Operation Manual

Netwerkinstellingen vanaf de webpagina wijzigen
-179-
Netwerkinstellingen
8
12 Klik op [Send].
De netwerkkaart start opnieuw op om de nieuwe
instellingen in te schakelen.
13 Wanneer het stand-by scherm op de
printer verschijnt, houdt dan de aan/uit-
schakelaar voor ongeveer twee seconden
ingedrukt om de printer uit te schakelen.
14 Ga naar "Uw machine met
authenticatieschakelaar verbinden"
p. 179.
Uw machine met
authenticatieschakelaar verbinden
1
Zorg ervoor dat de printer uit staat.
2 Verbind een ethernet-kabel met de
netwerkinterfacepoort.
3 Verbind de ethernet-kabel met de
authenticatiepoort van een
authenticatieschakelaar.
4 Druk de aan/uit-schakelaar ongeveer
een seconde in om het apparaat aan te
zetten.
5 Installeer de printer.
Meer info
Raadpleeg de Basisgebruikershandleiding voor meer
informatie over de eerste installatie.
LDAP-server configureren
Meer info
Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor meer informatie
over de LDAP-server en de coderingsinstelling.
1 Ga de webpagina van de printer op en
log in als de beheerder.
2 Selecteer [Beheerder instelling].
3 Selecteer [Network Manager]>[LDAP
Server Instellingen].
4 Voer de domeinnaam of het IP-adres in
van de LDAP-server onder [LDAP-
server].
5 Voer het poortnummer van de LDAP-
server in onder [Port Number].
6 Specificeer een time-out waarde om te
wachten op zoekresultaten onder [Time-
out].
7 Specificeer een waarde voor het
maximum aantal ingangen in de
zoekresultaten onder [Max. ingaven].
8 Specificeert een BaseDN voor toegang
tot de LDAP-server onder [DN Name].
9 Voer attribuutnamen in waarnaar
gezocht wordt als de gebruikersnaam
onder [Gebruiker naam].
Zorg ervoor dat voor [Name 1] een waarde
gespecificeerd is.
10 Voer een e-mailadres in waarnaar
gezocht kan worden onder [Mail
Address].
11 Specificeer en zoekconditie onder
[Additionele filter] wanneer nodig.
12 Selecteer de gewenste
authenticatiemethode onder [Methode].
Opmerking
Wanneer u [Anoniem] of [Enkelzijdig] selecteert,
mislukt gebruikerauthenticatie bij gebruik van LDAP. U
dient [Opnemen-MD5] of [Secure Protocol] te
selecteren als u de LDAP-server wilt configureren voor
gebruikerauthenticatie.
Memo
Wanneer u [Opnemen-MD5] selecteert dient u de
DNS-serverinstellingen te configureren.
Wanneer u [Secure Protocol] selecteert dient u de
DNS-server en de serverinstellingen van het
beveiligingsprotocol te configureren.
13 Als u [Anoniem] niet selecteert in stap
12, dient u het gebruiker-ID en
wachtwoord te specificeren om in te
loggen op de LDAP-server.
14 Selecteer de coderingsmethode en klik
op [Encriptie].
15 Klik op [Send].
De netwerkkaart start opnieuw op om de nieuwe
instellingen in te schakelen.