kies [Archief] → [Pagina-instelling] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 5 2. Selecteer [Watermerken] (1). 3. Selecteer de pagina's waarop u een watermerk wilt afdrukken 2: [Geen] (geen watermerken), [Eerste] of [Alle]. 4. Kies het type watermerkgegevens dat u wilt gebruiken (3): een PICT-bestand, EPS-bestand of gewone tekst. 5.
MENUFUNCTIES Deze sectie biedt een overzicht van de menu’s die via de knoppen op het bedieningspaneel van de printer toegankelijk zijn en op het LCD-scherm kunnen worden weergegeven. Veel van deze instellingen kunnen worden overschreven en worden vaak ook overschreven door de instellingen in de Windows-printerdrivers. In de driver kunnen echter diverse opties worden ingesteld op 'Printerinstelling'. Aan deze opties worden vervolgens de waarden toegewezen die in deze printermenu's worden ingevoerd.
• Druk op ON LINE om het menusysteem af te sluiten en terug te gaan naar de modus stand-by. MENU PRINT JOBS (MENU AFDRUKTAKEN) Dit menu verschijnt alleen als er een harde schijf is geïnstalleerd. Het menu wordt gebruikt voor het afdrukken van documenten die zijn opgeslagen op de interne harde schijf. Deze documenten worden op de harde schijf opgeslagen met de functie voor beveiligd afdrukken of controleren en afdrukken.
ITEM ACTIE BESCHRIJVING PRINT PPR FONT (PPRlettertypen afdrukken) UITVOEREN Hiermee drukt u een volledig overzicht af van alle interne IBM ProPrinter III XLemulatielettertypen, inclusief de lettertypen die zijn geladen in het flashgeheugen en naar de harde schijf. PRINT FX FONT UITVOEREN (FX-lettertypen afdrukken) Hiermee drukt u een volledige lijst af van alle interne Epson FXemulatielettertypen, inclusief de lettertypen die zijn geladen in het flashgeheugen en naar de harde schijf.
MENU AFDRUKKEN Via dit menu kunt u allerlei functies voor afdruktaken wijzigen. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING KOPIEËN 1-999 Voer in hoeveel exemplaren, van 1 tot en met 999, u van een document wilt afdrukken.
ITEM INSTELLINGEN RESOLUTION (RESOLUTIE) 600x1200DPI Hiermee stelt u de 600DPI standaardresolutie voor afdrukken in (dots per inch). Bij de instelling 600 x 1200 dpi wordt er meer geheugen gebruikt en is er meer tijd nodig voor het verwerken van de afdruktaak, maar zijn de afdrukken wel van betere kwaliteit. BESCHRIJVING TONER SAVE MODE (TONERSPAARMODUS) UIT AAN Hiermee vermindert de hoeveelheid toner die voor het afdrukken worden gebruikt.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING ÉÉN AFDRUKSNELHEID MIXED SPEED De printer schakelt automatisch over op 20 ppm (C5700) of 26ppm (C5900) voor elke kleurenpagina en op 20 ppm voor elke zwartwitpagina. Wanneer u zwartwitpagina's afdrukt, worden de 3 kleurencartridges automatisch opgetild om de gebruiksduur te optimaliseren. Vanwege deze handeling treedt een vertraging op wanneer de printer overschakelt tussen afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING EDIT SIZE (GROOTTE WIJZIGEN) CASSETTE SIZE (CASSETTEFORMAAT) LETTER EXECUTIVE LEGAL14 LEGAL13.5 LEGAL13 A4 / A5 / A6 / B5 AANGEPAST ENVELOP COM-9 ENVELOP COM-10 ENVELOP MONARCH ENVELOP DL ENVELOP C5 Hiermee stelt u de grootte van het afdrukgebied in zodat de grootte overeenkomt met het formaat van het gebruikte papier. Dit is een ander formaat dan het werkelijke formaat van het papier, dat altijd iets groter is.
MENU MEDIA Via dit menu kunt u allerlei afdrukmedia instellen. ITEM INSTELLINGEN TRAY1 PAPERSIZE (PAPIERFORMAAT LADE 1) A4 / A5 / A6 / Hiermee selecteert u het papierformaat dat in lade 1 (de B5 bovenste lade, als beide laden zijn LEGAL14 geïnstalleerd) is geladen. Zie voor de LEGAL13.5 instelling AANGEPAST de opties XLEGAL13 afmeting en Y-afmeting verderop in LETTER deze tabel.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING TRAY2 MEDIAWEIGHT (MEDIAGEWICHT LADE 2) LICHT (6474 g/m²) MIDDEL (7590 g/m²) ZWAAR (91176 g/m²) Hiermee stelt u de printer in voor het gewicht van het papier in deze lade (indien geïnstalleerd. PAPIERFORMAAT UNIVERSELE LADE LETTER EXECUTIVE LEGAL14 LEGAL13.5 LEGAL13 A4 / A5 / A6 / B5 AANGEPAST ENVELOP COM-9 ENVELOP COM-10 ENVELOP MONARCH ENVELOP DL ENVELOP C5 Hiermee selecteert u het papierformaat dat moet worden ingevoerd vanuit de universele lade.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING X-AFMETING 100-210-216 MILLIMETER Hiermee selecteert u de breedte van het papier die bij de instelling AANGEPAST is gedefinieerd en waarnaar in de instellingen voor Papierformaat hiervoor wordt verwezen. Y-AFMETING 148-297-1200 MILLIMETER Hiermee selecteert u de lengte van het papier die bij de instelling AANGEPAST is gedefinieerd en waarnaar bij de instellingen voor Papierformaat hiervoor wordt verwezen.
MENU KLEUR De printer past op gezette tijden automatisch de kleurbalans en de dichtheid aan om de uitvoer te optimaliseren voor helderwit papier dat wordt bekeken bij daglicht. Met de items in dit menu kunt u de standaardinstellingen voor een speciale of bijzonder complexe afdruktaak wijzigen. Als deze afdruktaak is voltooid, worden de standaardwaarden weer hersteld.
ITEM INSTELLINGEN C HIGHLIGHT -3~0~+3 C MID-TONE -3~0~+3 C DARK -3~0~+3 M HIGHLIGHT -3~0~+3 M MID-TONE -3~0~+3 M DARK -3~0~+3 Y HIGHLIGHT -3~0~+3 Y MID-TONE -3~0~+3 Y DARK -3~0~+3 K HIGHLIGHT -3~0~+3 K MID-TONE -3~0~+3 K DARK -3~0~+3 C DARKNESS (DONKERTE C) -3~0~+3 M DARKNESS (DONKERTE M) -3~0~+3 Y DARKNESS (DONKERTE Y) -3~0~+3 K DARKNESS (DONKERTE K) -3~0~+3 REGISTRATIE AANPASSEN BESCHRIJVING Hiermee past u de afbeeldingdichtheid aan van elke kleurcomponent (cyaan, magen
ITEM INSTELLINGEN INK SIMULATION (INKTSIMULATIE) UIT Hiermee selecteert u een van de SWOP industriestandaarden voor (WISSELEN) kleurmonsters. EUROSCALE (EUROSCHAAL) JAPAN BESCHRIJVING UCR LOW (LAAG) MEDIUM (GEMIDDELD) HIGH (HOOG) CMY 100% DENSITY (CMY 100% DICHTHEID) UITSCHAKELEN INSCHAKELEN Als de optie is ingeschakeld, worden zwarte gebieden met 100% C, M en Y gemaakt in plaats van met zwart. Dit levert een glanzender eindresultaat op.
MENU SYSTEEMCONFIGURATIE Via dit menu kunt u de algemene printerinstellingen aan uw voorkeuren aanpassen. ITEMS INSTELLINGEN BESCHRIJVING 5 TIJD ENERGIESPAAR 15 30 STAND 60 240 Hiermee stelt u in na hoeveel tijd een inactieve printer automatisch overschakelt naar de energiebesparende modus. In deze modus wordt het energieverbruik verminderd tot een niveau dat minimaal vereist is om de printer te laten werken en gegevens te kunnen ontvangen.
ITEMS INSTELLINGEN BESCHRIJVING AUTO AAN CONTINUE UIT (AUTOMATISCH DOORGAAN) Hiermee bepaalt u of de printer zich automatisch herstelt als zich een geheugenoverflow voordoet. HANDMATIGE TIMEOUT UIT 30 60 Hiermee geeft u op hoeveel seconden de printer moet wachten op papier voordat de afdruktaak wordt geannuleerd. WACHTIJD 5~40~300 Hiermee geeft u op hoeveel seconden de printer moet wachten voordat de uitvoer van de pagina wordt geforceerd als de gegevensontvangst wordt onderbroken.
PCL-EMULATIE In dit menu kunt u de instellingen selecteren die van kracht zijn als de printer in de PCL-emulatiemodus werkt. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING FONT BRON RESIDENT / DIMM0 / DIMM1 / DOWNLOADED (RESIDENT / DIMM0 / DIMM1 / GELADEN) Hiermee geeft u de locatie op van het standaard PCL-lettertype.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING CR FUNCTION CR / CR+LF (CR-FUNCTIE) Hiermee selecteert u of een ontvangen teken voor wagenterugloop (0Dh) ook regelinvoer als resultaat heeft. LF FUNCTION LF / LF+CR (LF-FUNCTIE) Hiermee selecteert u of een ontvangen teken voor regelinvoer (0Ah) ook een wagenterugloop als resultaat heeft. PRINT MARGIN (AFDRUKMARGE) NORMAAL 1/5 INCH 1/6 INCH Hiermee stelt u het nietafdrukbare gebied van de pagina in. NORMAL is compatibel met PCL.
PPR EMULATIE In dit menu kunt u de instellingen selecteren die van kracht zijn als de printer in de PPR-emulatiemodus werkt. ITEM INSTELLINGEN TEKENBREEDTE 10 CPI; 12 CPI; 17 Geeft de tekenbreedte in IBM PPRemulatie aan. CPI; 20 CPI; PROPORTIONEEL BESCHRIJVING FONT CONDENSE 12CPI - 20CPI; 12CPI - 12CPI Geeft een breedte van 121 CPI voor de modus Condense aan. CHARACTER SET SET 1; SET 2 Hiermee geeft u een tekenset op. SYMBOL SET (SYMBOOLSET) IBM437 Hiermee geeft u een symboolset op.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING LEFT MARGIN 0.0 Inch - 1.0 Inch Hiermee geeft u de afstand van de afdruk tot de linkerkant van het papier aan. FIT TO LETTER UITSCHAKELEN; INSCHAKELEN Hiermee stelt u de afdrukmodus zodanig in dat afdrukgegevens van het equivalent van 11 inch (66 regels) in het afdrukgebied van het formaat LETTER kunnen worden ingepast. TEKSTHOOGTE HETZELFDE; VERSCHILLEND Hiermee stelt u de tekenhoogte in. HETZELFDE: dezelfde hoogte, ongeacht CPI.
FX EMULATIE In dit menu kunt u de instellingen selecteren die van kracht zijn als de printer in de FX-emulatiemodus werkt. ITEM INSTELLINGEN TEKENBREEDTE 10 CPI; 12 CPI; 17 Geeft de tekenbreedte in deze emulatie aan. CPI; 20 CPI; PROPORTIONEEL BESCHRIJVING CHARACTER SET SET 1; SET 2 Hiermee geeft u een tekenset op. SYMBOL SET (SYMBOOLSET) IBM437 Hiermee geeft u een symboolset op.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING FIT TO LETTER UITSCHAKELEN; INSCHAKELEN Hiermee stelt u de afdrukmodus zodanig in dat afdrukgegevens van het equivalent van 11 inch (66 regels( in het afdrukgebied van het formaat LETTER kunnen worden ingepast. TEKSTHOOGTE HETZELFDE; VERSCHILLEND Hiermee stelt u de tekenhoogte in. HETZELFDE: dezelfde hoogte, ongeacht CPI. VERSCHILLEND: de tekenhoogte varieert naar gelang CPI. MENU USB Via dit menu kunt u de werking bepalen van de USBgegevensinterface van de printer.
ITEM INSTELLINGEN ETHERTALK INSCHAKELEN / Hiermee schakelt u dit UITSCHAKELEN netwerkprotocol in of uit. BESCHRIJVING FRAME TYPE AUTO / 802.2 / 802.3 / ETHERNET II / SNAP IP ADDRESS SET (IPADRESSET) AUTO / MANUAL Hiermee geeft u op of het IP-adres (AUTOMATISCH / automatisch (DHCP) of handmatig wordt toegewezen. HANDMATIG) IP ADDRESS (IP-ADRES) xxx.xxx.xxx.xxx Het huidige IP-adres dat is toegewezen.
ITEM INSTELLINGEN HUB LINK SETTING (HUBLINKINSTELLINGEN) Hiermee stelt u full of half duplex AUTO in voor de communicatie via een NEGOTIATE (AUTOMATISCH netwerkhub. ONDERHANDELEN) 100BASE-TX FULL 100BASE-TX HALF 10BASE-T FULL 10BASE-T HALF BESCHRIJVING MENU ONDERHOUD Via dit menu hebt u toegang tot allerlei functies voor het onderhoud van de printer. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING MENU RESET (MENU STANDAARDWAARDEN INSTELLEN) UITVOEREN Hiermee stelt u de menu's weer in op de standaardwaarden.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING PAPER BLACK SETTING (INSTELLING ZWART OP PAPIER) –2~0~+2 Deze instelling wordt gebruikt voor kleine aanpassingen als de afdrukken iets vaag zijn of kleine vlekjes of streepjes vertonen bij het afdrukken van documenten in zwart-wit op wit papier. Selecteer een hogere waarde voor afdrukken die minder vaag zijn of een lagere waarde om het aantal vlekjes of streepjes te verminderen in afdrukgebieden met een hoge dichtheid.
MENU GEBRUIK Dit menu is alleen bedoeld om informatie op te vragen en geeft een indicatie van het totale gebruik van de printer en de resterende gebruiksduur van de verbruiksmaterialen. Dit is met name handig als u niet over een volledige set vervangende verbruiksmaterialen beschikt en u wilt weten hoe snel u ze nodig hebt. ITEM BESCHRIJVING TRAYn PAGE COUNT (PAGINATELLER LADE X) Dit is het totale aantal pagina’s dat is ingevoerd vanuit lade x.
OVERLAYS EN MACRO'S (ALLEEN WINDOWS) WAT ZIJN OVERLAYS EN MACRO’S? Als u speciaal afdrukmateriaal wilt gebruiken, zoals formulieren en briefpapier, maar geen voorbedrukt materiaal wilt gebruiken, kunt u dit materiaal zelf maken met behulp van deze geavanceerde mogelijkheden. U kunt PostScript-overlays gebruiken om al uw speciale formulieren te genereren en op te slaan in de printer zodat u ze kunt gebruiken wanneer u ze nodig hebt.
POSTSCRIPT-OVERLAYS MAKEN Neem de volgende drie stappen om een overlay te maken: 1. Maak het formulier in uw eigen toepassing en druk het formulier af naar een PRN-bestand (afdrukbestand). 2. Gebruik het hulpprogramma Storage Device Manager dat is meegeleverd op de cd bij uw printer om een “project file” (projectbestand) te maken, importeer de PRNbestanden en laad het gegenereerde HST-bestand (filterbestand) naar de printer.
6. Kies op het tabblad Overlay de optie Create Form (Formulier maken) in de keuzelijst (4). 4 7. Klik op OK om het venster Document Properties (Documenteigenschappe n) te sluiten. 8. Klik nogmaals op OK om het dialoogvenster Afdrukken te sluiten. 9. Voer een beschrijvende naam in met de extensie .PRN als u een naam voor het afdrukbestand moet opgeven. 10. Sluit de toepassing. HET PROJECT MAKEN EN LADEN 1.
7. Als er een berichtvenster verschijnt waarin wordt bevestigd dat er een filterbestand is gemaakt, klikt u op OK om het berichtvenster te sluiten. 8. In het projectvenster wordt één HST-bestand weergegeven voor elk printerbestand dat is toegevoegd. Schrijf deze namen zorgvuldig op. Zorg ervoor dat u de namen exact overneemt, zoals ze worden weergegeven. De namen zijn hoofdlettergevoelig. Later hebt u deze namen weer nodig. 9.
OVERLAYS DEFINIËREN Dit is de laatste stap voordat de nieuwe overlays gereed zijn voor gebruik. 1. Open het venster Printers (“Printers en Faxen” in Windows XP) via het menu Start of via het Configuratiescherm van Windows. 2. Klik met de rechtermuisknop op het relevante pictogram van de PostScript-printer en kies Afdrukvoorkeuren in het snelmenu. 3. Klik op het tabblad Overlay op de knop New (Nieuw). 4.
9. Klik op OK als u gereed bent om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten. De nieuwe overlays zijn nu gereed en kunnen worden gebruikt voor toekomstige documenten. AFDRUKKEN MET POSTSCRIPT-OVERLAYS Als u de overlays eenmaal hebt gedefinieerd, kunt u ze voor elk document gebruiken. In het voorbeeld dat hier wordt gegeven, worden twee overlays gebruikt voor zakelijke brieven. De eerste overlay wordt alleen op het voorblad afgedrukt en de tweede wordt alleen op de vervolgpagina's afgedrukt. 1.
PCL-OVERLAYS MAKEN Neem de volgende drie stappen om een overlay te maken: 1. Maak het formulier in uw eigen toepassing en druk het formulier af naar een PRN-bestand (afdrukbestand). 2. Gebruik het hulpprogramma Storage Device Manager dat is meegeleverd is op de cd bij uw printer om een “project file,” te maken, importeer het PRN-bestand en laad de gegenereerde BIN-bestanden (filterbestanden) naar de printer. 3.
MACRO'S MAKEN EN LADEN 1. Start vanuit het menu Start van Windows de Storage Device Manager (SDM) en laat SDM de printer opsporen. 2. Kies Printers→New Project (Nieuw project) om een nieuw project te openen. 3. Kies Printers→Filter Macro File (Macrobestand filteren) Het dialoogvenster Filter Printer Patterns (Printerpatronen filteren) verschijnt. Wijzig eventueel de benodigde instellingen en klik op OK.
Als u de namen of de id-nummers wilt wijzigen, dubbelklikt u op de bestandsnaam en wijzigt u de gegevens. Hier volgen de gegevens van Volume: 0 = PCL-partitie op de harde schijf van de printer; 1 = algemene partitie op de harde schijf van de printer; %disk0% = PostScript-partitie op de harde schijf van de printer; 2 = flashgeheugen PCL %Flash0% = flashgeheugen PostScript De namen zijn hoofdlettergevoelig. U hebt deze namen later weer nodig, exact zoals ze in deze lijst worden weergegeven. 8.
OVERLAYS DEFINIËREN Dit is de laatste stap voordat de nieuwe overlays gereed zijn voor gebruik. 1. Open het venster Printers (“Printers en Faxen” in Windows XP) via het menu Start of via het Configuratiescherm van Windows. 2. Klik met de rechtermuisknop op het relevante pictogram van de PostScript-printer en kies Afdrukvoorkeuren in het snelmenu. 3. Klik op het tabblad Job Options (Taakopties) op de knop Overlay. 4. Klik in het venster Overlay op de knop Define Overlays (Overlays definiëren) (1).
Namen en id's van overlaybestanden moeten exact worden ingevoerd zoals ze in het projectvenster van de Storage Device Manager werden weergegeven. De namen zijn hoofdlettergevoelig. Als u de namen van de overlays niet hebt opgeschreven toen u de overlays maakte, kunt u ze vinden met behulp van de Storage Device Manager. U kunt ook via het menu Information (Informatie) van de printer een lijst met de namen van de overlays afdrukken.
AFDRUKKEN MET PCL-OVERLAYS Als u de overlays eenmaal hebt gedefinieerd, kunt u ze voor elk document gebruiken. In het voorbeeld dat hier wordt gegeven, worden twee overlays gebruikt voor zakelijke brieven. De eerste overlay wordt alleen op het voorblad afgedrukt en de tweede wordt alleen op de vervolgpagina's afgedrukt. 1. Bereid uw document op de normale manier in uw eigen toepassing voor. Zorg ervoor dat u het document zo indeelt dat het in de beschikbare ruimte van de briefhoofdoverlay past. 2.
8. Klik tot slot op OK in het dialoogvenster Afdrukken van uw toepassing om het document af te drukken.
VERBRUIKSMATERIALEN VERVANGEN In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de verbruiksmaterialen vervangt als dat nodig is. Als richtlijn kunt u voor de verwachtte gebruiksduur van deze materialen het volgende aanhouden: > Toner: Startercartridge: de printer wordt geleverd met voldoende cyaan, magenta, gele en zwarte toner in de afdrukcassettes voor 2.250 A4pagina’s. Hierbij wordt de toner voor 750 A4-pagina’s gebruikt om de afbeeldingstrommel te laden (er zijn dan nog 1.
BESTELINFORMATIE VERBRUIKMATERIALEN ITEM GEBRUIKSDUUR BESTELNUMMER Toner, C5900, zwart 6.000 A4 bij 5%* 43324424 Toner, C5900, cyaan 5.000 A4 bij 5%* 43324423 Toner, C5900, magenta 5.000 A4 bij 5%* 43324422 Toner, C5900, geel 5.000 A4 bij 5%* 43324421 Toner, C5700, zwart 6.000 A4 bij 5%* 43324408 Toner, C5700, cyaan 2.000 A4 bij 5%* 43381907 Toner, C5700, magenta 2.000 A4 bij 5%* 43381906 Toner, C5700, geel 2.000 A4 bij 5%* 43381905 Afbeeldingstrommel, C5900, zwart 20.
ITEM GEBRUIKSDUUR BESTELNUMMER Afbeeldingstrommel, C5700, magenta 20.000 A4pagina's* 43381706 Afbeeldingstrommel, C5700, geel 20.000 A4pagina's* 43381705 Fuser 60.000 A4pagina's* 43363203 Transportband 60.000 A4 bij 3 per taak 43363402 * Gemiddelde gebruiksduur: 20% pagina's bij continu afdrukken, 50% pagina's bij 3 pagina's per taak en 30% pagina's bij 1 pagina per taak. Gebruik alleen originele Oki-verbruiksmaterialen voor de beste afdrukkwaliteit en optimale hardwareprestaties.
Als u tonerpoeder hebt gemorst, borstelt u het voorzichtig weg. Als dit niet voldoende helpt, gebruikt u een koude, vochtige doek om eventuele tonerresten te verwijderen. Gebruik geen heet water en gebruik nooit oplosmiddelen. Dit leidt tot blijvende vlekken. WAARSCHUWING! Als u toner inademt of in uw ogen krijgt, moet u een beetje water drinken of uw ogen uitspoelen met veel koud water. Neem onmiddellijk contact op met een arts.
(a) Trek de gekleurde ontgrendelingshendel (1) op de cassette die moet worden vervangen, volledig naar de voorzijde van de printer. 1 3. Til de rechterzijde van de cassette op en trek de cassette vervolgens naar rechts om de linkerzijde los te maken. Haal de tonercassette uit de printer.
4. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair. LET OP! Het groene drumoppervlak is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht. Als de drumeenheid langere tijd uit de printer moet worden verwijderd, moet u de cartridge in een zwarte plastic zak doen zodat de cartridge niet wordt blootgesteld aan licht.
8. Houd de cartridge aan de bovenzijde in het midden vast met de gekleurde hendel rechts. Laat de cartridge in de printer zakken op de drumeenheid waaruit u de oude cartridge hebt verwijderd. 9. Plaats de linkerzijde van de cassette eerst in de bovenzijde van de image drum, druk deze tegen de veer op de drumeenheid en laat vervolgens de rechterzijde van de cassette op de drumeenheid zakken. 1 10.
IMAGE DRUM VERVANGEN Schakel de printer uit en laat de fuser ongeveer 10 minuten afkoelen voordat u de kap opent. LET OP! Ga voorzichtig met deze apparaten om. Ze zijn gevoelig voor statische elektriciteit. De printer bevat vier image drums: cyaan, magenta, geel en zwart. 1. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig. WAARSCHUWING! Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan.
3. Pak de image drum aan de bovenkant in het midden vast en til deze samen met de bijbehorende tonercartridge uit de printer. 4. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair en om te voorkomen dat het groene drumoppervlak beschadigd raakt. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht.
5. Houd de gekleurde ontgrendelingshendel (1) rechts en trek de hendel naar u toe. Hiermee wordt de koppeling tussen de tonercartridge en de drumcartridge verbroken. 1 6. Til de rechterzijde van de cassette op en trek de cassette naar rechts om de linkerzijde los te maken en haal de tonercassette uit de image drumcassette. Plaats de cartridge op een vel papier om te voorkomen dat er vlekken op uw meubilair komen. 2 1 7.
8. Plaats de tonercartridge op de nieuwe drumcartridge, zoals is weergegeven. Druk de linkerzijde van de cartridge eerst naar beneden en laat vervolgens de rechterzijde zakken. (Het is niet nodig om nu ook een nieuwe tonercartridge te plaatsen, tenzij het resterende tonerniveau erg laag is.) 1 2 9. Duw de gekleurde ontgrendelingshendel (1) van u af om de tonercartridge te vergrendelen op de nieuwe drumeenheid zodat er toner naar de drum kan worden overgebracht. 1 10.
11. Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. OPMERKING: indien u uw printer om wat voor reden dan ook moet retourneren of transporteren, moet u eerst de drumeenheid verwijderen en deze in de bijgeleverde zak plaatsen. Hierdoor kan er geen toner worden gemorst.
DE TRANSPORTBAND VERVANGEN De transportband bevindt zich onder de vier drumcartridges. Deze eenheid moet worden vervangen nadat er ongeveer 60.000 pagina's zijn afgedrukt. Schakel de printer uit en laat de fuser ongeveer 10 minuten afkoelen voordat u de kap opent. 1. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig. WAARSCHUWING! Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 2.
3. Til alle drum eenheden uit de printer en plaats ze op een veilige plek waar ze niet worden blootgesteld aan warmte en licht. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht. Als de drumeenheid langere tijd uit de printer moet worden verwijderd, moet u de cartridge in een zwarte plastic zak doen zodat de cartridge niet wordt blootgesteld aan licht.
7. Laat de nieuwe transportband op zijn plaats zakken, met de greep aan de voorzijde en het drijfwerk aan de achterzijde van de printer. Zoek het drijfwerk in de linkerhoek achterin de printer en laat de transportband horizontaal in de printer zakken. 8. Draai de twee bevestigingen (5) 90° naar rechts tot ze vastzitten. Hierdoor wordt de transportband op zijn plaats gehouden. 9.
DE FUSER VERVANGEN De fuser zit in de printer direct achter de vier image drumeenheden. WAARSCHUWING! Als de printer kortgeleden nog is ingeschakeld geweest, zijn sommige fuseronderdelen erg heet. Ga heel voorzichtig met de fuser om en houdt de fuser alleen vast bij de greep, die slechts warm aanvoelt. Een waarschuwingsetiket geeft duidelijk dit gebied aan. Als u twijfelt, schakelt u de printer uit en wacht u minimaal 10 minuten om de fuser te laten afkoelen voordat u de kap van de printer opent.
u deze op een vlak oppervlak dat niet beschadigd kan raken door hitte. 5. Haal de nieuwe fuser uit de verpakking en verwijder het transportmateriaal. 6. Houd de nieuwe fuser bij de greep vast en zorg ervoor dat u de fuser de juiste positie heeft. De hendels (2) waarmee de fuser wordt vastgezet, moeten helemaal rechtop staan en de twee bevestigingsnokjes (3) moeten naar u toe te wijzen. 3 2 7.
8. Duw de twee hendels (2) waarmee de fuser wordt vergrendeld naar de achterzijde van de printer om de fuser vast te zetten. C 2 M Y K Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen.
DE LED-KOP REINIGEN Reinig de LED-kop wanneer de afdrukken onduidelijk zijn, witte lijnen vertonen of wanneer de tekst vaag is. 1. Schakel de printer uit en open de bovenkap. 2. Neem het oppervlak van de LED-kop voorzichtig af met LED-lensreiniger of een zachte doek. LET OP! Gebruik geen methylalcohol of andere oplosmiddelen op de LED-kop. Dit is schadelijk voor het lensoppervlak. 3. Sluit de bovenkap.
UPGRADES VAN DRIVERS INSTALLEREN In deze sectie wordt uitgelegd hoe u optionele apparatuur in uw printer installeert. Dit zijn: > duplexeenheid (dubbelzijdig afdrukken); > extra RAM-geheugen; > harde schijf van 40 GB. > extra papierlade > kast DUPLEXEENHEID Met de duplexeenheid hebt u de mogelijkheid om dubbelzijdig af te drukken, waarbij u minder papier gebruikt en grote documenten handzamer worden. U kunt ook boekjes afdrukken, waarbij u nog minder papier gebruik en grote documenten nog handzamer worden.
4. Schakel de printer in en wacht tot de printer is opgewarmd (ongeveer 1 minuut). 5. Druk op de volgende manier een overzicht van de menu's af: 6. (a) Druk op de knop + om het informatiemenu te openen. (b) Druk één keer op ENTER voor het menuoverzicht. (c) Druk nogmaals op ENTER om het menuoverzicht af te drukken. (d) Als het overzicht is afgedrukt, drukt u op ON LINE om het menusysteem af te sluiten. Bekijk de eerste pagina van het menuoverzicht.
GEHEUGENUITBREIDING Het basisprintermodel is uitgerust met 256 MB geheugen. Dit kan worden uitgebreid met een extra geheugenkaart van 256 MB of 512 MB, hetgeen resulteert in een maximale geheugencapaciteit van 768 MB. De installatie kost een paar minuten en u heeft hiervoor een middelgrote kruiskopschroevendraaier nodig. 1. Schakel de printer uit en verwijder het netsnoer. 2. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig.
5. Til de rand van de zijklep iets op aan de twee punten die in de afbeelding worden weergeven en trek de klep aan de bovenkant naar u toe. Til de klep iets op om deze van de printer te verwijderen. Plaats de klep op een veilige plaats naast de printer. 6. Haal de nieuwe geheugenkaart voorzichtig uit de verpakking. Probeer de kaart alleen aan de korte zijden vast te houden en raak geen metalen onderdelen aan. Raak ook de connector op de rand niet aan. 7.
9. Als deze RAM-uitbreidingssleuf al een geheugenkaart bevat, moet u deze geheugenkaart verwijderen voordat u de nieuwe kaart kunt installeren. Als u een geheugenkaart moet verwijderen, neemt u eerst de volgende stappen. Als de sleuf geen kaart bevat, begint u bij stap 10 (a) Pak de kaart stevig aan de korte zijden vast en trek de kaart uit de sleuf. (b) Plaats de verwijderde geheugenkaart in de antistatische zak van de nieuwe geheugenkaart. 10.
16. 17. Wanneer de printer gereed is, drukt u op de volgende wijze een menuoverzicht af: (a) Druk op de knop + om het informatiemenu te openen. (b) Druk één keer op ENTER voor het menuoverzicht. (c) Druk nogmaals op ENTER om het menuoverzicht af te drukken. (d) Als het overzicht is afgedrukt, drukt u op ON LINE om het menusysteem af te sluiten. Bekijk de eerste pagina van het menuoverzicht. Boven aan de pagina, tussen de twee horizontale lijnen, ziet u de huidige printerconfiguratie.
HARDE SCHIJF De optionele interne harde schijf (HDD) maakt het mogelijk om afgedrukte pagina's te sorteren en kan worden gebruikt om overlays, macro's en lettertypen op te slaan. U kunt ook documenten opslaan die zijn beveiligd of die moeten worden gecontroleerd, en die wachten om te worden afgedrukt. De installatie kost een paar minuten en u heeft hiervoor een middelgrote kruiskopschroevendraaier nodig. 1. Schakel de printer uit en verwijder het netsnoer. 2.
5. Til de rand van de zijklep iets op aan de twee punten die in de afbeelding worden weergeven en trek de klep aan de bovenkant naar u toe. Til de klep iets op om deze van de printer te verwijderen. Plaats de klep op een veilige plaats naast de printer. 2 4 1 5 3 5 6. Plaats de klem (1) aan de bovenkant van de schijf in de sleuf (2) in de printer. 7. Sluit het uiteinde van de verbindingskabel (3) aan op de connector van de schijf (4) in de printer. 8. Draai de twee duimschroeven vast (5). 9.
13. Bekijk de eerste pagina van het menuoverzicht. Boven aan de pagina, tussen de twee horizontale lijnen, ziet u de huidige printerconfiguratie. Dit overzicht geeft nu aan dat de harde schijf is geïnstalleerd. EXTRA PAPIERLADE 1. Schakel de printer uit en verwijder het netsnoer. 2. Installeer een extra papierlade op de gewenste locatie. 3. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften voor het tillen en gebruik geleiders om de printer boven op de extra papierlade te plaatsen. 4.
PRINTERDRIVERS VAN WINDOWS BIJWERKEN Nadat u de upgrades hebt geïnstalleerd, moet u de printerdriver van Windows bijwerken om de extra functies beschikbaar te maken voor uw Windows-toepassingen. Als u de printer deelt met gebruikers op andere computers, moet de printerdriver ook op die computers worden bijgewerkt. De afbeeldingen die hier worden weergegeven, hebben betrekking op Windows XP.
POSTSCRIPT-DRIVER Deze driver moet worden bijgewerkt voor elke upgrade die wordt geïnstalleerd. 1. Open het venster Printers (“Printers en faxen” in Windows XP) via het menu Start of vanuit het Configuratiescherm van Windows. 2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram van de printer en kies Eigenschappen in het snelmenu. 3. Zoek op het tabbladDevice Settings (Apparaatopties) de lijst met installeerbare opties.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN Als u de aanbevelingen in deze handleiding over het gebruik van afdrukmedia opvolgt en u de media in goede staat houdt, levert de printer jarenlang betrouwbare prestaties. Toch kan het papier af en toe vastlopen. In deze sectie wordt uitgelegd hoe u dit vastgelopen papier snel en eenvoudig verwijdert. Papier kan vastlopen als het verkeerd wordt ingevoerd vanuit de papierlade of op elk punt van de papierbaan in de printer.
FOUTCODES VAN DE PAPIERSENSOR CODENR. PLAATS CODENR. PLAATS 370 Duplexeenheid * 382 Papieruitvoervak Duplexeenheid * 371 Duplexeenheid * 383 372 Duplexeenheid * 390 Universele lade 373 Duplexeenheid * 391 Paper Tray (Papierlade) 380 Papierinvoer 392 2e Papierlade * 381 Papierbaan 400 Papierformaat * (indien geïnstalleerd). 1.
3. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge U moet alle vier drumcartridges verwijderen om bij het papierpad te kunnen. 4. Pak de cyaan drumcartridge aan de bovenkant in het midden vast en til deze samen met de bijbehorende tonercartridge uit de printer.
5. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair en om te voorkomen dat het groene drumoppervlak beschadigd raakt. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht. 6. Herhaal deze procedure voor de overige drumeenheden. 7. Kijk in de printer of er vellen papier bij de transportband zichtbaar zijn.
• Als u een vel uit het centrale gebied van de band (2) moet halen, tilt u het vel voorzichtig van de band en haalt u het vel eruit. 4 3 2 1 • Als u een vel moet verwijderen dat al gedeeltelijk in de fuser (3) is ingevoerd, tilt u het uiteinde van het vel voorzichtig van de band, drukt u de ontgrendelingshendel (4) van de fuser naar voren en naar beneden om de druk van het vel te halen en trekt u het vel er via de drumruimte uit. Laat de ontgrendelingshendel weer los.
8. Plaats de vier drumcartridges terug in de drumruimte. Plaats eerst de cyaan drumcartridge terug, de drum die het dichtst bij de fuser zit. Zorg ervoor dat u de drums in de juiste volgorde plaatst. 1 2 3 4 • 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge Houd de complete set aan de bovenzijde in het midden vast en laat de set op zijn plaats in de printer zakken, waarbij u de voetjes in de uitsparingen aan de zijkanten van de printerruimte plaatst.
9. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer, maar druk deze nog niet helemaal aan. Zo worden de drums niet blootgesteld aan fel licht, terwijl u de overgebleven gebieden controleert op vastgelopen papier. 10. Open het uitvoervak aan de achterzijde (5) en controleer of er papier in de papierbaan aan de achterzijde zit (6). 6 5 • Trek eventuele vellen uit dit gedeelte van de printer.
12. Til de ontgrendeling van de klep aan de voorzijde op en open de voorklep. 13. Controleer of er vellen zijn vastgelopen, verwijder eventuele vellen die u vindt en sluit de klep.
14. Trek de papierlade uit de printer. Controleer of het papier netjes is gestapeld en niet is beschadigd en controleer ook of de papiergeleiders goed tegen de randen van de papierstapel zijn aangeschoven. Plaats nu de lade weer terug. 15. Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen.
SPECIFICATIES ITEM SPECIFICATIE Afmetingen 435 x 563 x 339 mm (B x D x H) zonder duplexeenheid Gewicht Ongeveer 26 kilo (zonder duplexeenheid) Afdrukmethode Elektronisch fotogeheugen, blootstelling aan LEDlichtbron Afdruksnelheden C5700: 12 pagina’s per minuut in kleur / 20 pagina’s per minuut in zwart-wit C5900: 26 pagina’s per minuut in kleur / 32 pagina’s per minuut in zwart-wit Resolutie 600 x 600, 600 x 1200 dpi of 600 x 600 dpi x 2 bit Emulaties PostScript 3 PCL 5c, HP-GL, PCL XL, PCL 6e Ep
ITEM Papierinvoer SPECIFICATIE 1 Papierlade, handmatige invoer, optionele extra papierlade(n) Papierformaat – A4, A5, A6 (alleen lade 1), B5, Legal 13/13,5/14 inch, willekeurige lade letter, Executive.
ITEM SPECIFICATIE Gebruiksduur EP- 20.000 pagina's (25.000 bij continu afdrukken, cartridge 18.000 bij 3 pagina's per taak en 9.000 pagina's bij 1 pagina per taak) Gebruiksduur transportband 60.000 A4-pagina's bij 3 pagina's per taak Gebruiksduur fuser 60.000 A4-pagina's Voedingsbron 220 tot 240 VAC bij 50/60 Hz ± 1 Hz Stroomverbruik Werkend: 1200 max.; gemiddeld 490 W (25°C) Stand-by: 100 max.; gemiddeld 150 W. (25°C) Energiebesparing: 45 W max. (20 ppm in kleur) Energiebesparing: 70 W max.
INDEX A PostScript-emulatie ................22 Aangepast paginaformaat Windows XP/2000 PCL .........105 Windows XP/2000 PS ...........103 Afdrukinstellingen opslaan ...................................23 Afdrukkwaliteit kantelen ...............................145 Afdrukstand staand of liggend ...................22 Afdrukvolgorde uitvoervak (afgedrukte zijde naar beneden) ......................18 uitvoervak (afgedrukte zijde naar boven) ..........................
Energiebesparing inschakelen of uitschakelen .144 Kleuraanpassing ........................49 basisprincipes .........................49 vertragingstijd......................135 besturingssysteem .................49 Graphic Pro .................... 51, 59 Enveloppen laden ......................................20 ICC-profielen ..........................60 printer ............................ 50, 51 Etiketten aanbevolen soorten................13 RGB ........................................
O R Officekleur: RGB-opties .............54 Renderingsintenties ...................84 Ondersteunde typen ICCprofielen ...................................60 RGB- en CMYK-kleuren..............52 Opslaan op de harde schijf ........28 Overlays een lijst afdrukken ...............123 RGB Officekleur aanpassen .......58 S Scheidingspagina.......................99 Overlays en macro’s algemeen .............................147 Sorteren Windows .................................
OKI CONTACTGEGEVENS Oki Systems (Holland) b.v. Neptunustraat 27-29 2132 JA Hoofddorp Helpdesk: 0800 5667654 Tel: 023 5563740 Fax: 023 5563750 Website: www.oki.
OKI Europe Limited Central House Balfour Road, Hounslow TW3 1HY, United Kingdom Tel: +44 (0) 20 8219 2190 Fax: +44 (0) 20 8219 2199 www.okiprintingsolutions.com 07073212 iss.