Operation Manual

- 37 -
Papier plaatsen
2
Basisbediening van de printer
5 Stel de papiergeleiders voor handmatige
invoer (6) in op de breedte van het
papier dat wordt geplaatst.
6
6 Plaats het papier met de afdrukzijde
omhoog.
Opmerking
Plaats geen papier dat de markering [ ] (7)
overschrijdt.
7
ABC
Plaats het papier in de stand die wordt aange-
geven in de onderstaande afbeelding.
Opmerking
Het papier kan gekreukeld of gekruld zijn na het
afdrukken.
Gebruik papier dat is bewaard bij de juiste temperatuur
en vochtigheidsgraad. Gebruik geen papier dat gekruld of
gegolfd is door vochtigheid.
Druk niet af op de achterzijde van papier waarop een
andere printer heeft afgedrukt.
Er kan een tonerprobleem optreden bij een envelop die
gekruld is. Gebruik enveloppen die niet gekruld zijn.
Corrigeer papierkrulling tot minder dan 2 mm.
Als u een envelop met een niet-vlakliggende zelfklevende
ap afdrukt, kan het tonerprobleem optreden. Corrigeer
de buiging van de ap voordat u een dergelijke envelop
gebruikt.
7 Sluit de papiergeleidingsklep (5).
5
Registreer het papier op het bedieningspaneel
("Aangepaste formaten registreren" P.39) als
u altijd op hetzelfde papierformaat of dezelfde
papiersoort afdrukt vanuit de universele
cassette. Ga naar “3 als u één afdruk wilt
maken. Afdrukken” pagina 60.
Opmerking
Wanneer de printer in de energiespaarstand staat, drukt u
op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> om
de printer te activeren.
Controleer dat het bericht "Klaar voor afdruk" wordt
weergegeven op het bedieningspaneel. Als het bericht
niet wordt weergegeven, drukt u op de knop <ON LINE
(ONLINE)>.
8 Druk op de toets <Fn>.
9 Voer "90" in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk
vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䣇䣰䣶䣧䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴