C8800 Gebruikershandleiding
VOORWOORD We hebben ernaar gestreefd de informatie in dit document volledig, accuraat en upto-date weer te geven. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de gevolgen van fouten waarvoor deze niet verantwoordelijk is. De fabrikant kan ook niet garanderen dat wijzigingen in software en apparatuur die zijn aangebracht door andere fabrikanten en waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, geen invloed hebben op de toepasbaarheid van de informatie in de handleiding.
EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN Wees behoedzaam met tonerpoeder: Indien er tonerpoeder wordt ingeslikt, moet onmiddellijk een arts worden geraadpleegd. Probeer braken echter niet te forceren wanneer de persoon bewusteloos is. Indien er tonerpoeder wordt ingeademd, moet de persoon naar buiten worden gebracht voor frisse lucht. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
INHOUDSOPGAVE Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Eerste hulp bij ongevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Importeur voor de EU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Milieu-informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Inhoudsopgave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Opmerking, Let op! en Waarschuwing!. . . . . . . . . . . . 9 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Opgeslagen instellingen van het PCLstuurprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Een set instellingen voor het stuurprogramma opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De apparaatopties in het stuurprogramma instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mac OSX . . . . . . . . . . . . .
RGB Officekleur aanpassen met het hulpprogramma voor kleurcorrectie (Windows) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Graphic Pro . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De printerkleur koppelen aan een RGBinvoerapparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Printersimulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . CMYK-inktsimulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nauwkeurigere printerkleur . . . . . . . . . . . . . . . .
Sorteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kleurscheiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Windows PostScript . . . . . . . . . . . . . . . Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdruktaken in de wachtrij scheiden . . . . . . Windows-scheidingspagina . . . . . . . . . . Voorblad in Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . Omslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Menufuncties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningspaneel: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De instellingen wijzigen - gebruiker . . . . . . . . . . . . De instellingen wijzigen - beheerder . . . . . . . . . . . . Menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu Print jobs (Menu Afdruktaken). . . . . . . . . . Menu Informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu Afsluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
OPMERKING, LET OP! EN WAARSCHUWING! OPMERKING: Een opmerking wordt als volgt in deze handleiding weergegeven. Opmerkingen zijn toelichtingen of tips met extra informatie om u te helpen het product beter te gebruiken en begrijpen. LET OP! Met LET OP! wordt u in deze handleiding tot voorzichtigheid gemaand. Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, tot schade of storingen in het apparaat kan leiden. WAARSCHUWING! Een waarschuwing wordt als volgt in deze handleiding weergegeven.
INLEIDING Gefeliciteerd met de aanschaf van deze kleurenprinter van Oki Printing Solutions. Uw nieuwe printer is uitgerust met geavanceerde mogelijkheden voor heldere, levendige afdrukken in kleur en scherpe afdrukken in zwart-wit. Uw printer biedt de volgende mogelijkheden: > Compacte A3-bureaubladprinter; > De meerlaagstechnologie ProQ2400 zorgt voor verfijnde tinten en een vloeiender kleurverloop zodat uw documenten worden afgedrukt in fotokwaliteit.
> In de modus Foto verbeteren kunt u scherpe, fotoachtige beelden afdrukken op normaal papier van kantoorkwaliteit; > 'Vraag Oki' – een gebruiksvriendelijke functie voor Windows waarmee u vanuit het scherm van de printerdriver rechtstreeks toegang hebt tot een speciale website voor het model dat u gebruikt. Hier vindt u alle adviezen, hulp en ondersteuning die u nodig hebt om optimale resultaten te verkrijgen met uw Oki-printer; > “WebPrint Internet Explorer 6.
PRINTEROVERZICHT VOORAANZICHT 1 8 7 2 7 6 5 4 3 9 1. Uitvoervak, afgedrukte zijde naar beneden Standaarduitvoervak voor afdrukken. Kan maximaal 250 vel papier van 80 g/m² bevatten. 2. Bedieningspaneel. Menugestuurd bedieningsknoppen en LCD-scherm. 3. Papierlade Standaardlade voor blanco papier. Kan maximaal 300 vel papier van 80 g/m² bevatten. 4. Universele lade. Deze lade wordt gebruikt voor zwaarder papier, enveloppen en andere speciale media.
ACHTERAANZICHT Op deze afbeelding wordt het verbindingspaneel, het uitvoervak aan de achterzijde en de locatie van de optionele duplexeenheid (voor dubbelzijdig afdrukken) weergegeven. 6 4 3 5 1 7 2 1. AAN/UIT-knop. 2. Netsnoeraansluiting 3. USB-interface 4. Netwerkinterface.* 5. Duplexeenheid (indien geïnstalleerd). 6. Achterzijde, uitvoervak voor 100 vel, afgedrukte zijde naar boven 7.
DE TAAL OP HET LCD-SCHERM WIJZIGEN De standaardtaal die door uw printer wordt gebruikt om berichten weer te geven en rapporten af te drukken, is het Engels. Deze taal kan indien nodig worden gewijzigd in: Duits Deens Frans Nederlands Italiaans Turks Spaans Portugees Zweeds Pools Russisch Grieks Fins Tsjechisch Hongaars Noors OPMERKING: 1. De bovenstaande lijst is niet bepalend of uitputtend. 2.
AANBEVOLEN PAPIER De printer kan allerlei afdrukmedia verwerken, waaronder papier van verschillende gewichten en formaten, transparanten en enveloppen. In deze sectie wordt een algemeen advies gegeven over de keuze van de media en wordt uitgelegd hoe elk type moet worden gebruikt. U krijgt de beste prestaties als u standaardpapier van 75-90 g/m² gebruikt dat is ontworpen voor het gebruik in kopieermachines en laserprinters.
CASSETTELADEN GROOTTE AFMETINGEN A6 (alleen lade 1) 105 x 148 mm A5 148 x 210 mm B5 182 x 257 mm Executive 184,2 x 266,7 mm A4 210 x 297 mm B4 250 x 353 mm A3 420 x 297 mm Letter 215,9 x 279,4 mm Legal 13 inch 216 x 330 mm Legal 13,5 inch 216 x 343 mm Legal 14 inch 216 x 356 mm GEWICHT (G/M²) Licht 64 - 82 g/m² Gemiddeld 83 - 105 g/m² Zwaar 106 - 128 g/m² Ultra zwaar 129 - 200 g/m² (> 176 g/m² - alleen universele lade) Als u een identieke papiersoort in een andere lade hebt
UNIVERSELE LADE In de universele lade kan papier met dezelfde formaten worden gebruikt als in de cassetteladen, maar kan zwaarder papier worden gebruikt tot maximaal 200 g/m² (ultra zwaar). Voor heel zwaar papier moet u de uitvoerlade aan de achterzijde gebruiken. Als u deze stapelaar gebruikt, wordt het papier in een vrijwel rechte baan door de printer geleid. In de universele lade kan papier met een breedte van 100 mm en een lengte van maximaal 1200 mm (voor het afdrukken van banners) worden gebruikt.
Dit uitvoervak aan de achterzijde kan maximaal 100 vel standaardpapier van 80 g/m² bevatten en ondersteunt papiersoorten tot maximaal 200 g/m². Gebruik voor papiersoorten zwaarder dan 176 g/m² altijd dit vak en de universele lade. DUPLEXEENHEID Als u papier met een gewicht van 64 tot 105 g/m² gebruikt, kunt u met deze optie automatisch dubbelzijdig afdrukken op dezelfde papierformaten als de papierformaten die door lade 2 worden ondersteund (dat wil zeggen op alle cassetteformaten, behalve op A6).
PAPIER IN DE PRINTER PLAATSEN CASSETTELADEN 1. Verwijder de papierlade uit de printer. 2. Waaier het papier aan de korte zijden (1) en de lange zijden (2) uit om ervoor te zorgen dat er geen vellen aan elkaar kleven en tik vervolgens met de zijden van het papier op een vlak oppervlak om er weer een rechte stapel van te maken (3).
3. Papier invoeren met de lange zijde (LEF) (papier met briefhoofd – bedrukte zijde naar beneden en bovenrand richting de rechterkant van de printer) (1) tot de markering (a). 1 a 2 4. 3 Stel de achterste schuif en de papiergeleiders (2) in op het gebruikte papierformaat. Voor A6-papier: verwijderen en opnieuw installeren in de A6-positie. Vastlopen van papier voorkomen: > Laat geen ruimte vrij tussen het papier en de geleiders, en het papier en de achterste schuif.
> Sluit de papierlade voorzichtig. LET OP! > BELANGRIJK: Zet de knop voor papierformaat (3) op het formaat van het papier dat u gebruikt (in het bovenstaande voorbeeld A4). 5. Als u over twee papierladen beschikt en u drukt af vanuit de 1e lade (bovenste lade), kunt u de 2e lade (onderste lade) er tijdens het afdrukken uittrekken om papier bij te vullen. Als u echter afdrukt vanuit de 2e (onderste lade) lade, moet u de 1e lade (bovenste lade) niet uit de printer trekken.
8. Gebruik altijd het uitvoervak aan de achterzijde van de printer voor zwaar papier, zoals indexkaarten. 3 4 LET OP! Open of sluit de het uitvoervak aan de achterzijde van de printer niet tijdens het afdrukken omdat hierdoor het papier kan vastlopen.
UNIVERSELE LADE 1. Open de universele lade (1). 2. Vouw de papiersteunen uit (2). 1 3 4 2 4 5 3. Druk de papiersteun (3) voorzichtig naar beneden om ervoor te zorgen dat de steun vastklemt in de onderste stand. 4. Plaats het papier en stel de papiergeleiders (4) in op het gebruikte papierformaat. > Voor enkelzijdig afdrukken op briefhoofdpapier plaatst u het papier in de universele lade met de bedrukte zijde omhoog en de bovenrand in de printer.
> Voor dubbelzijdig afdrukken (duplex) op voorbedrukt papier plaatst u het papier met de voorbedrukte zijde naar beneden en met de bovenzijde van de printer af. (De optionele duplexeenheid moet zijn geïnstalleerd voor deze functie.) > Enveloppen moeten met de afdrukzijde naar boven worden geplaatst. De bovenzijde moet aan de linkerkant worden geplaatst zodat de korte zijde als eerste wordt ingevoerd. Selecteer voor enveloppen niet de optie voor dubbelzijdig afdrukken.
RICHTLIJNEN BIJ HET AFDRUKKEN Dit hoofdstuk biedt een handig naslagwerk op het scherm bij veel van de functies van het stuurprogramma bij uw printer. DE SCHERMEN VAN HET STUURPROGRAMMA OPENEN U hebt via de schermen van de printerdriver toegang tot de meeste beschreven functies. De manier waarop u deze opent, is afhankelijk van uw computer en uw besturingssysteem.
PCL OF POSTSCRIPT Er worden drie printerdrivers geleverd bij uw printer: één voor PCL5c-emulatie, één voor PCL6-emulatie en één voor PostScript 3-emulatie. Als u hoofdzakelijk vanuit algemene kantoortoepassingen afdrukt, kiest u één van de PCLstuurprogramma's. Als u PDF-documenten wilt afdrukken of sneller wilt afdrukken, kiest u PostScript. Als u hoofdzakelijk vanuit professionele DTP-toepassingen en grafische toepassingen afdrukt, kiest u PostScript.
POSTSCRIPT-EMULATIE 1. Onder Orientation wordt de afdrukstand ingesteld op Portrait (Staand) of Landscape (Liggend). Met de optie "Rotated Landscape" (Liggend gedraaid) wordt het papier 90 graden tegen de klok in gedraaid. 1 2 3 4 5 2. Als u de optie voor dubbelzijdig afdrukken gebruikt (hiervoor is de duplexeenheid vereist), kunt u het papier over de lange of over de korte zijde omslaan. 3. Pagina’s kunnen in omgekeerde volgorde worden afgedrukt.
PCL-EMULATIE Als u op de knop Eigenschappen klikt vanuit het dialoogvenster Afdrukken van uw toepassing, wordt het drivervenster geopend waarin u uw afdrukvoorkeuren voor dit document kunt opgeven. 1. Het papierformaat moet hetzelfde formaat hebben als het papierformaat van uw document (tenzij u de afdruk wilt aanpassen aan een ander formaat) en moet ook hetzelfde formaat hebben als het papier dat in de printer is geladen. 1 2 3 4 5 6 2. U kunt de papierbron instellen.
6. U kunt de standaardinstellingen met één druk op een knop herstellen. DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN HET STUURPROGRAMMA WIJZIGEN WINDOWS XP/2000/SERVER 2003 1. Klik op [Start] → [Printers en faxapparaten] om het venster Printers en faxapparaten te openen. 2. Klik in het venster Printers en faxapparaten met de rechtermuisknop op het pictogram van de juiste printerdriver en kies [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in het contextmenu. WINDOWS VISTA 1.
MACINTOSH De Mac-gebruikersinterface wijkt erg af van de Windowsgebruikersinterface. Vooral OS X wijkt aanzienlijk af van eerdere versies. Daarom worden bij elke procedure volledige instructies gegeven. OPGESLAGEN INSTELLINGEN VAN HET PCL-STUURPROGRAMMA Met deze functie, die alleen in Windows PCL-stuurprogramma's voorkomt, kunt u de instellingen in de printerdriver opslaan en later weer gebruiken.
3. Voer een duidelijke naam in voor de instellingen die u opslaat en klik op [OK]. OPGESLAGEN INSTELLINGEN VAN HET STUURPROGRAMMA TERUGHALEN 1. Kies op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. 2. Maak eventuele andere aanpassingen voor de afdruktaak, zoals beschreven in het betreffende gedeelte in deze handleiding.
5. Klik op [OK] om het venster te sluiten en uw wijzigingen op te slaan. MAC OSX 1. Open het hulpprogramma Printerinstellingen (OS X 10.3) of Afdrukbeheer (eerdere versies van OS X) en controleer of uw printermodel is geselecteerd. 2. Kies [Printers] → [Toon info] → [Installeerbare opties]. 3. Selecteer alle hardwareopties die gelden voor uw printer en klik op [Pas wijzigingen toe].
Windows 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Taakopties]. 2. Schakel [Zwarte overdruk] in.
Mac OSX 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Schakel het selectievakje [Zwarte overdruk] (4) in. ZWART AFDRUKKEN (ZWART GENEREREN) Als u zwart wilt laten genereren, moet u Officekleur of Graphic Pro selecteren als afdrukmodus. Uw printer drukt de kleur zwart op een van de twee volgende manieren af: Samengesteld zwart of Puur zwart.
PUUR (ECHT) ZWART Voor puur zwart wordt alleen zwarte toner gebruikt. Gebruik puur zwart wanneer u een combinatie van tekst en afbeeldingen afdrukt. Als u puur zwart gebruikt om foto's af te drukken, kunnen donkere gedeelten op de foto zwart worden weergegeven. Windows (Officekleur) 1. Selecteer [Officekleur] (1) op het tabblad [Kleur] van het stuurprogramma en klik op de knop [Opties]. 1 2 2.
Windows (Graphic Pro) 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van het stuurprogramma en klik op de knop [Opties]. 1 2 2. Kies de gewenste instelling in het menu [Zwarte afwerking] (2).
Mac OS X (Officekleur) 1. Selecteer [Print] in het menu [Archief]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] in het volgende menu (2). 4. Selecteer [Kleur - Officekleur] in het menu [Printerfuncties] (3). 5. Kies de gewenste instelling bij [Zwarte afwerking] (4).
Mac OS X (Graphic Pro) 1. Selecteer [Print] in het menu [Archief]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] in het volgende menu (2). 4. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] in het menu [Functiesets] (3). 5. Kies de gewenste instelling bij [Zwarte afwerking] (4).
DUNNE LIJNEN VERSTERKEN U kunt deze functie gebruiken om de penbreedte van zeer dunne lijnen (minimumlijnbreedte) te benadrukken. Als deze functie in sommige softwaretoepassingen is ingeschakeld, kunnen de ruimten in streepjescodes te smal worden. In dat geval schakelt u [Bijstellen zeer dunne lijnen] uit. 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. 2. Klik op het selectievakje om [Bijstellen zeer dunne lijnen] in te schakelen.
GRIJSWAARDEN AFDRUKKEN Als u Grijswaarden selecteert, converteert de printer alle kleuren naar grijstinten en wordt alleen met zwarte toner afgedrukt. Gebruik Grijswaarden als u snel wat proefafdrukken wilt maken of wanneer het niet nodig is een kleurendocument in kleur af te drukken. WINDOWS 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken.
Het kost mogelijk iets meer tijd om [Geoptimaliseerde grijswaarden] af te drukken, maar deze geven de beste kwaliteit. 3. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op [Grijswaarde] op het tabblad [Kleur] en klikt u vervolgens op [Geavanceerd] als u helderheid en contrast wilt aanpassen. MAC OSX 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 5 6 2. Selecteer uw printer in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] in het volgende menu (2). 4.
AFDRUKKEN IN KLEUR (BASISPRINCIPES) De printerdrivers die geleverd zijn bij de printer, bieden verscheidene mogelijkheden voor het wijzigen van de kleuruitvoer. Voor algemeen gebruik voldoen de automatische instellingen. Deze standaardinstellingen leveren goede resultaten op voor de meeste documenten. Veel toepassingen beschikken over eigen kleurinstellingen waarmee de instellingen van het printerstuurprogramma kunnen worden overschreven.
weergegeven. Dit verschil tussen monitors en printers is vaak de belangrijkste reden dat afgedrukte kleuren niet overeenkomen met de kleuren op het scherm. Omstandigheden bij het waarnemen Een afdruk kan er onder verschillende belichtingen heel anders uitzien.
Papiersoort Het soort papier dat wordt gebruikt, kan ook van invloed zijn op de afgedrukte kleur. Een afdruk op gerecycled papier kan er bijvoorbeeld doffer uitzien dan een afdruk op glanzend papier. TIPS VOOR AFDRUKKEN IN KLEUR De onderstaande richtlijnen kunnen u helpen bij het bereiken van een goede kleuruitvoer van de printer. FOTO'S AFDRUKKEN Gebruik de instelling Monitor (6500k) Perceptueel.
TOEGANG TOT DE KLEURAANPASSINGSOPTIES De kleuraanpassingsopties van de printerdriver kunnen worden gebruikt om de afgedrukte kleuren beter af te stemmen op de kleuren die op uw monitor of op een andere bron, zoals een digitale camera, worden weergegeven. De kleuraanpassingsopties openen vanuit het Configuratiescherm van Windows: 1. Open het venster Printers (Printers en faxapparaten in Windows XP). 2. Klik met de rechtermuisknop op de printernaam en kies Eigenschappen. 3.
KLEURAANPASSINGSOPTIES INSTELLEN 1. Selecteer op het tabblad Kleur de optie Officekleur voor de kleurkoppeling. 2. Kies de kleurinstelling Details en selecteer een van de volgende opties: b c d (a) a e Monitor (6500k) - Perceptueel Geoptimaliseerd voor het afdrukken van foto's. Bij het afdrukken van de kleuren ligt de nadruk op de verzadiging.
(c) Monitor (9300k) Geoptimaliseerd voor het afdrukken van afbeeldingen vanuit toepassingen als Microsoft Office. Bij het afdrukken van de kleuren ligt de nadruk op de helderheid. (d) Digitale camera Geoptimaliseerd voor het afdrukken van foto's die zijn gemaakt met een digitale camera. Uw resultaten variëren naar gelang het onderwerp en de omstandigheden waaronder de foto is genomen. (e) sRGB De printer probeert de sRGB-kleurruimte te reproduceren.
DE FUNCTIE KLEURMONSTER GEBRUIKEN Als u de functie Kleurmonster wilt gebruiken, moet u het hulpprogramma voor kleurmonsters installeren. Dit programma vindt u op de cd-rom die met uw printer is meegeleverd. Met de functie Kleurmonster kunt u overzichten met een reeks voorbeeldkleuren afdrukken. Dit is niet de volledige reeks kleuren die de printer kan afdrukken. Bij elke voorbeeldkleur worden de corresponderende RGB-waarden (Rood, Groen, Blauw) vermeld.
Dit verschil is hier niet van belang omdat uw voornaamste doel het afdrukken van de vereiste kleur is. HET HULPPROGRAMMA VOOR KLEURCORRECTIE GEBRUIKEN Het Oki-hulpprogramma voor kleurcorrectie vindt u op de cd-rom met de printerdriver. U moet dit programma apart installeren, aangezien het niet samen met de printerdriver wordt geïnstalleerd. Het hulpprogramma voor kleurcorrectie biedt de volgende functies: > De paletkleuren van Microsoft Office kunnen afzonderlijk worden aangepast.
KLEURKOPPELING (GEAVANCEERD) In dit hoofdstuk wordt alleen het systeem voor kleurbeheer van de printer beschreven. 1 3 2 Windows / Macintosh Voor meer informatie over het kleurbeheer in uw toepassingsprogramma of besturingssysteem raadpleegt u de documentatie bij uw toepassingssoftware of computer. BASISPRINCIPES Er zijn drie manieren waarop u de kleuren van uw document kunt beheren en aanpassen. 1 3 2 1. Windows / Macintosh Kleurbeheer via de toepassing (1).
2. Kleurbeheer via het besturingssysteem (2). Windows 2000 en XP maken gebruik van Windows ICMkleurbeheer. Mac OS X maakt gebruik van Apple ColorSync. 3. Kleurbeheer via de printer (3). Wanneer u uw document afdrukt en instellingen wijzigt in de printerdriver, verricht de printer de kleurkoppelingen. OPMERKING: Gebruik slechts één systeem voor kleurbeheer voor de beste resultaten van uw printer.
> Dit is een vrij eenvoudig systeem voor kleurbeheer dat is ontwikkeld met het oog op gebruiksgemak. Officekleur wordt aanbevolen voor gebruikers die niet veel ervaring met kleur hebben, maar wel goede resultaten willen halen bij het afdrukken vanuit programma's als Microsoft Office. > Graphic Pro (3b) – 'Graphic Pro' op pagina 58 Dit is een krachtig systeem voor kleurbeheer dat is gebaseerd op ICC-kleurprofielen.
PRINTERDRIVERS Afhankelijk van uw besturingssysteem kunt u kiezen uit een aantal verschillende stuurprogramma's voor gebruik met uw printer. U kunt wellicht een printerdriver selecteren op basis van het feit of het CMYK-gegevens ondersteunt.
OPMERKING: De opties voor CMYK-gegevens komen niet voor in de Windows PCL 5c- of PCL 6-printerdrivers. Deze printerdrivers ondersteunen alleen RGB-kleurengegevens. Hoewel u met de opties van Officekleur ook CMYK-gegevens kunt regelen, wordt ten zeerste aangeraden hiervoor de opties van Graphic Pro te gebruiken. Als u CMYK-gegevens afdrukt, bieden de opties van Graphic Pro meer kracht en flexibiliteit.
STANDAARDINSTELLING BESCHRIJVING Digitale camera Deze instelling is geoptimaliseerd voor het afdrukken van foto's die zijn gemaakt met een digitale camera. Uw resultaten variëren naar gelang het onderwerp en de omstandigheden waaronder de foto is genomen. sRGB De printer probeert de sRGB-kleurruimte te reproduceren. Deze instelling kan handig zijn bij het aanpassen van de kleuren van een sRGBinvoerapparaat, zoals een scanner of digitale camera.
MAC OS X OPMERKING: Wanneer u afdrukt vanuit bepaalde toepassingen in Mac OS X, hebben deze RGB-kleurkoppelingsopties mogelijk geen effect op de kleur van uw afdruk. Als u merkt dat de kleuren van uw afdruk niet zijn gewijzigd nadat u een van de standaardinstellingen van Officekleur hebt toegepast, is de toepassing niet compatibel met dit type printerkleurkoppeling. In plaats daarvan kunnen gebruikers van Mac OS X 10.3.x mogelijk de kleur van hun document aanpassen met ColorSync Quartz-filters. 1.
6. Selecteer [Kleur - Officekleur] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer de [Officekleur]-standaardinstelling (6) die u wilt gebruiken. RGB OFFICEKLEUR AANPASSEN MET HET HULPPROGRAMMA VOOR KLEURCORRECTIE (WINDOWS) Als de standaardinstellingen van Officekleur niet aan uw behoeften voldoen, biedt het hulpprogramma Colour Correct een mogelijkheid voor verdere aanpassing. Het hulpprogramma Colour Correct biedt twee methoden om de instellingen van Officekleur aan te passen: 1.
GRAPHIC PRO In dit gedeelte worden de kleurkoppelingsopties voor Graphic Pro beschreven. Het Graphic Pro-kleurkoppelingssysteem is gebaseerd op ICCprofielen. U downloadt deze profielen naar de printer met het hulpprogramma Profile Assistant, waarna u ze kunt selecteren in de printerdriver. Wanneer een taak naar de printer wordt gestuurd, worden de ICC-profielen op de printer toegepast op de afdruktaak.
CMYK-INKTSIMULATIE U kunt uw printer gebruiken om de kleuruitvoer te simuleren van een drukpers (inktinstellingen OMRUILEN, Euroscale of JapanColor). NAUWKEURIGERE PRINTERKLEUR Als u zelf profielen hebt gemaakt met software voor het maken van ICC-profielen van derden, kunt u deze profielen naar de printer downloaden en gebruiken bij het afdrukken.
WERKSTROOM VAN GRAPHIC PRO: OVERZICHT Het gebruik van het kleurkoppelingssysteem Graphic Pro verloopt in drie stappen. 1. ICC-profielen verzamelen of maken (zie hierna) 2. ICC-profielen downloaden naar de harde schijf van de printer (pagina 60) 3.
Selecteer de verbindingstypen die u wilt zoeken (USB of Netwerk (TCP/IP)) en klik op [Start]. Als u het IP-adres van de printer weet, voert u dat zelf in. 3. Op het hoofdscherm van Profile Assistant worden de profielen weergegeven die op de harde schijf van de printer staan. U kunt als volgt een nieuw profiel naar de printer downloaden: (a) Klik op [Toevoegen]. (b) Selecteer een ICC-profiel op de harde schijf van uw computer.
(f) Klik op [OK] om het ICC-profiel te downloaden naar de printer. STAP 3: ICC-PROFIELEN SELECTEREN IN DE PRINTERDRIVER Wat u selecteert in de printerdriver is afhankelijk van de kleurkoppelingstaak die u wil uitvoeren. In de volgende gedeelten van deze handleiding worden voorbeelden van de selectie van ICC-profielen getoond voor verschillende kleurkoppelingstaken.
WINDOWS Deze informatie geldt voor de Windows PCL 5c-, PCL 6- en PostScript-stuurprogramma's. Wanneer u de kleur wilt koppelen aan de kleur van een RGBinvoerapparaat, zoals een monitor, scanner of digitale camera, moet u de volgende gegevens selecteren in de printerdriver: 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van de printerdriver en klik op [Opties]. 1 2 3 4 2. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] (2). 3.
4. Selecteer een printeruitvoerprofiel (4). Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer. Als u zelf een printerprofiel hebt gemaakt met software voor het maken van profielen, selecteert u dat hier. OPMERKING: als u uw eigen printeruitvoerprofiel hebt geselecteerd (4), kunt u ook de renderingsintentie aanpassen. Zie 'Renderingsintenties' op pagina 76. MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2.
6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (6). 8. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het menu [Functiesets] (7). 7 8 9. Selecteer in [RGB-profielbron] (8) het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u probeert te koppelen, zoals uw monitor, scanner of digitale camera.
Vergeet niet dat de namen 'RGB-bron 1', 'RGB-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie 'Profile Assistant' op pagina 60. 10. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] (9) in het menu [Functiesets]. 9 10 11. Selecteer uw printerprofiel (10) in het menu voor [Printeruitvoerprofiel]. 12. Als Auto is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer.
EEN ANDERE PRINTER SIMULEREN: RGB-BRONGEGEVENS U kunt het Graphic Pro-kleurkoppelingssysteem gebruiken om de kleuruitvoer van een andere printer te simuleren. 1 1. RGB-gegevens 2 3 5 6 4 4. Afgedrukt document 2. RGB-bronprofiel 5. Scanner, monitor, camera, enzovoort 3. Printeruitvoerprofiel 6. Laat deze op Auto staan of selecteer uw aangepaste profiel.
WINDOWS Als u een RGB-brondocument hebt, simuleert u de uitvoer van een andere printer door de volgende gegevens te selecteren in de printerdriver. 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van de printerdriver en klik op [Opties]. 1 2 3 5 4 2. Selecteer [Printersimulatie] (2). 3. Selecteer het ICC-profiel dat overeenkomt met het apparaat dat u gebruikt om uw brondocument vast te leggen of weer te geven. Dit kan een monitor, scanner of digitale camera zijn (3). 4.
6. Dit profiel komt overeen met de printer die u wilt simuleren. 7. Als u zwarte en grijze tinten wilt produceren die worden afgedrukt met alleen zwarte toner, schakelt u de optie [Zwart behouden] uit. Weliswaar krijgt u met deze optie een afdruk van betere kwaliteit, maar hierbij worden de zwarte en grijze tinten niet correct gesimuleerd. 8. Selecteer uw printeruitvoerprofiel (5). 9. Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer.
6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer [Printersimulatie] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (6). Als u zwarte en grijze tinten wilt produceren die worden afgedrukt met alleen zwarte toner, schakelt u de optie [Zwart behouden] uit. Weliswaar krijgt u met deze optie een afdruk van betere kwaliteit, maar hierbij worden de zwarte en grijze tinten niet correct gesimuleerd. 8. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het menu [Functiesets] (7). 7 8 9 9.
Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie 'Profile Assistant' op pagina 60. 10. Selecteer in het menu [Simulatie doelprofiel] (9) het profiel van het apparaat dat u wilt simuleren. Vergeet niet dat de namen 'CMYK-bron 1', 'CMYK-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie 'Profile Assistant' op pagina 60. 11. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] in het menu [Functiesets] (10). 10 11 12.
CMYK-INKTSIMULATIES: CMYK-BRONGEGEVENS U kunt het op ICC-profielen gebaseerde systeem voor kleurkoppeling gebruiken om de uitvoer op een drukpers te simuleren. U kunt een selectie maken uit de inkttypen die het meest worden gebruikt in verschillende regio's van de wereld: > Euroscale: Europa > Omruilen: Noord-Amerika > Toyo: Japan Als u CMYK-inktsimulaties wilt afdrukken, moet u de meegeleverde Postscript-printerdriver gebruiken. 1 2 3 5 6 4 1. CMYK-gegevens 4. Afgedrukt document 2.
WINDOWS OPMERKING: Deze informatie geldt alleen voor het PostScriptstuurprogramma van Windows. Als u een CMYK-brondocument hebt, gebruikt u de volgende instellingen in de printerdriver om een CMYK-inktsimulatie uit te voeren: 1 2 4 3 5 1. Selecteer [Graphic Pro] (1) op het tabblad [Kleur] van de printerdriver en klik op [Opties]. 2. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] (2). 3.
Vergeet niet dat de namen 'CMYK-bron 1', 'CMYK-bron 2' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie 'Profile Assistant' op pagina 60. Gebruik de optie [Zwart behouden] om de informatie over de oorspronkelijke grijze component (K-kanaal) te bewaren. Als de optie [Zwart behouden] is uitgeschakeld, kunnen grijze componenten worden afgedrukt met een mengsel van CMYK-toners, in plaats van alleen K-toner (zwart). 4. Selecteer een printeruitvoerprofiel (4).
6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7. Selecteer [ICC-profiel kleurkoppeling] in het menu voor [Kleurkoppelingstaak] (6). Gebruik de optie [Zwart behouden] om de informatie over de oorspronkelijke grijze component (K-kanaal) te bewaren. Als de optie [Zwart behouden] is uitgeschakeld, kunnen grijze componenten worden afgedrukt met een mengsel van CMYK-toners, in plaats van alleen K-toner (zwart). 8. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 2] in het menu [Functiesets] (7).
Vergeet niet dat de namen 'CMYK-bron 1' en dergelijke verwijzen naar het nummer dat met Profile Assistant is toegewezen aan het profiel. Zie 'Profile Assistant' op pagina 60. 11. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 3] (10) in het menu [Functiesets]. 10 11 12. Selecteer uw printerprofiel in het menu voor [Printeruitvoerprofiel] (11). Als [Auto] is geselecteerd, worden de standaardfabrieksprofielen gebruikt die zijn ingesloten in de printer.
SATURATION (VERZADIGING) Deze optie wordt aanbevolen voor het afdrukken van zakelijke afbeeldingen als u levendige kleuren wilt. Hierbij hoeft niet noodzakelijkerwijs de juiste kleur te worden afgedrukt, omdat het in eerste instantie gaat om de handhaving van de verzadiging. RELATIEF COLORIMETRISCH Deze optie is het best voor het afdrukken van effen kleuren en tinten. Gebruik deze optie wanneer u afdrukt vanuit een tekenprogramma, zoals Adobe Illustrator of Macromedia Freehand.
PURE ZWARTE TEKST/GRAFISCH Wanneer uw document wordt afgedrukt, worden de zuiver zwarte kleuren vaak niet afgedrukt met 100% zwarte toner. In plaats daarvan worden deze zuiver zwarte kleuren soms geconverteerd en afgedrukt met een mengsel van CMYK-toners. Met de functie Pure zwarte Tekst/Grafisch zorgt u ervoor dat 100% zwarte tekst of afbeeldingen in uw document worden afgedrukt met zuiver zwarte toner.
INSTELLINGEN VAN DE PRINTERDRIVER VOOR HET MAKEN VAN ICC-PROFIELEN OF HET ACHTERWEGE LATEN VAN KLEURKOPPELING Als u ICC-profielen maakt met software van derden, selecteert u [Kleurkoppeling uitschakelen bij het creëren van profiel]. Met deze optie schakelt u elk printerkleurbeheer uit en voorkomt u ook dat de printer de dikte van de tonerlaag beperkt. Als u de kleurkoppeling van uw toepassing gebruikt, selecteert u [Kleurkoppeling van toepassing gebruiken].
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Selecteer [Graphic Pro] in het menu [Kleurmodus] (4). 6. Selecteer [Kleur - Graphic Pro 1] in het menu [Functiesets] (5). 5 6 7.
AFWERKINGSOPTIES Uw printer biedt een brede selectie van afwerkingsopties voor uw documenten, waarmee u meer controle hebt op de uiteindelijke vorm van uw afgedrukte document. Afhankelijk van de aangesloten hardware, hetzij als optionele upgrades hetzij als standaard bijgeleverde hardware (afhankelijk van uw model printer), kan het systeem verschillende mogelijkheden bieden.
BOEKJES AFDRUKKEN (GROOTMONTAGE) Met de functie voor het afdrukken van boekjes in Windowsprinterdrivers kunt u documenten van meerdere pagina's zo afdrukken, dat de pagina's zodanig zijn geordend en gerangschikt dat de uiteindelijke uitvoer tot een boekje kan worden gevouwen. Meestal worden A4-pagina's verkleind tot A5 en naast elkaar afgedrukt op beide zijden van A4-papier, zodat het papier tot een boekje kan worden gevouwen.
WINDOWS POSTSCRIPT 1. Kies [Boekje] in de vervolgkeuzelijst [Pagina's per vel] op het tabblad [Lay-out] van het stuurprogramma. 2. Controleer of de duplexoptie is ingesteld op [Over korte zijden spiegelen]. OPMERKING: Als de optie voor Boekje niet wordt weergegeven, controleert u of de duplexoptie is ingeschakeld in het stuurprogramma.
WINDOWS PCL 1. Roep op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] op die u wilt gebruiken. 2. Kies [Boekje] in de vervolgkeuzelijst [Afwerkingmodus] en klik op [Opties]. 3. In het venster Opties kunt u de grootte van de [katernen] instellen, het aantal [pagina's] per zijde van het papier en de [rugmarge] als het een dik document is. De afbeelding in dit venster laat zien welk effect elke gemaakte keus heeft.
SORTEREN Met deze functie kunt u meerdere exemplaren van een document van meer pagina's zo afdrukken dat de pagina's van elk exemplaar op de juiste volgorde liggen. Niet-gesorteerde pagina's worden als volgt afgedrukt 1 1 2 1 2 3 2 3 3 Gesorteerde pagina's worden als volgt afgedrukt 1 2 1 3 2 1 3 2 3 Sorteren via de toepassing: sommige toepassingsprogramma's hebben een sorteerfunctie bij hun afdrukopties.
Als u problemen ondervindt bij het sorteren via de printer, kunt u in plaats daarvan de sorteeroptie bij de afdrukopties van uw toepassing gebruiken. WINDOWS 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] eerst de eventueel opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. Zie 'Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen' op pagina 31. 2. Selecteer op het tabblad [Taakopties] in de betreffende lijst het aantal [kopieën] dat u wilt afdrukken. 3.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het printermenu (1). 3. Selecteer [Aantal en pagina's] (2). De optie [Sorteren] in het dialoogvenster [Aantal en pagina's] is voor sorteren via de toepassing. Zie 'Sorteren' op pagina 85. 4 5 6 4. Voer het aantal [kopieën] (3) in dat u wilt afdrukken. 5. Selecteer [Printerfuncties] (4). 6. Selecteer [Taakopties] in het menu [Functiesets] (5). 7.
KLEURSCHEIDING Met de functie voor kleurscheiding drukt u elk van de vier primaire kleuren af als aparte grijswaarde-afbeeldingen. Dit is een proefdrukvoorziening die de relatieve dichtheid van elk van de vier tonerkleuren in uw afdrukdocument aangeeft. Hoe donkerder een gebied wordt weergegeven, des te meer van de corresponderende tonerkleur wordt gebruikt wanneer u in kleur afdrukt. WINDOWS POSTSCRIPT 1. Klik op [Geavanceerd] op het tabblad [Kleur] van het stuurprogramma. 2.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het printermenu (1). 3. Selecteer [Printerfuncties] (2). 4. Selecteer [Kleuropties] in het menu [Functiesets] (3). 5. Selecteer in het menu [Scheidingen] (4) de scheidingen die u wilt afdrukken.
AFDRUKTAKEN IN DE WACHTRIJ SCHEIDEN Wanneer u een printer deelt met andere gebruikers, kan het handig zijn een speciale pagina tussen afdruktaken af te drukken, zodat iedere gebruiker gemakkelijk de eigen afdruktaak kan terugvinden in de stapel papier bij de printer. In Windows wordt deze pagina een 'scheidingspagina' genoemd. Op de Mac wordt dit een 'Voorblad' of 'Info-pagina' genoemd. OPMERKING: Een voorblad is niet hetzelfde als een omslag.
VOORBLAD IN MAC OS X U hebt toegang tot het voorblad vanuit het afdrukdialoogvenster van uw toepassing. 1 2 3 1. Kies [Archief] → [Print]. 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Voorblad] (2). 4. Selecteer de gewenste opties voor het voorblad (3).
OMSLAG We hebben het over een 'omslag' wanneer het papier voor de eerste pagina (de omslag) van een afdruktaak wordt ingevoerd vanuit de ene papierlade en het papier voor de andere pagina's van de afdruktaak wordt ingevoerd vanuit een andere papierlade. Deze functie is niet beschikbaar in de Windows PostScriptstuurprogramma's. Een omslag is niet hetzelfde als een voorblad. Een voorblad is een identificatieblad dat wordt ingevoegd tussen de afdruktaken van een netwerkprinter.
4. Kies de lade vanwaar u het voorblad wilt invoeren en de papiersoort in de vervolgkeuzelijsten [Bron] en [Gewicht]. MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print]. 1 2 3 4 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Papierinvoer] (2). 4. Selecteer de laden of papiersoorten die u wilt gebruiken voor de eerste pagina en de overige pagina's (3).
AANGEPAST PAGINAFORMAAT Met deze functie kunt u afdrukken op afdrukmedia van afwijkende formaten. De universele lade wordt gebruikt voor de invoer van afwijkende mediaformaten. De breedte van afdrukmedia kan variëren van 76 mm tot 328 mm en de lengte kan variëren van 90 mm tot 1200 mm. De werkelijke limieten kunnen iets verschillen, afhankelijk van de printerdriver dat u gebruikt en het besturingssysteem van uw computer.
3. Kies in het venster Grootte van de aangepaste pagina definiëren (PostScript) de [papierinvoerrichting] in de vervolgkeuzelijst. De mogelijke opties zijn: Korte zijde eerst De pagina is in staand formaat (lang) en u voert eerst de bovenkant van de pagina in de printer in. Lange zijde eerst De pagina is in liggend formaat (breed) en u voert eerst de bovenkant van de pagina in de printer in.
WINDOWS PCL 1. Selecteer op het tabblad [Setup] van het stuurprogramma de eerder opgeslagen instellingen die u wilt gebruiken. 2. Klik op de knop [Papierinvoeropties]. 3. Klik in het venster Papierinvoeropties op [Aangepast formaat]. 4. Als u eerder speciale aangepaste formaten hebt opgeslagen, worden deze weergegeven in het venster Aangepast formaat. 5. Als u een eerder opgeslagen aangepast formaat wilt gebruiken, klikt u op de naam ervan in de lijst.
6. Klik op [OK] om het gekozen formaat te accepteren en het venster Aangepast formaat te sluiten. 7. Als dit het formaat van uw document is, maar u het wilt schalen naar een standaardpapierformaat, klikt u op [Documentgrootte wijzigen zodat het op het blad past] in het venster Papierinvoeropties en kiest u het werkelijke papierformaat voor de printer in de vervolgkeuzelijst [Conversie]. MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Pagina-instelling] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 2.
DUPLEX (DUBBELZIJDIG) AFDRUKKEN Als in uw printer een duplexeenheid is geïnstalleerd, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken en zo op papier en kosten besparen en gewicht en volume beperken. > Voor dubbelzijdig afdrukken kunt u alleen papier gebruiken, geen transparanten of andere media. > Gebruik papier met een gewicht van 64–105 g/m². Als het papier bij papier van 75-90 g/m² erg krult, gebruikt u papier van 105 g/m².
Voor een staande paginalay-out is [Lange zijde] de gebruikelijke keus. Voor een liggende paginalay-out is [Korte zijde] de gebruikelijke keus. Als u [Uit] kiest, wordt dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld en wordt het document enkelzijdig afgedrukt. WINDOWS PCL 1. Selecteer op het tabblad Setup van het stuurprogramma, onder [2-zijdig afdrukken], de gewenste bindrand. Voor een staande paginalay-out is [Lange zijde] de gebruikelijke keus.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Lay-out] (2). 4. Selecteer bij de opties voor [2-zijdig afdrukken] (3) de optie [Binden over lange zijden] of [Binden over korte zijde]. Welke keus u moet maken is meestal afhankelijk van de afdrukstand van uw pagina (staand of liggend) en van de manier waarop u het papier omdraait om de tweede kant te lezen.
MEER PAGINA'S AFDRUKKEN OP ÉÉN BLAD (N-UP) Met deze functie schaalt u het papierformaat van uw document voor het afdrukken en worden meerdere pagina's per vel afgedrukt. Dit is handig wanneer u alleen de paginalay-out wilt controleren of wanneer u uw document in een compactere vorm wilt verspreiden. U bespaart er papier en kosten mee en beperkt volume en gewicht. Als u een duplexeenheid hebt geïnstalleerd, kunt u deze functie zelfs combineren met dubbelzijdig afdrukken voor een verdere besparing.
WINDOWS PCL 1. Kies op het tabblad Setup van het stuurprogramma (Windows XP) het aantal pagina's dat u op elk blad wilt afdrukken ('X op één'). 1 op één is normaal, 16 op één is het maximum. 2. Klik op [Opties] om een keus te maken uit de beschikbare opties voor deze functie. Hier kunt u de afdrukvolgorde van de pagina en de paginalay-out opgeven, kunt u opgeven of u paginaranden wilt afdrukken en kunt u zo nodig een rugmarge kiezen.
MAC OS X 1. Kies [Archief] → [Print] in uw toepassingsprogramma. 1 2 3 4 5 2. Selecteer uw printermodel in het menu [Printer] (1). 3. Selecteer [Lay-out] (2). 4. Selecteer in het menu [Pagina's per vel] (3) het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken. 5. Wijzig zo nodig de richting (4) waarin de documentpagina's op het papier zijn gerangschikt. 6. U kunt desgewenst om elke pagina een rand laten afdrukken (5).
POSTER AFDRUKKEN Met deze optie kunt u posters afdrukken door één documentpagina in meerdere delen te verdelen. Elk deel wordt vergroot op een apart blad afgedrukt. Vervolgens kunt u de aparte bladen combineren tot een poster. Posterafdruk is alleen beschikbaar in de Windows PCLprinterdrivers. WINDOWS PCL 1. Kies op het tabblad Setup van het stuurprogramma, onder [Afwerkingmodus], de optie [Posterafdruk]. 2. Klik op [Opties] om het venster Opties te openen.
(c) Een [overlap] kan u helpen de aangrenzende pagina's juist tegen elkaar aan te leggen wanneer u de uiteindelijke poster maakt. SCHALEN NAAR PAGINA Met de functie voor schalen naar pagina kunt u gegevens die zijn opgemaakt voor een bepaald paginaformaat afdrukken op een ander paginaformaat, zonder de afdrukgegevens te wijzigen. Deze functie is alleen beschikbaar bij de Windows PCLprinterdrivers. 1. Klik op [Opties…] op het tabblad Setup van het stuurprogramma. 2.
WATERMERKEN Een watermerk is meestal een vage tekst die over de afdruk van een document wordt weergegeven. Dit kan worden gebruikt om aan te geven dat een document 'Concept', of wellicht 'Vertrouwelijk' is. Deze functie is niet beschikbaar in Mac OS X. Onderstaande illustratie komt uit het Windows PostScript-stuurprogramma. Het PCL-stuurprogramma lijkt er veel op. WINDOWS U vindt de functie Watermerken op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. Klik op de knop [Watermerken].
U maakt als volgt een nieuw watermerk: 1. Klik op [Nieuw…] in het venster Watermerken. 2. Voer de gewenste tekst voor het watermerk in. 3. Wijzig zo nodig lettertype, formaat, kleur, hoek, positie en rand (bijsnijden) van het watermerk. 4. Klik op [OK] om uw wijzigingen te accepteren. U kiest als volgt een eerder gemaakt watermerk: 1. Klik in de lijst op het venster Watermerken op het gewenste watermerk. U bewerkt als volgt een bestaand watermerk: 1.
BEVEILIGING BEVEILIGD AFDRUKKEN Met de functie voor beveiligd afdrukken kunt u vertrouwelijke documenten afdrukken op apparaten die worden gedeeld met andere gebruikers in een netwerkomgeving. Het document wordt pas afgedrukt wanneer u een pincode (persoonlijke identificatiecode) invoert op het bedieningspaneel van de printer. U moet naar het apparaat gaan en daar uw PIN invoeren.
HET DOCUMENT VERZENDEN 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] de eventueel opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. 'Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen' op pagina 31 2. Klik op [Beveiligde afdruk] op het tabblad [Taakopties] van het stuurprogramma. 3. Het venster Taak PIN (persoonlijk identificatienummer) wordt geopend. 4. Als dit venster niet wordt geopend, klikt u op de knop [PIN]. 5.
9. Uw PIN moet uniek zijn op dit apparaat. De systeembeheerder moet aan elke gebruiker een PIN toewijzen. 10. Klik op [OK] om uw wijzigingen te accepteren. 11. Klik op [OK] om het venster Eigenschappen voor printer te sluiten. 12. Druk het document af. 13. De afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd, maar wordt op dat moment nog niet afgedrukt. HET DOCUMENT AFDRUKKEN U drukt uw beveiligde afdruktaak af via het bedieningspaneel van de printer op de voorzijde van het apparaat.
Wanneer alle gewenste kopieën zijn afgedrukt, wordt het document automatisch verwijderd van de vaste schijf van het apparaat. U kunt beveiligde documenten ook op afstand, vanaf uw pc, afdrukken en verwijderen met het hulpprogramma Storage Device Manager. EEN DOCUMENT VOOR BEVEILIGD AFDRUKKEN VERWIJDEREN Als u een beveiligd document dat u naar de printer hebt gestuurd toch niet wilt afdrukken, kunt u het van de vaste schijf uit het apparaat printer verwijderen zonder het eerst af te drukken. 1.
bedieningspaneel van de printer of vanaf uw pc met het hulpprogramma Storage Device Manager. OPMERKING: Als deze optie niet wordt weergegeven op de schermen van het stuurprogramma of als de optie lichter gekleurd wordt weergegeven, controleert u of de vaste schijf is ingeschakeld in het printerstuurprogramma. (Zie 'De apparaatopties in het stuurprogramma instellen' op pagina 31) Net als bij de functie voor beveiligd afdrukken, zijn er drie stappen voor het in de wachtrij plaatsen van taken: 1.
HET DOCUMENT AFDRUKKEN Volg dezelfde procedures die zijn beschreven in 'Het document afdrukken' op pagina 113 voor het afdrukken van een beveiligd document. In dit geval wordt het document niet verwijderd van de vaste schijf nadat het is afgedrukt. EEN OPGESLAGEN DOCUMENT VERWIJDEREN Volg de procedure die is beschreven in 'Een document voor beveiligd afdrukken verwijderen' op pagina 111 voor het verwijderen van een document voor beveiligd afdrukken.
Als uw toepassingssoftware een optie voor gesorteerd afdrukken heeft, schakelt u deze uit. Anders werkt beveiligd afdrukken mogelijk niet. Het gecodeerd, beveiligd afdrukken verloopt in twee stappen: > Het document verzenden > Het document afdrukken HET DOCUMENT VERZENDEN 1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, kiest u op het tabblad [Setup] de eventueel opgeslagen [stuurprogramma-instellingen] die u wilt gebruiken. Zie 'Opgeslagen instellingen van het stuurprogramma terughalen' op pagina 31. 2.
Het wachtwoord moet uit minimaal 4 en maximaal 12 alfanumerieke tekens bestaan. De cijfers 1 tot en met 9 en de letters a tot en met z zijn geldig. Als u wilt dat u wordt gevraagd om het wachtwoord van de taak op het apparaat in te voeren, schakelt u het selectievakje onder het wachtwoord in. 5. Selecteer de gewenste wisopties voor uw afdruktaak: > Niet overschrijven: hiermee wist u een afdruktaak zonder dat de taak met gegevens wordt overschreven.
HET DOCUMENT AFDRUKKEN Volg de procedure die is beschreven in het gedeelte 'Het document afdrukken' op pagina 113 voor het afdrukken van een beveiligd document. In dit geval geeft u het wachtwoord op en wordt het document van de vaste schijf gewist, afhankelijk van de opties die u had opgegeven toen u het document verzond om af te drukken.
MENUFUNCTIES Deze sectie biedt een overzicht van de menu’s die via de knoppen op het bedieningspaneel van de printer toegankelijk zijn en op het LCD-scherm kunnen worden weergegeven. BEDIENINGSPANEEL: 1 2 3 4 On Line On Line Back Attention Enter Menu 5 6 Cancel 7 8 1. ONLINE LED AAN: klaar om 2. gegevens te ontvangen. Knippert: de gegevens worden verwerkt. OFF: Offline. DISPLAY 3. Knop MENU Hiermee stelt u de 4. menumodus in.
1 2 3 4 On Line On Line Back Attention Menu 5 7. Enter 6 Knop ENTER In de modus ONLINE 8. of OFFLINE: hiermee stelt u de menumodus in. In de menumodus: hiermee bepaalt u de geselecteerde instelling. Knop ANNULEREN Menufuncties > 118 Cancel 7 8 Hiermee verwijdert u de gegevens die worden afgedrukt of ontvangen wanneer de knop twee seconden of langer ingedrukt houdt.
DE INSTELLINGEN WIJZIGEN - GEBRUIKER Veel van deze instellingen kunnen worden overschreven en worden vaak ook overschreven door de instellingen in de Windows-printerdrivers. In de driver kunnen echter diverse opties worden ingesteld op 'Printerinstelling'. Aan deze opties worden vervolgens de waarden toegewezen die in deze printermenu's worden ingevoerd. Waar van toepassing worden in de tabellen verderop in deze sectie de fabrieksinstellingen vetgedrukt weergegeven.
> Druk op ON LINE om het menusysteem af te sluiten en terug te gaan naar de modus stand-by. OPMERKING: Wanneer u instellingen in het USB-menu hebt gewijzigd, zet u de printer UIT en vervolgens weer AAN. DE INSTELLINGEN WIJZIGEN - BEHEERDER U kunt elke categorie in het gebruikersmenu INSCHAKELEN of UITSCHAKELEN. Uitgeschakelde categorieën worden niet weergegeven in het gebruikersmenu. Alleen een systeembeheerder kan deze instellingen wijzigen. 1. Schakel de printer uit. 2.
11. Wanneer [PLEASE POW OFF/SHUTDOWN COMP] (Voeding uitschakelen/Uitschakelen compleet) wordt weergegeven, zet u de printer uit en aan 12. Druk op de knop “MENU+” of “MENU-” totdat de instelling die u wilt wijzigen wordt weergegeven. 13. Druk op de knop “ENTER” om [*] aan de rechterkant van de geselecteerde instelling in te voeren. 14. Druk op de knop “ONLINE” om over te gaan op [ONLINE]. MENU'S MENU PRINT JOBS (MENU AFDRUKTAKEN) Dit menu verschijnt alleen als er een harde schijf is geïnstalleerd.
ITEM ACTIE BESCHRIJVING PRINT FILE LIST (BESTANDSOVERZICHT AFDRUKKEN) UITVOEREN Hiermee drukt u een lijst af van overlays, macro’s, lettertypen en andere bestanden die op de harde schijf van de printer zijn opgeslagen (als deze schijf is geïnstalleerd).
MENU AFSLUITEN Dit menu verschijnt alleen als de harde schijf is geïnstalleerd. Dit item moet altijd worden geselecteerd voordat u de printer uitschakelt om ervoor te zorgen dat er geen gegevens op de harde schijf verloren gaan. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING SHUTDOWN START (Afsluiten starten) UITVOEREN Hiermee schakelt u de printer op de juiste manier uit en zorgt u ervoor dat alle bestanden op de interne harde schijf worden gesloten voordat de stroom wordt uitgeschakeld.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING LADEVOLGORDE DOWN (Onder) UP (Boven) PAPER FEED TRAY (Papierinvoerlade) Hiermee bepaalt u de ladevolgorde als de instelling voor de automatische ladewisseling is ingeschakeld. GEBRUIK MULTIFUNCTIONELE LADE NIET GEBRUIKEN BIJ INCONSISTENTIE Als een document dat moet worden afgedrukt, een papierformaat vereist dat niet in de geselecteerde lade is geplaatst, kan de printer automatisch de universele lade als papierbron selecteren.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING ÉÉN AFDRUKSNELHEID AUTO SPEED Als de eerste pagina van een afdruktaak zwart-wit is, drukt de printer 32 ppm (pagina's per minuut) af. Wanneer een kleurenpagina wordt gedetecteerd, wordt voor de rest van die taak de snelheid verlaagd tot 26 ppm. Deze instelling werkt op dezelfde manier als AUTO SPEED, behalve dat de printer 32 ppm afdrukt totdat een kleurenpagina wordt gedetecteerd.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING LINES PER PAGE (REGELS PER PAGINA) 5~64~128 Hiermee stelt u het aantal regels tekst per pagina in wanneer er ruwe tekst wordt ontvangen van andere besturingssystemen dan Windows. De standaardinstelling voor A4-papier met de afdrukstand staand is 65 regels en voor Letter is dit 60 regels. EDIT SIZE (GROOTTE WIJZIGEN) CASSETTE SIZE (CASSETTEFORMAAT) A3 / A4 SEF/ A4 LEF/A5 SEF/ A6 / B4 /B5 SEF / 5 LEF LEGAL14 LEGAL13.
MENU MEDIA Via dit menu kunt u allerlei afdrukmedia instellen. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING PAPIERFORMAAT LADE 1 CASSETTE SIZE (CASSETTEFORMAAT) AANGEPAST Hiermee selecteert u het papierformaat dat in lade 1 (de bovenste lade, als beide laden zijn geïnstalleerd) is geladen. Zie voor de instelling AANGEPAST de opties X-afmeting en Y-afmeting verderop in deze tabel.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING TRAY2 MEDIATYPE (MEDIASOORT LADE 2) GEWOON BRIEFHOOFD TRANSPARANTEN BAND HERGEBRUIKT RUW SPECIAL (SPECIAAL) USER TYPE 1 USER TYPE 2 USER TYPE 3 USER TYPE 4 USER TYPE 5 Hiermee selecteert u het type media dat in deze lade is geplaatst (indien geïnstalleerd). (Zie bovenstaande opmerkingen voor lade 1.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING MEDIATYPE UNIVERSELE LADE GEWOON BRIEFHOOFD TRANSPARANTEN ETIKETTEN BAND HERGEBRUIKT KAARTLADE RUW GLANZEND SPECIAL (SPECIAAL) Hiermee selecteert u het type media dat moet worden ingevoerd vanuit de universele lade zodat in de printer de interne instellingen kunnen worden aangepast aan het geselecteerde type media.
MENU KLEUR De printer past op gezette tijden automatisch de kleurbalans en de dichtheid aan om de uitvoer te optimaliseren voor helderwit papier dat wordt bekeken bij daglicht. Met de items in dit menu kunt u de standaardinstellingen voor een speciale of bijzonder complexe afdruktaak wijzigen.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING C DARKNESS (Donkerte C) M DARKNESS (Donkerte M) Y DARKNESS (Donkerte Y) K DARKNESS (Donkerte K) -3~0~+3 Hiermee past u de donkerte aan van elke kleurcomponent (cyaan, magenta, geel en zwart). De normale instelling is 0. REGISTRATIE AANPASSEN UITVOEREN Hiermee wordt automatisch de aanpassing van de kleurregistratie uitgevoerd.
MENU SYSTEEMCONFIGURATIE Via dit menu kunt u de algemene printerinstellingen aan uw voorkeuren aanpassen. ITEMS INSTELLINGEN BESCHRIJVING POWER SAVE DELAY TIME (WACHTTIJD ENERGIESPAAR STAND) 5 15 30 60 240 Hiermee stelt u in na hoeveel tijd een inactieve printer automatisch overschakelt naar de energiebesparende modus. In deze modus wordt het energieverbruik verminderd tot een niveau dat minimaal vereist is om de printer te laten werken en gegevens te kunnen ontvangen.
ITEMS INSTELLINGEN BESCHRIJVING AUTO CONTINUE (AUTOMATISCH DOORGAAN) AAN UIT Hiermee bepaalt u of de printer zich automatisch herstelt als zich een geheugenoverflow voordoet. HANDMATIGE TIME-OUT OFF 30 60 Hiermee geeft u op hoeveel seconden de printer moet wachten op papier voordat de afdruktaak wordt geannuleerd.
PCL-EMULATIE In dit menu kunt u de instellingen selecteren die van kracht zijn als de printer in de PCL-emulatiemodus werkt. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING FONT BRON INGEBOUWD / DIMM0 / DIMM1 / GELADEN Hiermee geeft u de locatie op van het standaard PCL-lettertype. Normaal zal dit een intern lettertype zijn, tenzij er extra lettertypen zijn geïnstalleerd in de ROM-uitbreidingssleuf of er extra lettertypen zijn geladen naar het RAM-geheugen als permanente lettertypen. FONT No.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING LF FUNCTION (LF-functie) LF / LF+CR Hiermee selecteert u of een ontvangen teken voor regelinvoer (0Ah) ook een wagenterugloop als resultaat heeft. PRINT MARGIN (Afdrukmarge) NORMAAL 1/5 INCH 1/6 INCH Hiermee stelt u het niet-afdrukbare gebied van de pagina in. NORMAL is compatibel met PCL. TRUE BLACK (Echt zwart) UIT / AAN Hiermee selecteert u of zwarte beeldgegevens moeten worden afgedrukt met zwarte toner (ON, Aan) of met 100% CMY (OFF, Uit).
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING WHITE PAGE SKIP (WITTE PAGINA'S OVERSLAAN) UIT / AAN Hiermee selecteert u of lege pagina’s moeten worden afgedrukt of niet. CR FUNCTION (CR-FUNCTIE) CR / CR+LF Hiermee selecteert u of een ontvangen teken voor wagenterugloop (0Dh) ook regelinvoer als resultaat heeft. LF FUNCTION (LF-FUNCTIE) LF / LF+CR Hiermee selecteert u of een ontvangen teken voor regelinvoer (0Ah) ook een wagenterugloop als resultaat heeft.
FX EMULATIE In dit menu kunt u de instellingen selecteren die van kracht zijn als de printer in de FX-emulatiemodus werkt. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING TEKENBREEDTE 10 CPI; 12 CPI; 17 CPI; 20 CPI; PROPORTIONEEL Geeft de tekenbreedte in deze emulatie aan. CHARACTER SET Set 1; Set 2 Hiermee geeft u een tekenset op. SYMBOL SET (SYMBOOLSET) IBM 437 Hiermee geeft u een symboolset op.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING FIT TO LETTER Uitschakelen; Inschakelen Hiermee stelt u de afdrukmodus zodanig in dat afdrukgegevens van het equivalent van 11 inch (66 regels( in het afdrukgebied van het formaat LETTER kunnen worden ingepast. TEKSTHOOGTE Hetzelfde; Verschillend Hiermee stelt u de tekenhoogte in. HETZELFDE: dezelfde hoogte, ongeacht CPI. VERSCHILLEND: de tekenhoogte varieert naar gelang CPI.
MENU USB Via dit menu kunt u de werking bepalen van de USBgegevensinterface van de printer. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING SOFTWAREMATIG OPNIEUW INSTELLEN INSCHAKELEN / UITSCHAKELEN Hiermee schakelt u de opdracht Softwarematig opnieuw instellen in of uit. SNELHEID 12 / 480 Mps Hiermee selecteert u de interfacesnelheid. OFFLINE RECEIVE INSCHAKELEN / UITSCHAKELEN OFFLINE RECEIVE.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING ETHERTALK INSCHAKELEN / UITSCHAKELEN Hiermee schakelt u dit netwerkprotocol in of uit. FRAME TYPE AUTO / 802.2 / 802.3 / ETHERNET II / SNAP Hiermee selecteert u het Ethernet MAC layer-frametype. IP ADDRESS SET (IP-adresset) AUTOMATISCHE / HANDMATIG Hiermee geeft u op of het IP-adres automatisch (DHCP) of handmatig wordt toegewezen. IP ADDRESS (IPadres) xxx.xxx.xxx.xxx Het huidige IP-adres dat is toegewezen.
MENU ONDERHOUD Via dit menu hebt u toegang tot allerlei functies voor het onderhoud van de printer. ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING MENU BEGINWAARDEN UITVOEREN Hiermee stelt u de menu's weer in op de standaardwaarden. MENU OPSLAAN UITVOEREN Hiermee slaat u de huidige menu-instellingen op. Het laatst uitgevoerde menu wordt opgeslagen en het eerder opgeslagen menu wordt vervangen en gewist. Wanneer u op de knop ENTER drukt, wordt het volgende bevestigingsbericht weergegeven.
ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING TRANSPR BLACK SETTING (INSTELLING ZWART OP TRANSPARANTEN) –2~0~+2 Zoals hierboven, maar dan voor afdrukken in zwart-wit op transparanten. TRANSPR COLOR SETTING (INSTELLING KLEUR OP TRANSPARANTEN) –2~0~+2 Zoals hierboven, maar dan voor afdrukken in kleur op transparanten. MENU GEBRUIK Dit menu is alleen bedoeld om informatie op te vragen en geeft een indicatie van het totale gebruik van de printer en de resterende gebruiksduur van de verbruiksmaterialen.
ITEM BESCHRIJVING K-TONER C-TONER M-TONER Y-TONER Dit is het cassetteformaat en het huidige tonerniveau. AFDR.STATISTIEK ITEM INSTELLINGEN BESCHRIJVING JOB LOG INSCHAKELEN / UITSCHAKELEN Hiermee drukt u een lijst met taken af die op deze printer zijn uitgevoerd. (Opmerking: u wordt gevraagd het Administratorwachtwoord in te voeren om dit menuonderdeel op te geven of te wijzigen).
VERBRUIKSMATERIALEN VERVANGEN In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de verbruiksmaterialen vervangt als dat nodig is. OPMERKING Wanneer op het LCD het bericht TONER OP wordt weergegeven, of als de afdruk er vaag uitziet, opent u eerst het bovendeksel en tikt u een aantal keren op de cartridge om het tonerpoeder gelijkmatig te verspreiden. Op deze manier kunt u het meeste uit uw tonercartridge halen.
BESTELINFORMATIE VERBRUIKMATERIALEN ITEM GEBRUIKSDUUR BESTELNUMMER Toner, zwart 6.000 A4 bij 5%* 43487712 Toner, cyaan 6.000 A4 bij 5%* 43487711 Toner, magenta 6.000 A4 bij 5%* 43487710 Toner, geel 6.000 A4 bij 5%* 43487709 Toner, regenboogpakket (1 x C,M,Y,K) Niet van toepassing 43698501 Drumcartridge, zwart 20.000 A4-pagina's* 43449016 Drumcartridge, cyaan 20.000 A4-pagina's* 43449015 Drumcartridge, magenta 20.000 A4-pagina's* 43449014 Drumcartridge, geel 20.
TONERCARTRIDGE VERVANGEN LET OP! Om verspilling van toner en mogelijke fouten van de tonersensor te voorkomen moet u de tonercartridge(s) pas vervangen wanneer de melding 'TONER LEEG' wordt weergegeven. De toner die in deze printer wordt gebruikt, is een heel fijn droog poeder. De toner wordt geleverd in vier cartridges: cyaan, magenta, geel en zwart. Zorg ervoor dat u een vel papier bij de hand hebt zodat u de gebruikte cartridge ergens op kunt zetten terwijl u de nieuwe cartridge installeert.
1. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig. WAARSCHUWING! Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 2. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge (a) Trek de gekleurde ontgrendelingshendel (1) op de cassette die moet worden vervangen, volledig naar de voorzijde van de printer.
3. Til de rechterzijde van de cartridge op en trek de cartridge vervolgens naar rechts om de linkerzijde los te maken. Verwijder de tonercartridge. 1 2 4. Plaats beide voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair. 5. Verwijder de nieuwe cartridge uit de doos, maar laat het verpakkingsmateriaal nog even zitten. 6. Schud de nieuwe cartridge een aantal keren voorzichtig heen en weer om de toner in de cartridge los te maken en gelijkmatig te verdelen.
7. Verwijder nu het verpakkingsmateriaal en trek het tape van de onderzijde van de cartridge. 8. Houd de cartridge aan de bovenzijde in het midden vast met de gekleurde hendel rechts. Laat de cartridge in de printer zakken op de drumeenheid waaruit u de oude cartridge hebt verwijderd. 9. Plaats de linkerzijde van de cassette eerst in de bovenzijde van de image drum, druk deze tegen de veer op de drumeenheid en laat vervolgens de rechterzijde van de cassette op de drumeenheid zakken.
10. Druk de cartridge voorzichtig naar beneden om ervoor te zorgen dat de cartridge goed vastzit en druk vervolgens de gekleurde hendel (1) in de richting van de achterzijde van de printer. Hiermee vergrendelt u de cartridge en kan er toner naar de drumeenheid worden overgebracht. 1 11. Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen.
IMAGE DRUM VERVANGEN LET OP! Ga voorzichtig met deze apparaten om. Ze zijn gevoelig voor statische elektriciteit. De printer bevat vier image drums: cyaan, magenta, geel en zwart. 1. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig. WAARSCHUWING! Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 2. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2.
3. Pak de image drum aan de bovenkant in het midden vast en til deze samen met de bijbehorende tonercartridge uit de printer. 4. Plaats beide voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair en om te voorkomen dat het groene drumoppervlak beschadigd raakt. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht.
5. Houd de gekleurde ontgrendelingshendel (1) rechts en trek de hendel naar u toe. Hiermee wordt de koppeling tussen de tonercartridge en de drumcartridge verbroken. 1 6. Til de rechterzijde van de cassette op en trek de cassette naar rechts om de linkerzijde los te maken en haal de tonercassette uit de image drumcassette. Plaats de cartridge op een vel papier om te voorkomen dat er vlekken op uw meubilair komen. 2 1 7.
8. Plaats de tonercartridge op de nieuwe drumcartridge, zoals is weergegeven. Druk de linkerzijde van de cartridge eerst naar beneden en laat vervolgens de rechterzijde zakken. (Het is niet nodig om nu ook een nieuwe tonercartridge te plaatsen, tenzij het resterende tonerniveau erg laag is.) 1 2 9. Duw de gekleurde ontgrendelingshendel (1) van u af om de tonercartridge te vergrendelen op de nieuwe drumeenheid zodat er toner naar de drum kan worden overgebracht.
10. Houd de complete set aan de bovenzijde in het midden vast en laat de set op zijn plaats in de printer zakken, waarbij u de voetjes in de uitsparingen aan de zijkanten van de printerruimte plaatst. 11. Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen.
VERVANGING VAN DE TRANSPORTBAND De transportband bevindt zich onder de vier drumcartridges. Deze eenheid moet worden vervangen nadat er ongeveer 80.000 pagina's zijn afgedrukt. Schakel de printer uit en laat de fuser ongeveer 10 minuten afkoelen voordat u de kap opent. 1. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig. WAARSCHUWING! Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 2.
3. Til alle drum eenheden uit de printer en plaats ze op een veilige plek waar ze niet worden blootgesteld aan warmte en licht. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht. Als de drumeenheid langere tijd uit de printer moet worden verwijderd, moet u de cartridge in een zwarte plastic zak doen zodat de cartridge niet wordt blootgesteld aan licht.
7. Laat de nieuwe transportband op zijn plaats zakken, met de greep aan de voorzijde en het drijfwerk aan de achterzijde van de printer. Zoek het drijfwerk in de linkerhoek achterin de printer en laat de transportband horizontaal in de printer zakken. 8. Draai de twee bevestigingen (5) 90° naar rechts tot ze vastzitten. Hierdoor wordt de transportband op zijn plaats gehouden. 9.
DE FUSER VERVANGEN De fuser zit in de printer direct achter de vier image drumeenheden. WAARSCHUWING! Als de printer kortgeleden nog is ingeschakeld geweest, zijn sommige fuseronderdelen erg heet. Ga heel voorzichtig met de fuser om en houdt de fuser alleen vast bij de greep, die slechts warm aanvoelt. Een waarschuwingsetiket geeft duidelijk dit gebied aan. Als u twijfelt, schakelt u de printer uit en wacht u minimaal 10 minuten om de fuser te laten afkoelen voordat u de kap van de printer opent.
u deze op een vlak oppervlak dat niet beschadigd kan raken door hitte. 5. Haal de nieuwe fuser uit de verpakking en verwijder het transportmateriaal. 6. Houd de nieuwe fuser bij de greep vast en zorg ervoor dat u de fuser de juiste positie heeft. De hendels (2) moeten helemaal rechtop staan. 2 7. Laat de fuser in de printer zakken. 8. Duw de hendel (2) waarmee de fuser wordt vergrendeld naar de achterzijde van de printer om de fuser vast te zetten.
Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. 9. Schakel de printer in. DE LED-KOP REINIGEN Reinig de LED-kop wanneer de afdrukken onduidelijk zijn, witte lijnen vertonen of wanneer de tekst vaag is. 1. Schakel de printer uit en open de bovenkap. 2. Neem het oppervlak van de LED-kop voorzichtig af met een zachte doek. LET OP! Gebruik geen methylalcohol of andere oplosmiddelen op de LED-kop.
UPGRADES INSTALLEREN In deze sectie wordt uitgelegd hoe u optionele apparatuur in uw printer installeert. Dit zijn: > duplexeenheid (dubbelzijdig afdrukken); > Extra geheugen > Harde schijf > extra papierlade DUPLEXEENHEID Met de duplexeenheid hebt u de mogelijkheid om dubbelzijdig af te drukken, waarbij u minder papier gebruikt en grote documenten handzamer worden. U kunt ook boekjes afdrukken, waarbij u nog minder papier gebruik en grote documenten nog handzamer worden.
4. Schakel de printer in en wacht tot de printer is opgewarmd (ongeveer 1 minuut). 5. Druk op de volgende manier een overzicht van de menu's af: 6. (a) Druk op de knop + om het informatiemenu te openen. (b) Druk één keer op ENTER voor het menuoverzicht. (c) Druk nogmaals op ENTER om het menuoverzicht af te drukken. (d) Als het overzicht is afgedrukt, drukt u op ON LINE om het menusysteem af te sluiten. Bekijk de eerste pagina van het menuoverzicht.
GEHEUGENUITBREIDING Het basisprintermodel is uitgerust met 256 MB geheugen. Dit kan worden uitgebreid met een extra geheugenkaart van 256 MB of 512 MB, hetgeen resulteert in een maximale geheugencapaciteit van 768 MB. De installatie duurt slechts een paar minuten. U hebt er geen gereedschap voor nodig. LET OP Houd u aan de antistatische voorzorgsmaatregelen wanneer u deze installatie uitvoert. 1. Schakel de printer uit en verwijder het netsnoer. 2.
4. Verwijder de schroef (1) waarmee de rechterklep is vastgezet. 1 2 5. Til de rand van de zijklep iets op aan de twee punten die in de afbeelding worden weergeven en trek de klep aan de bovenkant naar u toe. Til de klep iets op om deze van de printer te verwijderen. Plaats de klep op een veilige plaats naast de printer. 6. Haal de nieuwe geheugenkaart voorzichtig uit de verpakking. Probeer de kaart alleen aan de korte zijden vast te houden en raak geen metalen onderdelen aan.
8. Schuif de toegangsdeur in de metalen plaat en open de deur. 9. Zoek de RAM-uitbreidingssleuf (1) in de printer. 10. Als deze RAM-uitbreidingssleuf al een geheugenkaart bevat, moet u deze geheugenkaart verwijderen voordat u de nieuwe kaart kunt installeren. Als u een geheugenkaart moet verwijderen, neemt u eerst de volgende stappen. Als de sleuf geen kaart bevat, begint u bij stap 11 (a) Pak de kaart stevig aan de korte zijden vast en trek de kaart uit de sleuf.
11. Pak de nieuwe geheugenkaart aan de korte zijden vast, zodat de randconnector in de richting van de RAMuitbreidingssleuf wijst. 12. Duw de geheugenkaart voorzichtig in de RAMuitbreidingssleuf totdat deze vastklikt en niet verder kan. Druk de module omlaag in de richting van de PCB. 13. Sluit de toegangsdeur en schuif deze dicht. 14. Plaats de drie klemmen aan de onderzijde van de zijklep in de rechthoekige openingen bij de onderzijde van de printer. 15.
18. 19. Wanneer de printer gereed is, drukt u op de volgende wijze een menuoverzicht af: (a) Druk op de knop + om het informatiemenu te openen. (b) Druk één keer op ENTER voor het menuoverzicht. (c) Druk nogmaals op ENTER om het menuoverzicht af te drukken. (d) Als het overzicht is afgedrukt, drukt u op ON LINE om het menusysteem af te sluiten. Bekijk de eerste pagina van het menuoverzicht. Boven aan de pagina, tussen de twee horizontale lijnen, ziet u de huidige printerconfiguratie.
HARDE SCHIJF De optionele interne harde schijf (HDD) maakt het mogelijk om afgedrukte pagina's te sorteren en kan worden gebruikt om overlays, macro's en lettertypen op te slaan. U kunt ook documenten opslaan die zijn beveiligd of die moeten worden gecontroleerd, en die wachten om te worden afgedrukt. De installatie duurt slechts een paar minuten. U hebt er geen gereedschap voor nodig. LET OP Houd u aan de antistatische voorzorgsmaatregelen wanneer u deze installatie uitvoert. 1.
4. Verwijder de schroef (1) waarmee de rechterklep is vastgezet. 1 2 5. Til de rand van de zijklep iets op aan de twee punten die in de afbeelding worden weergeven en trek de klep aan de bovenkant naar u toe. Til de klep iets op om deze van de printer te verwijderen. Plaats de klep op een veilige plaats naast de printer. 6. Schuif de toegangsdeur in de metalen plaat en open. 2 3 3 1 7. Sluit het uiteinde van de verbindingskabel (1) aan op de connector van de schijf (2) in de printer. 8.
10. Sluit de voorklep en de kap aan de bovenzijde, en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. LET OP! Na installatie van extra geheugen (vaste schijf) moeten verwijderde deksels of geopende dueren worden gesloten of opnieuw worden geplaatst en vergrendeld om brandgevaar te voorkomen. 11. Sluit het netsnoer weer aan en schakel de printer in. 12. Wanneer de printer gereed is, drukt u op de volgende wijze een menuoverzicht af: 13.
EXTRA PAPIERLADE 1. Schakel de printer uit en verwijder het netsnoer. 2. Installeer een extra papierlade op de gewenste locatie. 3. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften voor het tillen en gebruik geleiders (a) om de printer boven op de extra papierlade te plaatsen. a a 4. Sluit het netsnoer weer aan en schakel de printer in.
PRINTERDRIVERS VAN WINDOWS BIJWERKEN Nadat u de upgrades hebt geïnstalleerd, moet u de printerdriver van Windows bijwerken om de extra functies beschikbaar te maken voor uw Windows-toepassingen. Als u de printer deelt met gebruikers op andere computers, moet de printerdriver ook op die computers worden bijgewerkt. De afbeeldingen die hier worden weergegeven, hebben betrekking op Windows XP.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN BELANGRIJKE OPMERKING: controleer of de schakelaar van de papierinstelrol aan de voorzijde van de papierlade is ingesteld op het papierformaat in de lade. Als u de aanbevelingen in deze handleiding over het gebruik van afdrukmedia opvolgt en u de media in goede staat houdt, levert de printer jarenlang betrouwbare prestaties. Toch kan het papier af en toe vastlopen. In deze sectie wordt uitgelegd hoe u dit vastgelopen papier snel en eenvoudig verwijdert.
DE BELANGRIJKSTE PRINTERONDERDELEN EN DE PAPIERBAAN 1. Duplexeenheid (indien geïnstalleerd). 6. Bedieningspaneel. 2. Stapelaar afdrukzijde omhoog. 7. Voorklep. 3. Papieruitvoervak. 8. Papierlade 4. Fusereenheid 9. Extra papierlade (indien geïnstalleerd) 5. Bovenklep.
FOUTCODES VAN DE PAPIERSENSOR 382 385 381 380, 400 390 383 370 391 373 392 371 372 CODENR. PLAATS CODENR. PLAATS 370 Duplexeenheid * 383 Duplexeenheid * 371 Duplexeenheid * 385 Fusereenheid 372 Duplexeenheid * 390 Universele lade 373 Duplexeenheid * 391 Paper Tray (Papierlade) 380 Papierinvoer 392 2e papierlade * 381 Papierbaan 400 Papierformaat 382 Papieruitvoervak * (indien geïnstalleerd). 1.
2. Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en open het deksel volledig. WAARSCHUWING! Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit gedeelte van de printer niet aan. 3. Let op de posities van de vier cartridges. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge U moet alle vier drumcartridges verwijderen om bij het papierpad te kunnen.
4. Pak de cyaan drumcartridge aan de bovenkant in het midden vast en til deze samen met de bijbehorende tonercartridge uit de printer. 5. Plaats de cartridge voorzichtig op een vel papier om te voorkomen dat de toner vlekken maakt op uw meubilair en om te voorkomen dat het groene drumoppervlak beschadigd raakt. LET OP! Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het oppervlak niet aan en stel het niet langer dan 5 minuten bloot aan normaal licht.
7. Kijk in de printer of er vellen papier bij de transportband zichtbaar zijn. 4 3 2 1 > Als u een vel aan de voorzijde van de band (1) moet verwijderen, tilt u het vel voorzichtig van de band en trekt u het vel naar voren in de interne drumruimte en haalt u het vel eruit. LET OP! Gebruik geen scherpe of schurende voorwerpen om de vellen van de band af te halen. Hierdoor kan het oppervlak van de band beschadigd raken.
> Als u een vel uit het centrale gebied van de band (2) moet halen, tilt u het vel voorzichtig van de band en haalt u het vel eruit. 4 3 2 1 > Als u een vel moet verwijderen dat al gedeeltelijk in de fuser (3) is ingevoerd, tilt u het uiteinde van het vel voorzichtig van de band, drukt u de ontgrendelingshendel (4) van de fuser naar voren en naar beneden om de druk van het vel te halen en trekt u het vel er via de drumruimte uit. Laat de ontgrendelingshendel weer los.
8. Plaats de vier drumcartridges terug in de drumruimte. Plaats eerst de cyaan drumcartridge terug, de drum die het dichtst bij de fuser zit. Zorg ervoor dat u de drums in de juiste volgorde plaatst. 1 2 3 4 1. Cyaan cartridge 2. Magenta cartridge 3. Gele cartridge 4. Zwarte cartridge > Houd de complete set aan de bovenzijde in het midden vast en laat de set op zijn plaats in de printer zakken, waarbij u de voetjes in de uitsparingen aan de zijkanten van de printerruimte plaatst.
9. Sluit de kap aan de bovenzijde van de printer, maar druk deze nog niet helemaal aan. Zo worden de drums niet blootgesteld aan fel licht, terwijl u de overgebleven gebieden controleert op vastgelopen papier. 10. Open het uitvoervak aan de achterzijde (5) en controleer of er papier in de papierbaan aan de achterzijde zit (6). 6 5 > Trek eventuele vellen uit dit gedeelte van de printer. > Als het vel onder in de printer zit en moeilijk is te verwijderen, zit het vel waarschijnlijk nog vast in de fuser.
12. Open het deksel van de duplexeenheid (indien geïnstalleerd) en verwijder eventuele vellen uit dit gedeelte. b a b 13. Til de ontgrendeling van de klep aan de voorzijde op en trek de voorklep omlaag.
14. Controleer of er vellen zijn vastgelopen, verwijder eventuele vellen die u vindt en sluit de klep. 15. Trek de papierlade uit de printer. Controleer of het papier netjes is gestapeld en niet is beschadigd en controleer ook of de papiergeleiders goed tegen de randen van de papierstapel zijn aangeschoven. Plaats nu de lade weer terug.
16. Sluit tot slot de kap aan de bovenzijde van de printer en druk de kap aan beide zijden stevig naar beneden om deze goed te vergrendelen. Als het vastgelopen papier is verwijderd en als Opheffing papierstoring is ingesteld op AAN in het menu Systeemconfiguratie, probeert de printer de pagina's die bij het vastlopen van het papier verloren zijn gegaan, opnieuw af te drukken.
SPECIFICATIES C8800 - N34220B ITEM SPECIFICATIE Afmetingen 485 x 556 x 345 mm (b x d x h) zonder duplexeenheid Gewicht Ongeveer 36 kilo (zonder duplexeenheid) Afdrukmethode Elektronisch fotografisch met blootstelling aan LEDlichtbron Afdruksnelheden 26 pagina’s per minuut in kleur / 32 pagina’s per minuut in zwart-wit Resolutie 600 x 600, 1200 x 600 dpi of 600 x 600 dpi x 2 bit (ProQ2400) Emulaties PostScript 3 PCL 5c, HP-GL, PCL XL, PCL 6e Epson FX IBM Pro Printer III XL Automatische opties
ITEM SPECIFICATIE Papierformaat – universele lade A4, A5, A6, B5, Legal 13/13,5/14 inch, Letter, Executive, aangepast (tot een lengte van 1200 mm), com-10enveloppe, DL-enveloppe, C5-enveloppe, transparanten Duplex Legal13, Legal13.
ITEM SPECIFICATIE Omgevingsfactoren Werkt bij 10 tot 32 °C/20 tot 80% relatieve vochtigheid (optimaal 25 °C nat, 2 °C droog) Uitgeschakeld: 0 tot 43 °C/10 tot 90% relatieve vochtigheid (optimaal 26.
INDEX A C Aangepast paginaformaat Windows XP/2000 PCL ...........96 Windows XP/2000 PS .............94 Afdrukinstellingen opslaan ...................................28 Afdrukkwaliteit kantelen ...............................141 Afdrukstand staand of liggend ...................27 Afdrukvolgorde uitvoervak (afgedrukte zijde naar beneden) ......................21 uitvoervak (afgedrukte zijde naar boven) ..........................21 uitvoervak met afgedrukte zijde naar boven of beneden .........
H menu Systeemconfiguratie ..132 Menu USB.............................139 menuoverzicht .....................121 standaardwaarden instellen .141 Harde schijf installeren ............................169 I ICC-profielen .............................59 waar vindt u ...........................60 Image drums huidige gebruiksstatus .........142 K Kleur kantelen ...............................130 Kleuraanpassing ........................50 afbeeldingsbron kiezen ..........46 algemeen advies ....................
R Renderingsintenties ...................76 RGB- en CMYK-kleuren..............52 RGB Officekleur aanpassen .......57 S Scheidingspagina.......................90 Sorteren Windows .................................85 T Toner huidige gebruiksstatus .........143 vervangen ............................146 verwachtte gebruiksduur .....144 Transparanten aanbevolen soorten................15 U Uitbreidingen geheugen .............................164 Universele lade gebruik ...................................
OKI CONTACTGEGEVENS Oki Systems (Holland) b.v. Neptunustraat 27-29 2132 JA Hoofddorp Helpdesk: 0800 5667654 Tel: 023 5563740 Fax: 023 5563750 Website: www.oki.
OKI Europe Limited Central House Balfour Road, Hounslow TW3 1HY, United Kingdom Tel: +44 (0) 20 8219 2190 Fax: +44 (0) 20 8219 2199 www.okiprintingsolutions.com 07084113 iss.