Operation Manual

H
ET FAXTOESTEL ALS EEN KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKEN
67
“Niveau 3” is de standaardwaarde (default).
4.
Druk op de toetsen s-
niveau te verhogen of te verlagen
Om verder te gaan met het instellen van d
e
andere parameters, drukt u op de toets
tot de gewenste parameter op het display ver
-
schijnt. Anders drukt u op de toets om d
e
procedure af te sluiten. In beide gevallen hoef
t
u voor het bevestigen van de geselecteerd
e
waarde niet op te drukken
.
De asterisk die rechts op het display verschijnt,
geeft aan dat dit de huidige op het faxtoeste
l
ingestelde waarde is.
Na 2 minuten van inactiviteit of na 2 minute
n
vanaf de laatste kopieertaak, worden de stan
-
daardwaarden hersteld (default).
WELKE DOCUMENTEN U KUNT KOPIËREN ...
Controleer, alvorens een kopie te maken, of het ori-
ginele document aan de kenmerken voldoet die zijn
beschreven in het gedeelte “Welke documenten …”
van het hoofdstuk “Verzenden en ontvangen”.
WELKE FORMATEN EN PAPIERSOORTEN U
KUNT GEBRUIKEN …
Het origineel kan gekopieerd worden op de volgende
papierformaten en soorten:
•
Formaten: A4, Letter, Legal,
•
Type: normaal, glanzend (glossy), gestreken
(coated) , transparant.
Voor instructies over het laden van de verschillende
papiersoorten, zie het gedeelte “Papier laden”, in
hoofdstuk “Het faxtoestel installeren”.
KOPIËREN ...
Controleer allereerst of het toestel aanstaat, met de
printkop geïnstalleerd, en startklaar is (initialisatie-
cyclus voltooid) – op het display verschijnt:
RX OP FAX 100%
29-10-00 14:42
Ga als volgt te werk:
1.
Laad, indien nodig, papier in de ASF en contro-
leer of het formaat overeenkomt met het formaat
dat in het menu Instelling is geselecteerd (zie
het gedeelte “Papier laden” in het hoofdstuk
“Het faxtoestel installeren”).
2.
Steek het te kopiëren document ondersteboven
in de ADF. Controleer of de hendel voor de dikte
van het origineel correct is geplaatst: naar links
voor standaard papier, naar rechts voor speciaal
papier.
Zoals reeds gezegd, is het afdrukresultaat afhanke-
lijk van een aantal waarden die u moet selecteren
voordat u de kopieerfunctie start (zie “Verkrijgen
van het gewenste afdrukresultaat”).
3.
Druk op de toets .
AANTAL KOPIEËN
(1 – 50) 1
Indien u een toegangscode hebt ingesteld o
m
het gebruik van de kopieerfunctie te beveili
-
gen, wordt u deze code nu gevraagd. Voer ee
n
code in en druk daarna op de toets .
4.
Stel het aantal kopieën in, via het numerieke
toetsenbord.
5.
Druk op de toets om de kopieertaak te
starten.
Indien u problemen hebt met het kopiëren, contro-
leer dan de volgende punten en probeer het op-
nieuw:
•
Indien de inkt op is in de printkop, wordt de
kopieertaak niet gestart en verschijnt het bericht
PRINTKOP CONTR. kniperend op het display.
Verwissel de printkop (zie het hoofdstuk “On-
derhoud“).
•
Indien de kwaliteit van de kopie niet goed is:
– voer de kalibreringsprocedure uit (zie het
hoofdstuk “Onderhoud”).