Operation Manual

28
NL
De standaardinstellingen van de functie zijn
aangegeven in .
Voor de bedieningsmethode raadpleegt u
“Het instelmenu gebruiken“ (Blz. 27).
z
Cameramenu 1
De standaardinstellingen van de
De standaardinstellingen van de
fotografeerfuncties herstellen
fotografeerfuncties herstellen
z
z
[Reset]
[Reset]
Submenu 2 Toepassing
Yes
Herstelt de volgende menufuncties
naar de standaardinstellingen.
• Stand Fotograferen
• Flitser
• Zelfontspanner
• Belichtingscorrectie
• Witbalans
• ISO-gevoeligheid
• Drive
Resolutie (stilstaande beelden)
• Beeldverhouding
Functies van Cameramenu 1,
Cameramenu 2 en Menu
videobeelden
No De instellingen worden niet gewijzigd.
De beeldkwaliteit voor
De beeldkwaliteit voor
stilstaande beelden selecteren
stilstaande beelden selecteren
z
z
[Compression]
[Compression]
Submenu 2 Toepassing
Fine Fotograferen met hoge kwaliteit.
Normaal Fotograferen met normale kwaliteit.
“Aantal foto’s dat kan worden opgeslagen
(stilstaande beelden)/opnametijd (videobeelden) in
het interne geheugen en op kaartjes“ (Blz. 64, 65 )
Het scherpstelgebied selecteren
Het scherpstelgebied selecteren
z
z
[AF Mode]
[AF Mode]
Submenu 2 Toepassing
Face/iESP
De camera stelt automatisch
scherp. (Wanneer een gezicht wordt
gedetecteerd, wordt dit aangegeven
met een wit kader
*1
; als de ontspanknop
half wordt ingedrukt en de camera
scherpstelt, wordt het kader groen
*2
. Als
geen gezicht wordt gedetecteerd, kiest
de camera een onderwerp in het kader
en stelt hij automatisch scherp.)
Spot
De camera stelt scherp op
het onderwerp dat zich in het
autofocusteken bevindt.
AF Tracking
De camera volgt automatisch de
bewegingen van het onderwerp
zodat er voortdurend op wordt
scherpgesteld.
*1
Voor sommige onderwerpen verschijnt het kader
niet of niet onmiddellijk.
*2
Als het kader rood knippert, kan de camera niet
scherpstellen. Probeer opnieuw scherp te stellen
op het onderwerp.