Operation Manual
Bediening > 123
S
CANNEN
NAAR
NETWERK
-
PC
Voordat u uw bestand naar een bestandsserver verzendt, moet u profielen opstellen
om het proces te versnellen. Een profiel bevat een lijst met archiveringsparameters
zoals uw archiveringsprotocol, de map, een bestandsnaam en andere scanparameters.
Met de opties die beschikbaar zijn op het aanraakscherm kunt u netwerkgegevens invoeren
en de uit te voeren scans naar wens aanpassen.
OPMERKING
U kunt maximaal 50 profielen maken. Zie “Profielen beheren” op pagina 126.
NR. KENMERK OPTIE BESCHRIJVING
1Others
(Overige)
SubFolder
(Submap)
User defined
(Aangepast)
Voer de submap in waarin het gescande
document moet worden opgeslagen.
Duplex Scan
(Dubbelzijdig
scannen)
UIT, Right&Left
(Rechts en links),
Top (Bovenaan)
Selecteer de inbindpositie van
de ingebonden originelen.
Cont. Scan
(Doorlopend
scannen)
UIT, AAN Hiermee kunt u doorgaan met het
scannen van meer documenten.
Hiermee kunt u meerdere losse vellen
of originelen combineren in één enkele
kopieeropdracht. Zie “Continuous scan
mode (modus Doorlopend scannen)” op
pagina 129 voor meer informatie.
Direction
(Invoer-
richting)
Left Edge
(Linkerrand), Top
Edge (Bovenrand)
Geef de richting op van de rand waarmee
het document in de automatische
documentinvoer wordt ingevoerd
of op de glasplaat wordt gelegd.
Grijswaarden UIT, AAN Selecteer AAN om in grijswaarden af
te drukken.
FileFormat
(Bestands-
indeling)
Colour (Kleur):
PDF, TIFF, JPEG,
XPS
Mono (Grayscale)
(Zwart/wit
(grijswaarden)):
PDF, TIFF, JPEG,
XPS
wart/wit (binair)):
PDF, TIFF
Selecteer de gewenste bestandsindeling.
1
2
3
4
5
6