Operation Manual
Het apparaat configureren.... > 20
H
ET
APPARAAT
CONFIGUREREN
....
M
INIMALE
CONFIGURATIEVEREISTEN
Voor een optimaal gebruik van uw MFP hebt u de volgende configuratie nodig:
Voor het verzenden van faxen:
een telefoonlijnverbinding.
Voor het verzenden van e-mails:
> TCP/IP-netwerk
> Een SMTP-server en optioneel een POP3-server
Voor het archiveren van documenten via een intranet:
> Omgeving met het FTP-, HTTP- of CIFS-protocol
> Windows 2000, Windows XP, Windows Vista*, HTTP- of FTP-server.
* CIFS wordt niet ondersteund.
P
RECONFIGURATIEGEGEVENS
A
LGEMEEN
Er zijn geen standaardpincodes of -wachtwoorden, de systeembeheerder moet deze de
eerste keer instellen.
F
AX
INSTELLEN
Uw MFP moet correct worden ingesteld om met het apparaat te kunnen faxen. U moet de
volgende parameters instellen voordat u de faxfunctie kunt gebruiken:
> Datum en tijd
> Landcode
> Station-id en -nummer
Zie 'De eerste keer instellen' op pagina 25 voor details.
N
ETWERK
INSTELLEN
Voor de functies voor scannen naar e-mail en scannen naar FTP moet tevens het MFP
correct worden ingesteld in uw netwerk. U moet de volgende netwerkparameters instellen
zodat andere netwerkapparaten het MFP kunnen vinden in het netwerk:
1. DHCP ingeschakeld:
2. IP-adres: . . .
3. Subnetmasker: . .
4. Gateway-IP:. . .
5. DNS-server:. . .
6. SMTP-server:. . .
7. SMTP-poort:25
8. POP3-server: . . .
9. POP3-poort:110