Operation Manual

De netwerkinstellingen configureren
-82-
15 Voer de waarde in C-3 in [Password
(Password)] in en klik op [OK (OK)].
16 Klik op [Done].
17 Sluit [Sharing].
Ga verder naar "Een profiel voor Scannen naar
netwerk-pc aanmaken".
Een profiel voor Scannen naar
netwerk-pc aanmaken
Registreer de informatie op het
informatieformulier op de computer als profiel.
Het profiel moet gespecificeerd worden om
gegevens te verzenden wanneer u Scannen naar
netwerk-pc uitvoert met de computer.
1 Druk op de toets <SETTING
(INSTELLING)> op het
bedieningspaneel.
2 Druk op om [Profiel (Profile)] te
selecteren en druk vervolgens op .
3 Druk op om het profielnummer te
selecteren dat u wilt registeren druk
vervolgens op .
4 Druk op om [Register] te selecteren
en druk vervolgens op .
5 Druk om [Profielnaam] te selecteren en
druk vervolgens op .
6 Voer de informatie in C-4 in.
7 Selecteer [Enter] en druk vervolgens op
.
8 Druk op om [Doel URL] te selecteren
en druk vervolgens op .
9 Voer de waarde van C-1 en C-5 als "\\C-
1\C-5" in.
Opmerking
Als er zich geen DNS-server in het netwerk bevindt,
kunt u de computer niet specificeren met behulp van
de computernaam (C-1). In een dergelijk geval kunt u
de instellingen configureren met behulp van het IP-
adres van de computer.
Memo
Om het teken "\" in te voeren bij gebruik van een
QWERTY-toetsenbord, druk op <CTRL (CTRL)> en
vervolgens op <\>.
10 Selecteer [Enter] en druk vervolgens op
.
11 Druk op om [Gebruiker naam] te
selecteren en druk vervolgens op .
12 Voer de informatie in C-2 in.
Opmerking
Als domeinbeheer is voltooid, voer "C-
2@domeinnaam" in.
Als u bij het uitvoeren van domeinbeheer geen
verbinding kunt maken, zelfs niet na het invoeren van
"C-2@Domeinnaam", verwijder "@Domeinnaam".
Ga opnieuw naar de website van de machine en stel
de NetBIOS-domeinnaam in [Workgroup name] in
[Beheerder instelling]>[NETWERKMENU]>[NBT/
NetBEUI] in.
*Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de
domeinnaam.
13 Selecteer [Enter] en druk vervolgens op
.
14 Druk op om [Wachtwoord] te
selecteren en druk vervolgens op .
15 Voer de waarde van C-3 in.
16 Selecteer [Enter] en druk vervolgens op
.
17 Druk op om [Bestand naam] te
selecteren en druk vervolgens op .
18 Voer de informatie in C-6 in.
- Door "#n" aan het einde van de bestandsnaam
toe te voegen, wordt automatisch een
serienummer aan het einde van de naam van
verzonden bestanden toegevoegd.
- Door "#d" aan het einde van de bestandsnaam
toe te voegen, wordt automatisch een datum aan
het einde van de naam van verzonden bestanden
toegevoegd.
OK
OK
OK
OK
Voorbeeld: \\PC1\SalesDev
Voorbeeld: \\192.168.0.3\SalesDev
OK
OK
OK
OK
OK
OK