Operation Manual
- 13 -
Bedieningspaneel
1
1. Ingebruikneming
Het toetsenblok met tien
toetsen gebruiken
Gebruik het om cijfers en tekens in te voeren.
Telkens als u op een cijfertoets drukt, wijzigen
ingevoerde cijfers of tekens cyclisch in de
volgende volgorde:
<1>: 1
<2>: 2
→ a → b → c → A → B → C → 2
<3>: 3
→ d → e → f → D → E → F → 3
<4>: 4
→ g → h → i → G → H → I → 4
<5>: 5
→ j → k → l → J → K → L → 5
<6>: 6
→ m → n → o → M → N → O → 6
<7>: 7
→ p → q → r → s → P → Q → R → S → 7
<8>: 8
→ t → u → v → T → U → V → 8
<9>: 9
→ w → x → y → z → W → X → Y → Z → 9
De functies van de toetsen <
> en <C> zijn als
volgt:
<
>: Functietoets (Alleen beschikbaar wanneer
het stand-byscherm wordt weergegeven.)
<C>: Hiermee verwijdert u een teken bij het
invoeren van een wachtwoord.
Als u bijvoorbeeld "abc" wilt invoeren,
drukt u op <2>
→ <2> → knop <ENTER> →
<2> → <2> → <2> → knop <ENTER> → <2>
→ <2> → <2> → <2> → knop <ENTER>.
De functietoets gebruiken
Wanneer het bericht "Klaar voor afdruk"
wordt weergegeven op het scherm, drukt u op
de toets <Fn> en vervolgens op cijfertoetsen.
Het functiemenu dat overeenkomt met het
ingevoerde cijfer, wordt weergegeven.
1 Druk op de toets <Fn>.
2 Druk op de cijfertoetsen (0-9) om het
gewenste functiemenu weer te geven en
druk vervolgens op de knop <ENTER>.
3 Het scherm voor het instellen van
de geselecteerde functie wordt
weergegeven. Controleer of wijzig de
instellingen.
Lijst van de functiemenu's
Functienr. Functiemenu
1 Gedeelde afdruktaken
2 Persoonlijke afdruktaken
10 Papierformaat (Lade 1)
11 X-afmeting (Lade 1)
12 Y-afmeting (Lade 1)
13 papiersoort (Lade 1)
14 Papiergewicht (Lade 1)
20 Papierformaat (Lade 2)
21 X-afmeting (Lade 2)
22 Y-afmeting (Lade 2)
23 papiersoort (Lade 2)
24 Papiergewicht (Lade 2)
30 Papierformaat (Lade 3)
31 X-afmeting (Lade 3)