Operation Manual

26
Programmeren van systeemopties
De programmeerfunctie voor de systeemopties van het kasregister
omvat 31 opties voor de bediening van het kasregister en voor het
afdrukken van kassabonnen en management rapportages. Alle functies
die worden beschreven in dit gedeelte zijn bij aflevering van het
kasregister zo ingesteld dat ze voldoen aan de meest gangbare wensen
en eisen. De standaardinstellingen van het kasregister, die u trouwens op
elk moment kunt wijzigen, zijn vet afgedrukt in de onderstaande tabel.
Systeem- Instellingen
variabele
1 0 = Eindtotaal wordt niet op nul gezet na financiële Z-rapportage
1 = Eindtotaal wordt op nul gezet na financiële Z-rapportage
2 0 = Subtotaal wordt afgedrukt bij drukken op de "#/ST/NS"-toets
1 = Subtotaal wordt niet afgedrukt bij drukken op de
"#/ST/NS"-toets
3 0 = Betaald bedrag is niet verplicht
1 = Betaald bedrag is verplicht
4 0 = Datuminstelling in de notatie "maand - dag - jaar"
1 = Datuminstelling in de notatie "dag - maand - jaar"
5 0 = Z1- en Z2-teller worden niet op nul gezet na Z-rapportage
1 = Z1- en Z2-teller worden op nul gezet na Z-rapportage
6 0 = BTW-bedrag wordt afgedrukt op de kassabon
1 = BTW-bedrag wordt niet afgedrukt op de kassabon
7 0 = Geen nulbedragen in financiële rapportage
1 = Wel nulbedragen in financiële rapportage
8 0 = Datum wordt afgedrukt
1 = Datum wordt niet afgedrukt
9 0 = Tijd wordt afgedrukt
1 = Tijd wordt niet afgedrukt
Op dezelfde manier kunt u de conversietekst wijzigen die wordt
afgedrukt wanneer u de lokale valuta als basisvaluta hebt ingesteld. In dat
geval dient u alleen [42] te typen in stap 2, en wanneer de tekst "EURO"
op het display wordt weergegeven, kunt u een tekst naar keuze
programmeren, met een maximum van 10 tekens.
Zo kunt u ook de standaardtekst "CNV.NET" bij de omrekening van de
nettoverkoop naar een andere valuta naar wens aanpassen. Deze tekst
wordt afgedrukt op managements- en financiële rapportages. In dat geval
volgt u dezelfde procedure als hierboven, met het enige verschil dat u
[43] moet typen in stap 2, en de tekst "CONV.NET" op het display
wordt weergegeven.
Aanpassen van de teksten Credit 1 en Credit 2
Zoals beschreven in de paragraaf "Programmeren van systeemopties" in
deze handleiding, kunt u systeemvariabele 16 zo instellen dat de omzet-
groepen 19 en/of 20 in het kasregister worden gereserveerd voor het
registreren van crediteringen uit verkooptransacties. Met deze functie kunt
u Credit 1 toewijzen aan transacties die met een type creditkaart worden
betaald en Credit 2 aan transacties met een ander type creditkaart. Op die
manier kunt u onderscheid maken tussen verkopen die betaald zijn met
twee soorten creditkaarten. U kunt de teksten Credit 1 (voor credit-
betalingen in omzetgroep 20) en Credit 2 (voor creditbetalingen in omzet-
groep 19) geheel naar wens aanpassen aan de betreffende creditkaarten.
Daarvoor gaat u als volgt te werk:
1. Zet de PRG-sleutel in de stand PRG.
2. Typ [5] gevolgd door het [nummer] (credit 1 of 2) waarvan u de tekst
wilt wijzigen.
3. Druk op de [Return]-toets. Het bericht "CRED n NAME" wordt
weergegeven waarbij n staat voor het credit-nummer.
4. Definieer een [nieuwe tekst] van maximaal 12 tekens aan de hand
van de tabel voor tekencodes in de bijlage of met het alfanumerieke
toetsenblok. Indien nodig kunt u de [Void]-toets gebruiken om een
teken te wissen als u een typefout hebt gemaakt.
5. Druk op de [Check]-toets.