Operation Manual
30
1
Fotograferen
Belichtingscorrectie F instellen
Is het gefotografeerde onderwerp bijzonder
helder of donker, of is het contrast tussen
onderwerp en achtergrond sterk, dan kunt u de
helderheid aanpassen door de belichting te
corrigeren. U kunt de belichting over een bereik
van + 2,0 EV tot – 2,0 EV in stappen van 1/3 EV
(Exposure Value = belichtingswaarde)
corrigeren.
Open het hoofdmenu door met de
camera in de stand Fotograferen op
de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [ F ]
door op a te drukken.
Selecteer de gewenste
belichtingscorrectiewaarde door op
a of c te drukken.
a: Corrigeert in positieve (+) zin voor een
helderder beeld.
c: Corrigeert in negatieve (–) zin voor
een donkerder beeld.
Druk op de OK/MENU-knop.
Nu wordt de geselecteerde belichtingscorrectie toegepast.
Vaak worden heldere onderwerpen (bijvoorbeeld sneeuw) in de uiteindelijke
opname donkerder afgebeeld dan hun natuurlijke kleuren. Door dergelijke
onderwerpen in positieve (+) zin te corrigeren, worden de werkelijke
kleurschakeringen van deze onderwerpen beter benaderd. Om dezelfde redenen
corrigeert u in negatieve (–) zin als u donkere onderwerpen fotografeert.
U doet er goed aan om, nadat u een opname met een gecorrigeerde
belichting heeft gemaakt, de belichtingscorrectie weer op 0 (nul) terug te
zetten.
Gebruikt u de flitser, dan kan de helderheid (belichting) van het beeld
afwijken van de bedoelde helderheid (belichting).
F
WB
K
MODE MENU
0.0
+
SELECT
GO
F
LET OP










