Operation Manual
33
1
Fotograferen
Close-ups fotograferen &
De macrofunctie gebruikt u wanneer u een
onderwerp, bijvoorbeeld een bloem, van
dichtbij wilt fotograferen.
Met de macrofunctie kunt u uw onderwerp tot
op 20 cm naderen. Wilt u nog dichter op uw
onderwerp toe gaan, dan selecteert u de
functie Supermacro. Met deze functie kunt u onderwerpen op afstanden
van slechts 9 cm fotograferen.
Selecteer de functie [&] (Macro) door
herhaald op de knop b (&) te
drukken.
Verschijnt in de monitor het functiepictogram
&, dan is de camera ingesteld op macro-
opname.
Maak de opname.
Wilt u de macrofunctie uitschakelen, dan selecteert u de functie [&OFF].
Met de macrofunctie ingeschakeld [ON], kunt u ook objecten op meer dan
50 cm afstand fotograferen, maar het scherpstellen duurt dan langer dan
gewoonlijk.
Gebruikt u de flitser bij macro-opnamen, dan is het mogelijk dat er
schaduwen in het beeld verschijnen en dat niet de juiste belichting kan
worden ingesteld.
Opnameafstand en beeldvlak
Zoomstand Opnameafstand
Beeldvlak (b × h)
(kleinste opnameafstand)
Stand Macro (W) 20 cm – ) (oneindig) 207 mm × 154 mm (20 cm)
Stand Macro (T) 20 cm – ) 70 mm × 53 mm (20 cm)
P
P
a
&
2272*1704
2272*1704
1111
11
HQ
HQ










