DIGITALE CAMERA C-5000ZOOM HANDLEIDING Wij zijn u erkentelijk voor de aanschaf van deze digitale Olympus-camera. Lees voordat u uw nieuwe camera gaat gebruiken deze handleiding aandachtig door om u van optimale prestaties en van een lange levensduur van de camera te verzekeren. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats zodat u hem ook later nog eens kunt raadplegen.
Voor klanten in Noord en Zuid-Amerika Voor klanten in de Ver. Staten van Noord-Amerika Overeenstemmingsverklaring Typenummer : C-5000 ZOOM RM-2 (Afstandbediening) Handelsnaam : OLYMPUS Verantwoordelijke partij : Olympus America Inc. Adres : 2 Corporate Center Drive, Melville, New York 11747-3157 U.S.A. Telefoon : 631-844-5000 Getest en gebleken te voldoen aan de FCC-normen VOOR HUIS OF KANTOORGEBRUIK Dit apparaat voldoet aan Part 15 van de FCC Rules.
De samenstelling van deze handleiding Inhoudsopgave Blz. 4 De verschillende onderdelen Blz. 10 Voordat u gaat fotograferen Blz. 17 1 Gebruik van de menu’s Blz. 32 2 Over het fotograferen van diverse objecten door beginners en gevorderden Fotograferen Blz. 42 3 Geavanceerd fotofuncties Flitsen Blz. 59 4 Geavanceerde fototechnieken Blz. 72 5 Instellen van beeldkwaliteit en belichting Blz. 96 6 Weergeven en bewerken van beelden Beelden weergeven Blz.
Inhoudsopgave De samenstelling van deze handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 De verschillende onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Indicaties in de monitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Geheugenindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Batterijcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stilstaande beelden fotograferen met de zoeker . . . . . . . 50 Een vergelijking tussen zoeker en monitor . . . . . . . . . . . . 52 Als het niet lukt de camera goed scherp te stellen . . . . . . . . . 53 Gebruik van het autofocusgeheugen . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan schepstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Video-opnamen maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Zoomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Fotograferen met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . 84 Fotograferen met de afstandbediening . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Repeterende opnamen . . . . . . . . . . . . . . 88 Repeterende opnamen en repeterende opnamen met autofocus – . . . . . . . . . . 88 Automatische proefbelichting – . . . . . . . . . . . . . . . 89 PANORAMA – Panoramaopnamen maken. . . . . . . . . . . . . . . 91 2 IN 1 – Twee-in-een beelden fotograferen . . . . . . . .
Video-opnamen weergeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 INDEX – Aanmaken van een indexbeeld . . . . . . . . . . . . . . . 120 Beelden weergeven op een TV-ontvanger . . . . . . . . . . . . . . 122 Stilstaande beelden bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 Beelden beveiligen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Beelden wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 Een enkel beeld wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9 Printen instellen (DPOF) 152 Met printreservering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 Alle beelden reserveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 Een enkelbeeld reserveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156 Annuleren van printreserveringgegevens . . . . . . . . . . . . 158 10 Diverse 160 Foutmeldingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160 Storingen opheffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
In deze handleiding gebruikte aanwijzingen l Opmerking Belangrijke informatie over factoren die de juiste werking kunnen verstoren of problemen met de bediening kunnen veroorzaken. Tevens wijst dit pictogram u op handelingen die u absoluut achterwege moet laten. Verwijst naar nuttige informatie en geeft u wenken voor een optimaal gebruik van uw camera. Een verwijzing naar pagina’s die details verschaffen van de betreffende informatie.
De verschillende onderdelen Camera Zoomknop (W/T•GU) gzie blz. 57, 114, 115 Ontspanknop gzie blz. 47 Functieknop gzie blz. 42 Flitser gzie blz. 59 Accessoireschoentje gzie blz. 67 Bevestigingspunt camerariem gzie blz. 17 Ontvanger afstandbediening gzie blz. 86 Lens indicatie-LED Zelfontspanner / Afstandbediening Video-uitgangsconnector VIDEO OUT gzie blz. 122 USB-connector Gelijkspanningsconnector DC-IN gzie blz. 23 Klepje over de connectors gzie blz.
De verschillende onderdelen Zoeker gzie blz. 50 Macro/Spotmeetknop (() gzie blz. 79, 82 Knop Beveiligen (0) gzie blz. 125 Keuzeknop flitserfunctie (#) gzie blz. 59 Wisknop (S) gzie blz. 126 Knop AEL / Voorkeurfunctie (x) gzie blz. 80, 130 Knop Beeld draaien (y) gzie blz. 113 Cameraschakelaar gzie blz. 24 Knop QUICK VIEW gzie blz. 112 Indicatie-LED Dataverkeer gzie blz. 47 Monitorknop (f) gzie blz. 47 OK/MENU-knop (e) gzie blz. 32 Pendelknop (acbd) gzie blz. 32 Monitor gzie blz. 12, 47 AF-teken gzie blz.
De verschillende onderdelen Indicaties in de monitor Met de INFO-functie (Informatieweergave) kunt u de presentatie van de informatie in de monitor wijzigen. Bij onderstaande monitorbeelden is de INFO-functie ingeschakeld (ON). g“Informatieweergave – INFO” (zie blz. 141) In de stand Fotograferen Stilstaande beelden Video-opnamen Functie Indicaties Blz. P, A, S, M, N, o, m, L, K, J, I, r 42 2 Sluitertijd 16 – 1/1000 74 3 Diafragma F2.8 – F8.
De verschillende onderdelen Functie Indicaties Blz. 8 Macro & Supermacro % Handmatig scherpstellen MF 82 83 77 9 Ruisonderdrukking O 109 10 Flitserfunctie !, #, $, #SLOW1, HSLOW, #SLOW2 59 11 Lichtopbrengst flitser w -2.0 – +2.0 66 12 Sluiterfunctie o, j, k, BKT 88 13 Zelfontspanner Afstandbediening Y < 84 86 14 Beeldkwaliteit TIFF, SHQ, HQ, SQ1, SQ2 96 15 Resolutie 2560 × 1920, 2272 × 1704, 1280 × 960,640 × 480, 320 × 240 etc.
De verschillende onderdelen In de stand Weergeven Stilstaande beelden Video-opnamen Functie Indicaties Blz. 1 Batterijlading e, f 15 2 Printreservering, Aantal printen Video-opnamen < × 10 154 n 118 3 Beveiligd beeld 9 125 4 Beeldkwaliteit TIFF, SHQ, HQ, SQ1, SQ2 96 5 Resolutie 2560 × 1920, 2272 × 1704, 1280 × 960,640 × 480, 320 × 240 etc. 97 6 Diafragmawaarde F2.8 – F8.0 73 7 Sluitertijd 16 – 1/1000 74 8 Belichtingscorrectie -2.0 – +2.
De verschillende onderdelen Opmerking • De indicaties die verschijnen bij een videobeeld dat werd geselecteerd en weergegeven vanuit het indexbeeld wijken af van de indicaties die verschijnen wanneer het videobeeld wordt weergegeven vanuit de functie Video-opnamen weergeven. Geheugenindicator Batterijlading Als u stilstaande beelden fotografeert, lichten de segmenten van de geheugenindicator op. Deze geven aan dat de camera bezig is het zojuist gefotografeerde beeld op te slaan op het kaartje.
Hoe u deze handleiding gebruikt Kies met de functieknop een van de hier afgebeelde functiepictogrammen. Volg voor het uitvoeren van de menu bewerkingen de aanwijzingen van de pijlen. Voor details van de bedieningsprocedures, raadpleegt u “Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33). Deze afbeelding stelt de pendelknop voor. Alleen de voor de bewerking benodigde pijlknoppen worden afgebeeld. Deze voorbeeld pagina dient uitsluitend ter informatie en kan verschillen van de feitelijke pagina’s in deze handleiding.
1 Voordat u gaat fotograferen Bevestigen van de camerariem 1 2 Steek het koordje van de lensdop door de opening in de lensdop, haal het andere uiteinde door de lus van het koordje en trek het koordje strak. 1 Ring Schuifgesp 3 4 5 6 Steek een uiteinde van de riem A door de lus van het koordje (aan de lensdop bevestigd in stap 1). Steek de riem vervolgens door het bevestigingspunt op de camera. A Steek het uiteinde van de riem door de ring B als aangegeven door de pijlen.
Iets over de batterij en het kaartje Opladen van de batterij 1 Voordat u gaat fotograferen Deze camera werkt met een Olympus lithium-ionbatterij (LI-10B). Deze batterij werd speciaal voor deze camera ontwikkeld en met andere batterijen werkt de camera niet. Op het moment van aankoop van de camera is de lithium-ionbatterij niet volledig opgeladen.
Iets over de batterij en het kaartje 3 Steek de batterij in het laadapparaat. Let op dat u de batterij met de plus- en minpolen zoals hiernaast, rechts, afgebeeld in het laadapparaat steekt. Opmerking Lithium-ionbatterij (LI-10B) 1 Laadindicator • Het opladen van de batterij duurt normaal circa 2 (twee) uur. • Gebruik uitsluitend de voorgeschreven lichtnetadapter.
Iets over de batterij en het kaartje Principe van het kaartje 1 Overal waar in deze handleiding sprake is van een “kaartje” wordt een xD-Picture Card bedoeld. De functie van het kaartje voor het opslaan van gefotografeerde beelden is vergelijkbaar met die van een lichtgevoelige film in een normale camera. De gefotografeerde en op het kaartje opgeslagen beelden kunt u makkelijk wissen, er overheen opslaan en/of op een PC bewerken.
Iets over de batterij en het kaartje 3 Batterij in de camera zetten Steek de batterij met plus- en mincontacten in de juiste stand zover in de camera dat hij door de batterijvergrendeling op zijn plaats wordt gehouden. Batterijvergrendeling 1 Kaartje in de camera zetten Houd het kaartje in de juiste stand vast en steek het als afgebeeld in de kaartsleuf. Batterijvergrendeling Indexvlak Inkeping • Houd het kaartje vooral recht als u het in de camera steekt.
Iets over de batterij en het kaartje 4 Sluit het deksel van het batterijcompartiment / kaartsleuf door het in de richting C te drukken en vervolgens in de aangegeven richting D dicht te schuiven. C D 1 Voordat u gaat fotograferen Waarschwung tegen te geringe batterijcapaciteit De door de camera gebruikte hoeveelheid energie is sterk afhankelijk van de met de digitale camera uitgevoerde handelingen.
Gebruik van de lichtnetadapter (optioneel) De lichtnetadapter is bijzonder handig bij tijdrovende taken zoals het overbrengen van beelden naar een computer. Met de optionele Olympus CAMEDIA lichtnetadapter verzorgt u de energievoorziening voor de camera vanuit een gewoon stopcontact. Wel moet u er op letten dat u het voorgeschreven type lichtnetadapter gebruikt. Verder moet de lichtnetadapter geschikt zijn voor de bij u ter plaatse gebruikte netspanning.
Camera in en uit schakelen 1 1 Voordat u gaat fotograferen 2 3 Verwijder de lensdop. Selecteer door verdraaien van de functieknop de gewenste fotofunctie uit P p r n o m l k j i h. Draai de cameraschakelaar in de stand ON (Aan). • Zet u de functieknop in een andere stand dan q (Weergeven), dan schakelt u daarmee de camera in en schuift de lens naar voren.
Camera in en uit schakelen 4 Draai de cameraschakelaar in de stand OFF (Uit). • Nu wordt de lens teruggetrokken en monitor en camera worden uitgeschakeld. Opmerking TIPS • Wordt de camera circa 3 (drie) minuten niet gebruikt, dan wordt de camera, om de batterij te sparen, automatisch in de sluimerstand gezet en werkt dan niet meer. Om de camera weer te activeren, drukt u op de ontspanknop of op de zoomknop.
Camera in en uit schakelen Als de camera het kaartje niet herkent (controle van het kaartje) Als u de camera inschakelt, voert de camera automatisch een controle uit op het kaartje. Heeft u geen kaartje in de camera gezet of een kaartje dat voor deze camera ongeschikt is, dan verschijnt een van de volgende meldingen.
Taal instellen De taal waarin de menu’s en de foutmeldingen in de monitor worden weergegeven, kunt u zelf kiezen. Welke talen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het land waar u deze camera kocht. Deze handleiding toont de toelichtingen in de afbeeldingen in het Engels. 1 Zet de functieknop in de stand P en schakel de camera in. Cameraschakelaar Functieknop 1 2 3 OK/MENU-knop Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. Selecteer het functiemenu MODE MENU door op d te drukken.
5 1 6 Selecteer het instelmenu W (Taal instellen) door op a of c te drukken en druk dan op d. SEtUP CARD PIC CAM Taal instellen ALL RESEt PW ON/OFF SEtUP REC VIEW Voordat u gaat fotograferen Selecteer de gewenste taal door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. 8 Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop e te drukken. ON ON ENGLISH FRANCAIS DEUtSCH ESPAÑOL SELECt 7 ON ENGLISH GO Cameraschakelaar Schakel de camera uit door de cameraschakelaar in de stand OFF te draaien.
Datum en tijd instellen 1 Zet de functieknop in de stand P en schakel de camera in. Cameraschakelaar Functieknop 1 2 3 OK/MENU-knop Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. Selecteer het functiemenu MODE MENU door op d te drukken. MODE MENU WB Selecteer de tab SETUP door op a of c te drukken en druk dan op d. Tab SETUP 5 Selecteer de functie X (Datum en tijd) door op a of c te drukken en druk dan op d. • De geselecteerde functie wordt gemarkeerd met een groen kader.
Datum en tijd instellen 6 Selecteer door op a of c te drukken een van de onderstaande datumnotaties: Y-M-D (Jaar/Maand/ Dag), M-D-Y (Maand/Dag/Jaar), D-M-Y (Dag/Maand/Jaar). Druk vervolgens op d. Y SELECt SEt M D GO • Kies de cijfergroep van het jaartal. • De nu volgende stappen laten zien hoe datum en tijd worden ingesteld voor de datumnotatie Y–M–D (Jaar/Maand/Dag).
Vasthouden van de camera Houd de camera met beide handen stevig vast en druk daarbij, om bewegen van de camera te voorkomen, beide ellebogen tegen uw lichaam. Houd uw vingers, de camerariem en de aan de camerariem bevestigde lensdop niet voor de lens en de flitser. Horizontale stand Verticale stand 1 Voordat u gaat fotograferen Bovenaanzicht Pak dit deel van de lens niet vast Opmerking • Als de camera tijdens het indrukken van de ontspanknop beweegt, mag u geen scherpe opnamen verwachten.
2 Gebruik van de menu’s Iets over de menu’s Wanneer u de camera inschakelt en op de OK/MENU-knop e drukt, verschijnt in de monitor het hoofdmenu. De functies van deze camera worden ingesteld vanuit menu’s. Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de menu’s gebruikt als de camera in de fotostand P staat. In de monitor verschijnt het hoofdmenu HOOFDMENU Druk op de OK/ MENU-knop e.
Hoe u de menu’s gebruikt 1 Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken en druk dan op d. Tab CAMERA d MODE MENU WB op a of c te drukken en druk dan op d. SEt CARD PIC CAMERA Hoofdmenu 2 Selecteer de gewenste tab door d OFF DRIVE ISO A/S/M tab selectiemenu terug te keren, drukt u op b.
Hoe u de menu’s gebruikt 3 Selecteer de gewenste functie door DRIVE ISO A/S/M Gebruik van de menu’s SEt CARD PIC CAMERA c a OFF 34 d DRIVE ISO A/S/M Rond de geselecteerde functie verschijnt een groen kader. Opmerking D Schuifbalk De schuifbalk loopt door op de volgende bladzijde wanneer daar nog meer menufuncties staan. instelling door op a of c te drukken en voltooi de instelling door op de OK/MENU-knop e te drukken. Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken.
Snelmenu’s Stand Fotograferen Functie: h Functies: i j k l m o r p P Functie: n (Video) DIGItAL ZOOM CARD SEtUP MODE MENU WB MODE MENU 2 WB Y/< (Zelfontspanner / Afstandbediening) Bij deze functie kiest u de optie Y (zelfontspanner), < (afstandbediening) of OFF (Uit). Blz. 84, 86 DIGITAL ZOOM Met deze functie verlengt u het maximale optische zoombereik, zodat u tot circa 12X totaal vloeiend kunt zoomen. Blz. 58 K (Beeldkwaliteit) Met deze functie stelt u beeldkwaliteit en resolutie in.
Snelmenu’s Stand Fotograferen Stilstaande beelden Videobeelden MOVIE PLAY INFO 2 MODE MENU INFO MODE MENU Gebruik van de menu’s m (Diashow) Met deze functie geeft u de opgeslagen beelden de een na de ander weer (diashow). MOVIE PLAY MOVIE PLAYBACK INDEX (Videobeelden weergeven) Geeft videobeelden weer. Stelt een index samen door 9 (negen) beelden uit een reeks videobeelden te lichten. INFO (Informatieweergave) Geeft in de monitor alle fotografische informatie weer. Blz. 117 Blz. 118 Blz.
Functiemenu’s Het MODE MENU (Functiemenu) bestaat uit 4 (vier) tabs. De functies welke een tab bevat kunt u selecteren door op a of c te drukken. Tab CAMERA Tab PICTURE (Beeld) Tab CARD (Kaartje) Tab SETUP (Instellen) SEt CARD PIC CAMERA Stand Fotograferen OFF DRIVE ISO A/S/M 2 Y/< DRIVE ISO A/S/M w QFLASH Bij deze functie kiest u de optie Y (Zelfontspanner), < (Afstandbediening) of OFF (Uit).
Functiemenu’s 2 Gebruik van de menu’s Met deze functie kunt u de flitser instellen op #SLOW1 (1ste gordijn), HSLOW (1ste gordijn met onderdrukken rode #SLOW ogen) en #SLOW2 (2de gordijn) wanneer als flitserfunctie #SLOW (synchronisatie met lange sluitertijd is ingesteld). Vermindert de beeldruis die tijdens lange NOISE REDUCTION belichtingen ontstaat en de beeldkwaliteit nadelig beïnvloedt. Deze functie maakt het mogelijk met een tot circa 12× vloeiend instelbare DIGITAL ZOOM vergroting te fotograferen.
Functiemenu’s WB > SHARPNESS CONTRAST SATURATION Blz. 102 Blz. 105 Blz. 106 Blz. 107 Blz. 108 2 Met deze functie formatteert u het kaartje. Blz. 139 Tab SETUP Hiermee stelt u in of de huidige camera instellingen gehandhaafd moeten blijven als u de camera uitschakelt. Met deze functie stelt u de taal in voor de W tekst in het scherm. Met deze functie stelt u het beeld in dat in PW ON/OFF SETUP de monitor verschijnt wanneer de camera wordt in en uit geschakeld.
Functiemenu’s s X m/ft VIDEO OUT SHORT CUT Blz. 29 Blz. 150 Blz. 151 Blz. 133 Blz. 130 Stand Weergeven Tab EDIT (Bewerken) Tab CARD (Kaartje) Tab SETUP (Instellen) EDIt Gebruik van de menu’s CUSTOM BUTTON Blz. 142 SEt CARD 2 Met deze functie stelt u de helderheid van de monitor in. Met deze functie stelt u datum en tijd in. Met deze functie kiest u de maateenheid voor het met de hand scherpstellen.
Functiemenu’s Tab SETUP Blz. 128 Blz. 27 Blz. 146 Blz. 145 Blz. 142 Blz. 29 Blz. 151 Blz. 116 41 2 Gebruik van de menu’s Hiermee stelt u in of de huidige camera instellingen gehandhaafd moeten blijven als u de camera uitschakelt. Met deze functie stelt u de taal in voor de W tekst in het scherm. Met deze functie stelt u het beeld in dat in PW ON/OFF SETUP de monitor verschijnt wanneer de camera wordt in en uit geschakeld.
3 Fotograferen Fotofuncties Tot de fotofuncties behoren niet alleen functies waarbij voor de heersende lichtomstandigheden automatisch de optimale instellingen worden geselecteerd, maar ook functies waarbij u zelf de instellingen kunt selecteren die het best geschikt zijn voor de lichtomstandigheden en het effect dat u in uw opnamen wilt bereiken. U kunt een andere fotofunctie kiezen voordat u de camera inschakelt, maar dat ook daarna doen.
Fotofuncties j Sport Met deze functie legt u snelbewegende acties (zoals bij sport) vast zonder bewegingsonscherpte. Zelfs een snelbewegend object wordt helder en scherp weergegeven, alsof het helemaal niet beweegt. Dit stelt u in staat gelaatsuitdrukkingen en details van de activiteitenvast te leggen. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen. k Landschap + Portret Deze functie is heel geschikt om zowel uw onderwerp, als het omringende landschap vast te leggen.
Fotofuncties o Zelfportret Met deze functie kunt u een zelfportret maken waarbij u zelf de camera vasthoudt. Richt u de camera op uzelf, dan stelt hij zich op uw persoon scherp. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen. De zoomlens wordt in de stand groothoek gezet en deze instelling kunt u niet wijzigen.
Fotofuncties g“Diafragmavoorkeuze” (zie blz. 73) Met een kleinere diafragmawaarde (F-getal) Met een grotere diafragmawaarde (F-getal) S – Sluitertijdvoorkeuze 3 Met een korte sluitertijd legt u een snel verlopende actie zonder enige bewegingonscherpte vast. Met een lange sluitertijd legt u een bewegend object wazig vast, wat de beweging ervan sterker accentueert. M – Handinstelling Met deze functie kunt u zowel het diafragma als de sluitertijd met de hand instellen.
Fotofuncties r My Mode (Mijn voorkeurfunctie) Met deze functie kunt u uw favoriete instellingen als een eigen persoonlijke functie opslaan en deze voorkeursinstellingen tijdens het fotograferen gebruiken. Ook de huidige instellingen kunt u opslaan en ze later met deze functie gebruiken. g“MY MODE SETUP – Voorkeursfunctie instellen” (zie blz. 136) n Video-opnamen 3 Fotograferen Met deze functie kunt u bewegende beelden fotograferen – video-opnamen maken.
Stilstaande beelden fotograferen Bij het fotograferen van stilstaande beelden kunt u de monitor gebruiken, maar ook de zoeker. Stilstaande beelden fotograferen met de monitor Fotografeert u met de monitor, dan ziet u daarin het beeldvlak dat de camera daadwerkelijk vastlegt. Tevens kunt u de fotografische instellingen, zoals diafragmawaarde en sluitertijd controleren. Gebruikt u de monitor van de camera, dan bekort dat de gebruiksduur van de batterij.
Stilstaande beelden fotograferen 2 3 Richt het autofocusteken op uw onderwerp terwijl u naar het beeld in de monitor kijkt. AF-teken F2.8 Stel scherp door de ontspanknop rustig half in te drukken. • Als de groene LED in de monitor constant brandt, heeft de camera zich scherpgesteld. • Knippert in de monitor het functiepictogram #, dan ontsteekt de flitser automatisch.
Stilstaande beelden fotograferen Het beeld in de monitor is lastig te zien. → Helder omgevingslicht, zoals direct zonlicht, kan verticale lijnen (vegen) in de monitor veroorzaken. Op de beelden die worden opgeslagen heeft dit overigens geen invloed. Controleren op welk deel van het beeldvlak de camera zich scherpstelt. → Drukt u, met de ontspanknop half ingedrukt, op de monitorknop f, dan wordt het vlak waarop de camera zich heeft scherpgesteld vergroot weergegeven.
Stilstaande beelden fotograferen Stilstaande beelden fotograferen met de zoeker Kadert u het beeld af terwijl u door de zoeker kijkt, dan legt de camera in werkelijkheid een groter beeldveld vast dan het beeld dat u afkadert. Functieknop 1 Zet de functieknop in de stand hijklmor p of P en schakel de camera in. 3 g“Camera in en uit schakelen” (zie blz. 24) Fotograferen Is de monitor ingeschakeld, dan schakelt u die uit door op de monitorknop f te drukken.
Stilstaande beelden fotograferen 4 Druk de ontspanknop helemaal in. • De camera maakt de opname. • Terwijl het beeld wordt opgeslagen op het kaartje, knippert de indicatie-LED Dataverkeer. • Als de groene LED niet meer knippert, kunt u de volgende opname maken. Met de camera in de stand fotograferen kunt u het gefotografeerde beeld onmiddellijk bekijken door op de knop QUICK VIEW (Snelweergave) te drukken. g“QUICK VIEW – Snelweergave” (zie blz. 112) TIPS De camera slaagt er niet in zich scherp te stellen.
Stilstaande beelden fotograferen Een vergelijking tussen zoeker en monitor Voordelen Nadelen 3 Fotograferen Tips Zoeker De kans op onbedoeld bewegen van de camera is klein en het onderwerp is ook op helder verlichte plaatsen duidelijk zichtbaar. Het energieverbruik is gering. Bij kleine onderwerpafstanden wijkt het beeld in de zoeker enigszins af van het daadwerkelijk gefotografeerde beeld. Monitor Het daadwerkelijk gefotografeerde beeldveld is veel nauwkeuriger te controleren.
Als het niet lukt de camera goed scherp te stellen Staat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen niet exact in het midden van het monitorbeeld, en kunt u er ook het AF-teken niet op richten, dan kunt u de camera scherpstellen op een ander onderwerp op ongeveer dezelfde afstand (focusgeheugen) en de opname maken zoals dat hieronder is beschreven. Gebruik van het autofocusgeheugen Functieknop 1 Richt het AF-teken op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
Als het niet lukt de camera goed scherp te stellen 4 Maak uw opname door de ontspanknop helemaal in te drukken. Ontspanknop TIPS Het kader waarbinnen u scherpstelt op een onderwerp is een ander dan het kader waarbinnen de gemeten belichting wordt vastgehouden. g“AE LOCK – Vasthouden van de gemeten belichting” (zie blz. 80) 3 Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan schepstellen Fotograferen Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het autofocus niet effectief werkt.
Video-opnamen maken Met deze camera kunt u ook bewegende beelden fotograferen – videoopnamen maken. Daarbij worden scherpstelling en zoomstand vast ingesteld. Verandert de afstand tot het onderwerp, dan kan dat ten koste gaan van de scherpstelling. U kunt geen geluid bij uw video-opnamen opnemen. Functieknop 1 Zet de functieknop in de stand n (Video) en schakel de camera in. 2 3 3 Indicatie-LED Dataverkeer Kader uw opname af. Start de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Video-opnamen maken 4 Wilt u de opname stoppen, dan drukt u opnieuw op de ontspanknop. • Wanneer de beschikbare opnametijd verstreken is, stopt de videoopname automatisch. • Terwijl de videobeelden worden opgeslagen op het kaartje knippert de indicatie-LED Dataverkeer. • Is op het kaartje nog opnametijd beschikbaar, dan wordt de nog beschikbare tijd aangegeven in de monitor en is de camera weer klaar om te fotograferen. g“Beschikbare opnametijd” (zie blz.
Zoomen Met de zoomlens kunt u tele- en groothoekopnamen maken met een vergroting van 3×. Het optische zoombereik komt overeen met dat van een 38 mm – 114 mm lens van een kleinbeeldcamera. Door optisch zoomen te combineren met digitaal zoomen is bij ingestelde beeldkwaliteit SQ1 of SQ2 een totale vergroting tot circa 12× mogelijk. Tijdens video-opnamen bedraagt het digitale zoombereik 3×.
Zoomen DIGITAL ZOOM – Gebruik van de digitale zoomfunctie Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA DIGITAL ZOOM ON en druk dan op de OK/ MENU-knop e. Zoomknop g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • Om het menu te sluiten en het onderwerp in de monitor weer te geven, drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop e. 3 Fotograferen Pendelknop Functieknop 1 2 OK/MENU-knop Selecteer in het hoofdmenu de functie DIGITAL ZOOM ON en druk dan op de OK/MENU-knop e.
4 Flitsen Gebruik van de flitser Kies de flitserfunctie die het best geschikt is voor de heersende lichtomstandigheden en het effect dat u in uw opname wilt bereiken. Met de lichtregeling van de flitser kunt u de gewenste lichtopbrengst instellen. Ook kunt u een externe flitser gebruiken. Functieknop 1 Stel de gewenste flitserfunctie in door herhaald op de keuzeknop voor de flitserfunctie # te drukken.
Gebruik van de flitser 2 Druk de ontspanknop half in. Functiepictogram # • Als het functiepictogram # constant brandt, is de flitser gebruiksklaar. F2.8 SQ1 1600 1200 Oranje LED 4 Flitsen 3 Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Gebruik van de flitser TIPS De oranje LED of het functiepictogram # (Flitser paraat) knippert. → De flitser wordt opgeladen. Wacht tot de oranje LED of het functiepictogram # niet meer knippert, maar constant brandt. Waarschuwing tegen bewegen van de camera (Autoflitsen, flitsen met onderdrukken van rode ogen, invulflitsen) → Wanneer de oranje LED of het functiepictogram # brandt, wordt de op dat moment ingestelde sluitertijd vastgehouden.
Gebruik van de flitser Autoflitsen (Geen functiepictogram) Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Flitsen met onderdrukken van rode ogen (!) Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in flitsopnamen de ogen van uw onderwerp soms een rode kleur hebben. De functie flitsen met onderdrukken van rode ogen zorgt er voor dat dit verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt.
Gebruik van de flitser Flitser uit ($) De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht. Deze functie gebruikt u op plaatsen waar flitsen niet gewenst of zelfs verboden is. Deze functie gebruikt u ook als u een natuurlijk ogende schemering of een nachtscène wilt fotograferen.
Gebruik van de flitser 2nd curtain (achterste gordijn) #SLOW2 Bij synchronisatie op het tweede (achterste) gordijn ontsteekt de flitser vlak voordat de sluiter sluit. Door het moment waarop de flitser ontsteekt te wijzigen, kunt u interessante effecten creëren, bijvoorbeeld door bewegingen te accentueren. Fotografeert u bijvoorbeeld een rijdende auto, dan lijkt het licht van de achterlichten achter de auto aan te slepen. Hoe langer de sluitertijd, hoe beter dit effect tot zijn recht komt.
Flitsen met lange synchronisatietijd Functieknop Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA #SLOW #SLOW1, HSLOW of #SLOW2 en druk dan op de OK/MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • Sluit het menu door op de OK/MENUknop e te drukken.
Doseren van de lichtopbrengst van de flitser Met deze functie kunt u de hoeveelheid licht instellen die de flitser afgeeft. In bepaalde situaties (bijvoorbeeld wanneer u kleine objecten, verre landschappen, enzovoort) fotografeert, bereikt u betere resultaten als u de lichtopbrengst aanpast. Dat is vooral praktisch wanneer u het contrast (het onderscheid tussen licht en donker) wilt vergroten om de beelden een levendiger aanzien te geven.
Externe flitsers (optioneel) Gebruik van een externe flitser Met de voor deze camera geschikte Olympus elektronenflitsers van de FLserie beschikt u over een grote verscheidenheid van fototechnieken. U kunt alleen de externe flitser gebruiken, maar die ook samen met de ingebouwde flitser gebruiken. Gebruikt u een externe flitser, dan worden de flitserfunctie en de belichtingscorrectie automatisch door de camera gedetecteerd, net zoals van de ingebouwde flitser.
Externe flitsers (optioneel) Als u alleen de externe flitser wilt gebruiken Selecteer de functie Q (externe flitser) en druk dan op de OK/ MENU-knop e. Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop e te drukken. Als u de externe flitser samen met de ingebouwde flitser wilt gebruiken Selecteer de functie IN+Q (ingebouwde flitser en externe flitser) en druk dan op de e. Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop e te drukken. 3 Schakel de externe flitser in.
Externe flitsers (optioneel) Gebruik van de in de handel verkrijgbare externe flitsers Op voorwaarde dat u de flitser in het accessoireschoentje van de camera kunt zetten, kunt u in de handel verkrijgbare externe flitsers gebruiken. De lichtopbrengst van dergelijke flitsers is echter niet instelbaar. Voor details van in de handel verkrijgbare geschikte, externe flitsers raadpleegt u de volgende bladzijde.
Externe flitsers (optioneel) Opmerking • De op de camera instelbare flitserfuncties hebben geen invloed op de externe flitser. De externe flitser zal ook ontsteken als op de camera de flitserfunctie $ (Flitser uit) is ingesteld. • Controleer voordat u de externe flitser gaat gebruiken of deze gesynchroniseerd kan worden met de camera. Geschikte, in de handel verkrijgbare externe flitsers 4 Flitsen Wilt u een externe flitser gaan gebruiken, kies dan een type dat aan de volgende primaire eisen voldoet.
Externe flitsers (optioneel) flitsduur draagt een deel van het afgegeven licht niet bij aan de belichting van de opname. (7) Werkt u met een flitser of met een andere externe TTL-gestuurde flitser die ook nog over andere communicatiefuncties beschikt dan een externe flitser van de Olympus FL-reeks, dan is het mogelijk dat een dergelijke flitser niet alleen niet normaal werkt, maar het is ook niet uitgesloten dat de elektrische schakelingen van de camera beschadigd raken.
5 Geavanceerde fototechnieken A/S/M functie Selecteer met de functieknop in de stand p de gewenste fotofunctie. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA A/S/M A, S of M en druk dan op de OK/ MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken.
Diafragmavoorkeuze Functieknop 1 2 Selecteer de functie A. g“A/S/M functie” (zie blz. 72) Stel de diafragmawaarde in door op a of c te drukken. a : Stelt een hogere diafragmawaarde in. c : Stelt een lagere diafragmawaarde in. ac Wordt in de monitor de diafragmawaarde in rood aangegeven, dan is het ingestelde diafragma niet geschikt voor de lichtomstandigheden. In dat geval voert u onderstaande stappen uit.
Sluitertijdvoorkeuze Functieknop 1 Selecteer de functie S. 2 Stel de sluitertijd in door op a of c te drukken. g“A/S/M functie” (zie blz. 72) a : Stelt een kortere sluitertijd in. c : Stelt een langere sluitertijd in. ac Wordt in de monitor de sluitertijd in rood aangegeven, dan is de ingestelde sluitertijd niet geschikt voor de lichtomstandigheden. In dat geval voert u onderstaande stappen uit. (Wordt de sluitertijd in groen aangegeven, dan zorgt die instelling voor een optimale belichting.
Handinstelling Functieknop 1 2 Selecteer de functie M. g“A/S/M functie” (zie blz. 72) Knop AEL/Voorkeurfunctie x Stel sluitertijd en diafragmawaarde in met de pendelknop. b d a c : : : : Stelt een hogere diafragmawaarde in. Stelt een lagere diafragmawaarde in. Stelt een kortere sluitertijd in. Stelt een langere sluitertijd in.
Scherpstellen AF AREA – Plaats van het AF-teken wijzigen Met deze functie kunt u met de pendelknop het vlak verplaatsen waarop u wilt scherpstellen. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA AF AREA en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33). 5 Pendelknop 2 OK/MENU-knop Geavanceerde fototechnieken Verplaats met de pendelknop het AF-teken naar het vlak waarop u wilt scherpstellen.
Scherpstellen Met de hand scherpstellen Lukt het automatisch scherpstellen met de camera niet, dan stelt u met de hand scherp. Functieknop 1 Houd de OK/MENU-knop e minstens 1 (één) seconde ingedrukt. Pendelknop OK/MENU-knop 3 In het instelmenu voor de scherpstelafstand dat in de monitor verschijnt, selecteert u MF door op b te drukken. Stel de scherpstelafstand in door op a of c te drukken.
Scherpstellen 4 Sla de instelling op door de OK/MENU-knop e langer dan 1 (één) seconde ingedrukt te houden. • In de monitor word de indicatie MF in rood aangegeven. 5 Maak de opname. • De scherpstelling wordt vast ingesteld op de door u ingestelde afstand. Annuleren van de handmatige scherpstelling 1 Open het instelmenu voor de scherpstelafstand door de OK/ MENU-knop e langer dan 1 (één) seconde ingedrukt te houden. 2 Selecteer AF door op d te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e.
Lichtmeting De helderheid van een object kunt u op twee manieren meten. Kies de lichtmeetmethode die voor uw doeleinden het beste geschikt is. Digitale ESP-meting Spotmeting Bij deze lichtmeetmethode worden afzonderlijke lichtmetingen uitgevoerd aan het midden van het monitorbeeld en aan het omringende vlak. Met deze lichtmeetmethode wordt de lichtmeting uitgevoerd aan het vlak binnen het AF-teken.
AE LOCK – Vasthouden van de gemeten belichting Deze functie is geschikt voor situaties waarin de optimale belichting moeilijk kan worden ingesteld, bijvoorbeeld wanneer sprake is van overmatig sterk contrast tussen object en omgeving. Staat bijvoorbeeld de zon in het beeld en fotografeert u met automatische belichtingsregeling en levert dat een donker onderwerp op, dan kadert u uw onderwerp zo af dat de zon niet langer in beeld is.
AE LOCK – Vasthouden van de gemeten belichting x wisselt de functie AE Lock tussen geactiveerd en niet geactiveerd. 3 Richt het AF-teken op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in. • De groene LED licht op. • Met de ontspanknop half ingedrukt kunt u de functie AE Lock niet annuleren. 4 Druk de ontspanknop helemaal in. • De vastgehouden belichtingsinstelling wordt na elke opname automatisch geannuleerd. F2.
Macro-opnamen Met deze functie kunt u uw onderwerpen van dichtbij (groothoek: 20 cm – 50 cm / tele: 30 cm – 50 cm) fotograferen. U kunt met deze functie weliswaar ook ver verwijderde onderwerpen fotograferen, maar dan heeft de camera wat meer tijd nodig om scherp te stellen. Wordt aan het beeldmidden (in het AF-kader) gemeten, terwijl u met een kleine onderwerpafstand fotografeert, en fotografeert u met optimale belichting, dan zal dat toch een geslaagde opname opleveren ((). (zie blz.
Supermacro-opnamen Met deze functie kunt u onderwerpen op slechts 4 cm afstand fotograferen. Met de camera n de stand % (Supermacro) kunt u weliswaar ook normaal fotograferen, maar de stand van de zoomlens wordt vast ingesteld en kunt u niet wijzigen. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA % ON, en druk dan op de OK/MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken.
Fotograferen met de zelfontspanner Deze functie is eigenlijk bedoeld voor situaties waarin u ook zelf in beeld wilt verschijnen. Zet de camera, als u met de zelfontspanner wilt fotograferen, op een statief of op een andere stevige ondergrond. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu de functie Y/< door op a te drukken, selecteer Y door op a of c te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop e. Ontspanknop • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken.
Fotograferen met de zelfontspanner • U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met repeterende opnamen gebruiken.
Fotograferen met de afstandbediening Als u de optionele afstandbediening (RM-2) gebruikt, kunt u ook zelf in de opname verschijnen of een nachtelijke scène fotograferen zonder de camera aan te raken. Functieknop 1 2 Zet de camera op een statief of op een ander stabiel, vlak oppervlak. Selecteer in het hoofdmenu de functie Y/< door op a te drukken, selecteer < door op a of c te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop e. • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken.
Fotograferen met de afstandbediening 3 Richt de afstandbediening op de ontvanger van de afstandbediening op het camerahuis en druk de ontspanknop op de afstandbediening in. • Scherpstelling en belichting worden vastgehouden, de indicatie-LED zelfontspanner / afstandbediening knippert circa 2 (twee) seconden) waarna de opname gemaakt wordt. Ontvanger afstandbediening 5 Uitschakelen van de afstandbedieningfunctie: De functie Afstandbediening wordt na de opname niet automatisch uitgeschakeld.
Repeterende opnamen De camera beschikt over 3 (drie) functies voor het fotograferen van reeksen opnamen: repeterende opnamen, repeterende opnamen met autofocus en automatische proefbelichting. Deze functies stelt u in vanuit het functiemenu DRIVE. Het fotograferen van repeterende opnamen is niet mogelijk wanneer als beeldkwaliteit TIFF is ingesteld of als de ruisonderdrukking is ingeschakeld. DRIVE-functie o : Met elke druk op de ontspanknop fotografeert de camera maar 1 (één) beeld.
Repeterende opnamen Maak de opname. • Druk de ontspanknop helemaal in en houd hem ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot het moment dat u de ontspanknop loslaat. • Tijdens repeterende opnamen is in de monitor het gefotografeerde object niet zichtbaar .
Repeterende opnamen 2 Selecteer als belichtingsafwijking ± 0.3; ± 0.7 of ± 1.0 door op a of c te drukken en druk dan op de knop d. BKt CANCEL 3 SELECt GO Selecteer het aantal opnamen – ×3 of ×5 – door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. • Sluit het menu door herhaald op de OK/MENU-knop e te drukken. 4 Maak de opname. • Maak het vooringestelde aantal opnamen door de ontspanknop helemaal in te drukken en ingedrukt te houden.
PANORAMA – Panoramaopnamen maken Met geheugenkaartjes van het merk Olympus CAMEDIA (xD-Picture Cards) kunt u met deze functie panoramaopnamen samenstellen. Met Olympus Master software kunt u beelden, waarvan de randen elkaar overlappen, zo samenvoegen dat een enkel panoramisch beeld ontstaat. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA PANORAMA, en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • De camera is nu ingesteld op panoramaopnamen.
PANORAMA – Panoramaopnamen maken 3 Zorg ervoor dat de beelden elkaar overlappen en maak vervolgens de opnamen. • Scherpstelling en belichting van alle opnamen worden bepaald door de eerste opname. Zorg ervoor dat u voor de eerste opname geen uitzonderlijk helder onderwerp (bijvoorbeeld de zon) selecteert. • Na de eerste opname kunt u de zoomstand niet meer wijzigen. • Panoramaopnamen zijn mogelijk tot maximaal tien (10) beelden.
2 IN 1 – Twee-in-een beelden fotograferen Met deze functie kunt u twee opeenvolgend gefotografeerde beelden combineren en dat samengestelde beeld als een enkel beeld opslaan. Op die manier kunt u twee beelden tegelijk weergeven. Het beeld zoals dat wordt weergegeven Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA 2 IN 1 en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) 5 • De camera is nu ingesteld op 2 IN 1 beelden fotograferen.
2 IN 1 – Twee-in-een beelden fotograferen Opmerking 5 Geavanceerde fototechnieken 94 • Tijdens gebruik van de functie 2–IN–1 beelden fotograferen, kunt u de functies panoramaopname en repeterende opnamen niet gebruiken. • Wilt u de functie 2–IN–1 beelden fotograferen annuleren nadat u de eerste opname ervan gemaakt heeft, dan drukt u op de OK/ MENU-knop e. De eerste opname wordt niet opgeslagen.
FUNCTION – Foto’s van speciale effecten voorzien Met deze functie kunt u uw opnamen tijdens het fotograferen van een speciaal effect voorzien. OFF Schakelt de functie FUNCTION uit. BLACK & WHITE (Zwart-wit) Met deze functie fotografeert u zwart-wit beelden. SEPIA Met deze functie fotografeert u sepiakleurige beelden. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA FUNCTION, selecteer de gewenste functie en druk dan op de OK/MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
6 Instellen van beeldkwaliteit en belichting Beeldkwaliteit De beeldkwaliteit waarmee u de door u gefotografeerde beelden of videoopnamen opslaat kunt u zelf instellen. Daarvoor kiest u dan de beeldkwaliteit die voor uw doeleinden – printen, bewerken op een PC, publicatie op een website, enzovoort – het best geschikt is. Voor details van het aantal beelden dat u op het kaartje kunt opslaan en de resolutie bij verschillende beeldkwaliteiten raadpleegt u de tabellen op blz. 97.
Beeldkwaliteit Compressie Bij alle beeldkwaliteiten, behalve TIFF, worden de beelden gecomprimeerd. Hoe groter de compressiefactor, hoe onscherper het beeld wordt. Beeldkwaliteiten stilstaande beelden (bij gebruik van een 16 MB kaartje) Kwaliteit TIFF SHQ HQ SQ1 Geheugencapaciteit in aantallen beelden 1 1 1 TIFF 2 4 6 15 4 13 5 16 6 20 11 JPEG 33 17 52 27 76 70 198 Compressie Bestandstype Niet Gering Sterk * ∗ HIGH werkt met geringe compressie / NORMAL werkt met een normale compressie.
Beeldkwaliteit Opmerking • De in de tabel vermelde aantallen gelden bij benadering. • Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, kan variëren met het onderwerp en of er al dan niet printreserveringen worden gespecificeerd. Zo is het mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen beeld wordt gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.
Beeldkwaliteit Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU PICTURE K en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • Verschijnt in het hoofdmenu de functie K (Beeldkwaliteit) als een snelmenu, dan drukt u de pendelknop in dezelfde richting als de pijl naast K aangeeft. g“SHORTCUT – Snelmenu” (zie blz. 133) 2 3 OK/MENU-knop Kies als gewenste beeldkwaliteit TIFF, SHQ, HQ, SQ1 of SQ2 door op a of c te drukken en druk dan op d.
ISO-equivalente gevoeligheid Hoe hoger de ISO-equivalente gevoeligheid, hoe groter de lichtgevoeligheid van de camera en hoe meer mogelijkheden om ermee bij weinig licht te fotograferen. Maar hogere waarden veroorzaken ook beeldruis in het uiteindelijke beeld, zodat die een korrelig aanzien krijgen. AUTO De ISO-equivalente gevoeligheid van de camera past zich automatisch aan aan de lichtomstandigheden en aan de helderheid van het onderwerp.
Belichtingscorrectie Met deze functie kunt u de automatisch ingestelde belichting met de pendelknop bijstellen. In sommige gevallen krijgt u betere resultaten wanneer u de door de camera ingestelde belichting met de hand corrigeert (bijstelt). U kunt de belichting over een bereik van – 2,0 EV tot + 2,0 EV in stappen van 1/3 EV corrigeren. Nadat u de instelling gewijzigd heeft, kunt u het resultaat daarvan bekijken in de monitor.
Witbalans De wijze waarop kleuren worden weergegeven is afhankelijk van de lichtomstandigheden. Wordt bijvoorbeeld daglicht of gloeilamplicht gereflecteerd door wit papier, dan zal dat in beide gevallen een andere tint wit opleveren. Door de functie WB (Witbalans) in te stellen, kunt u meer natuurlijk ogen kleuren in uw opnamen realiseren. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU PICTURE WB en druk dan op d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
Witbalans Automatische witbalans Deze functie past de witbalans automatisch aan aan de lichtbron. Vooringestelde witbalans Bij deze functie selecteert u een vooringestelde witbalans aan de hand van de lichtsoort. Daarvoor kiest u een van de volgende instellingen door op a of c te drukken en drukt dan op de OK/MENU-knop e. Sluit het menu door tweemaal op de e te PRESEt drukken.
Witbalans 1 Open het instelmenu V en richt de camera op een blad wit papier. WB • Stel het papier zo op dat dat het hele monitorbeeld vult en zorg ervoor dat geen schaduwen ontstaan. 2 CANCEL GO Druk op de OK/MENUknop e. • Nu wordt de witbalans ingesteld en in de monitor verschijnt weer het functiemenu. • Wilt u de aangepaste witbalans annuleren, dan drukt u op b.
Witbalans • Heeft u een andere witbalans dan AUTO ingesteld, dan doet u er goed aan het beeld weer te geven en de kleuren te controleren in de monitor. • Ontsteekt u de flitser terwijl een andere witbalans dan AUTO is ingesteld, dan is het mogelijk dat de kleuren in de uiteindelijke opname afwijken van de kleuren die u in de monitor zag. Corrigeren van de witbalans Met deze functie kunt u de huidige witbalans instellingen bijstellen.
SHARPNESS – Beeldscherpte Met deze functie kunt u de beeldscherpte corrigeren. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU PICTURE SHARPNESS en druk dan op d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 6 OK/MENU-knop Door op a of c te drukken kunt u de beeldscherpte over een bereik van +2 tot –2 corrigeren. SEt CARD PICtURE CAM 2 WB Instellen van beeldkwaliteit en belichting • Voor een grotere beeldscherpte [+] drukt u op de a.
CONTRAST – Beeldcontrast Met deze functie kunt u het beeldcontrast (het onderscheid tussen licht en donker) corrigeren. Zo kunt u bijvoorbeeld beelden met uitgesproken verschillen in licht en schaduw verzachten en beelden waarin de verschillen minder uitgesproken zijn verlevendigen. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU PICTURE CONTRAST en druk dan op d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 2 6 WB • Voor meer contrast [+] drukt u op de a.
SATURATION – Kleurdiepte Met deze functie kunt u de kleurdiepte van beelden corrigeren. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU PICTURE SATURATION en druk dan op d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 2 6 Door op a of c te drukken kunt u de kleurdiepte over een bereik van +2 tot –2 corrigeren. Instellen van beeldkwaliteit en belichting • Voor meer kleurdiepte [+] drukt u op de a.
NOISE REDUCTION Deze functie is bedoeld om de beeldruis te verminderen die tijdens lange belichtingen ontstaat. Bij het fotograferen van nachtelijke scènes zijn de sluitertijden langer en neemt de kans op beeldruis toe. Door de functie NOISE REDUCTION in te schakelen (ON) vermindert de camera automatisch de beeldruis, waardoor het beeld helderder wordt. Daar staat echter tegenover dat de opnametijd circa tweemaal zo lang is als normaal.
NOISE REDUCTION • Is de functie NOISE REDUCTION geactiveerd (ON), dan zijn repeterende opnamen (j, k, BKT) niet mogelijk. • Onder bepaalde lichtomstandigheden of bij bepaalde onderwerpen is het mogelijk dat deze functie weinig effect heeft. • Bij langere sluitertijden doet u er goed aan een statief te gebruiken.
7 Beelden weergeven Stilstaande beelden weergeven Functieknop 1 Zet de functieknop in de stand q (Weergeven) en zet de cameraschakelaar op ON (Aan). Cameraschakelaar Functieknop g“Camera in en uit schakelen” (zie blz. 24) • De monitor wordt ingeschakeld met daarin het laatst gefotografeerde beeld (enkelbeeldweergave). Pendelknop 2 Wilt u andere beelden weergeven, dan kiest u die met de pendelnop. Springt naar het tiende beeld vóór het huidige beeld. Toont het voorgaande beeld.
Stilstaande beelden weergeven QUICK VIEW – Snelweergave Met deze functie kunt u beelden bekijken terwijl de camera in de stand fotograferen staat. Dat is vooral handig wanneer u de resultaten van uw opnamen wilt bekijken om daarna weer snel door te gaan met fotograferen. De functies waarover u bij normaal weergeven beschikt, zijn ook beschikbaar met QUICK VIEW. Functieknop 1 Druk met de camera in de stand fotograferen op de knop QUICK VIEW.
Stilstaande beelden weergeven Beelden draaien Beelden die u met de camera verticaal heeft gefotografeerd worden in horizontale stand weergeven in de monitor. Met deze functie kunt u dergelijke beelden 90 graden met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in draaien, zodat ze verticaal worden weergegeven. Functieknop 1 Druk met de camera ingesteld op enkelbeeldweergave op de knop y.
Gezoomd weergeven De in de monitor getoonde beelden kunt u in de stappen 1,5×; 2×; 2,5×; 3×; 3,5× of 4× vergroot weergeven. Functieknop 1 Selecteer met de pendelknop het stilstaande beeld dat u vergroot wilt weergeven. Zoomknop • Met het functiepictogram n (Video) gemarkeerde beelden kunt u niet vergroten. 2 Draai de zoomknop naar de stand T (U). • Met elke trek aan de zoomknop wordt een één stap sterkere vergroting ingesteld.
Indexweergave Met deze functie kunt u meer beelden tegelijk in de monitor bekijken. Daarbij kunt u kiezen uit een indexbeeld van 4 (vier), 9 (negen) of 16 (zestien) beelden. g“Aantal getoonde beelden instellen” (zie blz. 116) Functieknop 1 Druk met de camera ingesteld op enkelbeeldweergave de zoomknop naar de W (G). • Selecteer met de pendelknop het gewenste beeld. b : Selecteert het voorgaande beeld. d : Selecteert het volgende beeld.
Indexweergave Aantal getoonde beelden instellen U kunt zelf instellen of het getoonde indexbeeld uit 4 (vier), 9 (negen) of 16 (zestien) beelden moet bestaan. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP G 4, 9 of 16 en druk dan op de OK/MENU-knop e. • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
Diashow Met deze functie kunt u de op het kaartje opgeslagen beelden achtereenvolgens weergeven (diashow). In het geval van video-opnamen wordt alleen het eerste beeld getoond. Functieknop 1 Selecteer een stilstaand beeld en open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. Knop a 2 Start de diashow door op de knop a te drukken. INFO 3 OK/MENUknop e MODE MENU 7 • De diashow stopt pas wanneer u de functie annuleert door op de OK/MENUknop e te drukken.
Video-opnamen weergeven Functieknop 1 Selecteer met de pendelknop het met het functiepictogram n (Video) gemarkeerde beeld dat u wilt weergeven. g“Stilstaande beelden weergeven” (zie blz. 111) Pendelknop OK/MENU-knop 2 7 3 Beelden weergeven 4 Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. Selecteer de functie MOVIE PLAY door op de knop a te drukken. Selecteer de functie MOVIE PLAYBACK (Video-opnamen weergeven) door op a of c te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop e.
Video-opnamen weergeven • Open het functiemenu MOVIE MOVIE%PLAYBACK PLAYBACK (Videobeelden weergeven) door op de OK/MENU-knop e te PLAYBACK drukken. FRAME%BY%FRAME PLAYBACK (Weergeven): Geeft de hele EXIt reeks videobeelden opnieuw weer. SELECt GO FRAME BY FRAME (Beeld voor beeld): Geeft de reeks videobeelden handbediend beeld voor beeld weer. EXIT (Afsluiten): Sluit de functie voor het weergeven van videobeelden.
INDEX – Aanmaken van een indexbeeld Met deze functie kunt u niet alleen indexbeelden aanmaken, maar ook videoopnamen bewerken. Uit een reeks video-opnamen worden 9 (negen) beelden gelicht en weergegeven in de vorm van een indexbeeld zodat u de inhoud van de reeks video-opnamen in een oogopslag kunt overzien. Een dergelijk index kunt u op een kaartje opslaan in de vorm van een stilstaand beeld. Functieknop 1 Selecteer met de pendelknop een met het functiepictogram n (Video) gemarkeerd beeld.
INDEX – Aanmaken van een indexbeeld 3 Selecteer de optie OK door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. • Een voortgangsbalk in de monitor geeft aan hoever het proces gevorderd is waarna een indexbeeld van 9 (negen) beelden verschijnt. • Wilt u de bewerkingsfunctie sluiten, dan selecteert u de optie CANCEL (Annuleren) en drukt dan op de OK/ MENU-knop e. INDEX OK CANCEL SELECt GO TIPS • De index wordt opgeslagen met een andere beeldkwaliteit dan de oorspronkelijke reeks videobeelden.
Beelden weergeven op een TV-ontvanger Met het bij de camera geleverde videokabeltje kunt u de gefotografeerde beelden weergeven op een TV-ontvanger. U kunt zowel stilstaande beelden als video-opnamen op uw TV weergeven. Functieknop 1 Overtuig u ervan dat u de TV en de camera uitgeschakeld heeft. Sluit de video-uitgangsconnector VIDEO OUT van de camera met het videokabeltje aan op de videoingangsconnector van de TV. Sluit het kabeltje aan op de videoingangsconnector (geel) van de TV.
Beelden weergeven op een TV-ontvanger • Het is mogelijk dat het beeld op de TV-ontvanger niet in het midden staat. • Zijn de beelden gecomprimeerd om ze in hun geheel in het TVscherm te laten passen, dan verschijnt een zwart kader rond het beeld. Laat u dat beeld via de TV printen door een videoprinter, dan is het mogelijk dat een zwart kader rond het beeld wordt geprint.
Stilstaande beelden bewerken De op het kaartje opgeslagen beelden kunt u bewerken en opslaan in de vorm van nieuwe beelden. U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren: Resolutie wijzigen Q: Met deze functie wijzigt u de resolutie in 640 × 480 pixels of 320 × 240 pixels, waarna u het beeld als een nieuw bestand kunt opslaan. Functieknop 1 2 Selecteer met de pendelknop het stilstaande beeld dat u wilt bewerken. Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU EDIT Q en druk dan op de knop d.
Beelden beveiligen Om onbedoeld wissen van belangrijke beelden te voorkomen, doet u er goed aan die beelden te beveiligen. Met de functies Enkelbeeldwissen en Alle beelden wissen kunt u beveiligde beelden niet wissen. Functieknop 1 Selecteer met de pendelknop het stilstaande beeld dat u wilt beveiligen. Knop Beveiligen 0 g“Stilstaande beelden weergeven” (zie blz. 111) Pendelknop 2 OK/MENU-knop Selecteer de functie 0 (Beveiligen).
Beelden wissen Met deze functie kunt u op het kaartje opgeslagen beelden wissen. U kunt de beelden een voor een wissen, maar ook alle beelden in een keer wissen. Opmerking • Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Daarvoor moet u eerst de beveiliging ervan opheffen. • Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. Let op dat u niet onbedoeld beelden wist die u eigenlijk had willen bewaren. g“Beelden beveiligen” (zie blz.
Beelden wissen Alle beelden wissen Met deze functie wist u alle op het geheugenkaartje opgeslagen beelden. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CARD CARD SETUP en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 2 CARD%SEtUP ALL%ERASE FORMAt CANCEL Selecteer de optie YES door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. SELECt GO ALL%ERASE CAUtION ERASING%ALL YES • Nu worden alle beelden gewist.
8 Handige functies ALL RESET – Opslaan van camera instellingen U kunt de camera zo instellen dat alle instellingen van dat bepaalde moment worden opgeslagen als u de camera uitschakelt. De instellingen waarop de functie ALL RESET al of niet invloed heeft vindt u op de volgende bladzijde. De instelling ALL RESET (ON/OFF) is van toepassing op alle camerafuncties.
ALL RESET – Opslaan van camera instellingen ALL RESET – Opslaan van camera instellingen Functies Standaardinstellingen af fabriek F No F2.8 SHUTTER F Zie blz. Functies Standaardinstellingen af fabriek 73 NOISE REDUCTION 1/1000 74 DIGITAL ZOOM OFF 58 0.0 101 % OFF 83 FLASH MODE AUTO 59 FUNCTION OFF 95 w 0.
Voorkeursfunctieknop Aan de voorkeurfunctieknop van de camera kunt u de in onderstaande tabel vermelde functies toekennen. Dit maakt het mogelijk om op eenvoudige wijze veel gebruikte functies te starten door eenvoudig op de voorkeurfunctieknop te drukken, zonder dat u daarvoor een snelmenu hoeft te selecteren of in het hoofdmenu het functiemenu MODE MENU hoeft te selecteren. Beschikbare functies 8 x knop. Instellingen Zie blz.
Voorkeursfunctieknop Instellen van de voorkeurfunctieknop Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP CUSTOM BUTTON en druk dan op de OK/ MENU-knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop OK/MENU-knop 2 Selecteer een functie door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. CUStOM BUttON AE LOCK AF LOCK DRIVE ISO • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken.
Voorkeursfunctieknop Gebruik van de voorkeurfunctieknop Functieknop 1 Druk op de knop x. • In de monitor verschijnt nu de op dat moment aan de voorkeurfunctieknop toegekende functie. x AEL/ (AEL / Voorkeurfunctieknop) Voorbeeld: Met de functie DRIVE toegekend aan de voorkeurfunctieknop Ingesteld door herhaald indrukken van de knop 8 Handige functies TIPS Aan de voorkeurfunctieknop is de functie ISO toegekend, maar u wilt AE Lock gebruiken.
SHORTCUT – Snelmenu Met de camera ingesteld op het fotograferen van stilstaande beelden (behalve h) kunt u drie snelmenu’s (A, B, C) aan het functiemenu toekennen. Dit is vooral handig wanneer u bepaalde veel gebruikte functies snel nodig heeft. B A MODE MENU WB C Standaardinstelling A : Y/< B: K C: WB Hoofdmenu In het snelmenu instelbare functies Y/< Blz. 84, 86 In het snelmenu instelbare functies Blz.
SHORTCUT – Snelmenu Instellen van snelmenu’s In het hiernaast, rechts, afgebeelde schema kunt u de drie snelmenu’s A, B en C instellen. MODE MENU Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP SHORT CUT en druk dan op de OK/MENU-knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 8 2 OK/MENU-knop Handige functies Selecteer A, B of C door op a of c te drukken en druk dan op de knop d.
SHORTCUT – Snelmenu Gebruik van snelmenu’s Nadat u een snelmenu heeft ingesteld, kunt u dat gebruiken om naar het instelmenu voor die functie te springen. Functieknop 1 Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. • Het hoofdmenu bevat nu het door u ingestelde snelmenu. Pendelknop 2 OK/MENU-knop Selecteer het snelmenu door op a, b of c te drukken. • In de monitor verschijnt nu onmiddellijk het instelmenu voor die functie.
MY MODE SETUP – Voorkeursfunctie instellen Aan de functie MY MODE kunt u fotoafhankelijke functies toekennen. U kunt de functie MY MODE ook gebruiken om de door u ingestelde inhoud op te slaan. Zet u de functieknop in de stand r (MY Mode) dan activeert u daarmee uw voorkeursinstellingen. Functies waarop MY MODE SETUP van toepassing is Standaardinstellingen af fabriek Zie blz. Standaardinstellingen af fabriek Zie blz. P/A/S/M P 44 F No F 2.
MY MODE SETUP – Voorkeursfunctie instellen Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP MY MODE SETUP en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop OK/MENU-knop Selecteer het soort instelling door op a of c te drukken en druk dan op de knop d. SEtUP CARD PIC CAM 2 SLEEP MY MODE SEtUP FILE NAME PRESENT Slaat de huidige camera PIXEL MAPPING instellingen op. (In r uitsluitend de functies p, P.) RESET Herstelt de standaardinstellingen af fabriek.
MY MODE SETUP – Voorkeursfunctie instellen Wanneer in stap 2 de functie RESET wordt geselecteerd 3 Selecteer ALL RESET door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. • De instellingen in de geselecteerde MY MODE worden geannuleerd. Zijn geen instellingen opgeslagen, dan kunt u geen MY MODE instellingen selecteren.
CARD SETUP – Formatteren van kaartjes Met deze functie formatteert u het kaartje. Door te formatteren bereidt u het kaartje voor op het opslaan van beeldmateriaal. Voordat u een kaartje van een ander fabrikaat dan Olympus, of een kaartje dat in een PC werd geformatteerd, kunt gebruiken moet u dat eerst in deze camera formatteren. Bij het formatteren van het kaartje wordt alle opgeslagen beeldmateriaal, met inbegrip van beveiligde beelden, gewist.
CARD SETUP – Formatteren van kaartjes 2 Selecteer de optie YES door op a te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop e. • Tijdens het formatteren geeft de voortgangsbalk BUSY (Bezig) aan hoe ver de bewerking gevorderd is. FORMAt CAUtION ERASING%ALL YES NO SELECt GO BUSY Opmerking 8 Handige functies 140 Voer tijdens het formatteren nooit een van de volgende handelingen uit omdat dat de juiste werking van het kaartje kan verstoren. • Open nooit het deksel van het batterijcompartiment / kaartsleuf.
Informatieweergave – INFO Deze functie geeft gedurende circa 3 (drie) seconden gedetailleerde fotografische informatie weer in de monitor. Voor details over de getoonde informatie raadpleegt u “Indicaties in de monitor” (zie blz. 12). Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU CAMERA INFO ON of OFF en druk dan op de OK/ MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
Helderheid van de monitor instellen Met deze functie stelt u de helderheid van de monitor in. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP s en druk dan op de knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 2 OK/MENU-knop Stel de helderheid in door op a of c te drukken terwijl u op de monitor let. Als het beeld de gewenste helderheid heeft drukt u op de OK/MENU-knop e. • Op a drukken maakt de monitor of de ADJUSt GO zoeker helderder en op c drukken donkerder.
REC VIEW – Controlebeeld Met deze functie kunt u instellen of u het zojuist door u gefotografeerde beeld wel of niet in de monitor wilt laten verschijnen. U kunt de beelden in de monitor weergeven terwijl die worden opgeslagen op het kaartje. ON OFF In de monitor wordt het beeld getoond dat wordt opgeslagen op het kaartje. Dat is vooral handig als u het zojuist gefotografeerde beeld vluchtig wilt controleren. Tijdens het weergeven van het controlebeeld kunt u zich voorbereiden op de volgende opname.
SLEEP – Sluimerfunctie Wordt de camera gedurende een tevoren ingestelde tijd niet gebruikt, dan wordt de camera om de batterij te sparen in de sluimerstand gezet en werkt dan niet meer. Om de camera weer te activeren, is het voldoende dat u op de ontspanknop of op de pendelknop drukt. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP SLEEP 30 SEC, 1 MIN, 3 MIN, 5 MIN of 10 MIN en druk dan op de OK/MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
BEEP – Instellen van het geluid bij het bedienen van knoppen Met deze functie kunt u instellen of de camera bij het indrukken van een knop of als waarschuwingssignaal wel of niet een geluid moet laten horen. Maar u kunt het geluid ook helemaal dempen. Functieknop Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP 8 ON of OFF en druk dan op de OK/MENUknop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
POWER ON / OFF SETUP – Inschakelbeeld / Uitschakelbeeld instellen Met deze functie specificeert u of bij het in- en uitschakelen van de camera wel of niet een beeld moet worden weergegeven. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP PW ON/OFF SETUP en druk dan op de OK/ MENU-knop d. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) Pendelknop 8 OK/MENU-knop Selecteer de optie OFF of ON door op a of c te drukken. SEtUP CARD PIC CAM 2 ALL RESEt OFF Er wordt geen beeld weergegeven.
FILE NAME – Bestandsnaam instellen De camera maakt automatisch bestanden en mappen aan waarin de beelden worden opgeslagen. De bestanden worden volgens onderstaand schema genummerd van 0001 tot en met 9999 en de mappen van 100 tot en met 999. Zie ook onderstaande voorbeelden. Mapnaam Bestandsnaam \DCIM\***OLYMP\Pmdd****.jpg Mapnummer (100 – 999) Maand (1 – C) Bestandsnummer (0001 – 9999) Dag (01 – 31) • De maanden januari tot en met september worden genummerd van 1 tot en met 9.
FILE NAME – Bestandsnaam instellen Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP FILE NAME RESET of AUTO en druk dan op de OK/MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33) • Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop e te drukken. Pendelknop OK/MENU-knop Opmerking 8 Handige functies 148 • Als het bestandsnummer 9999 bereikt, wordt als bestandsnummer weer 0001 ingesteld en verandert het mapnummer.
PIXEL MAPPING – Beeldbewerkingfuncties controleren Met de functie Pixel Mapping kunt u de CCD en de beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. U hoeft deze functie niet zo heel vaak uit te voeren. Eenmaal per jaar is doorgaans voldoende. Om er voor te zorgen dat de CCD controlefunctie (Pixel Mapping) goed functioneert wacht u ongeveer één minuut nadat u een opname gemaakt heeft of na het weergeven van een beeld.
m/ft – Instellen van de maateenheid Met deze functie stelt u de maateenheid (meter of Engelse voet) in die tijdens het met de hand scherpstellen moet worden gehanteerd. m ft Over grote bereiken meet de camera de afstand in meters en over korte bereiken in centimeters. Over grote bereiken meet de camera de afstand in Engelse voet en over korte bereiken in inches. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP m/ft m of ft en druk dan op de OK/MENU-knop e.
VIDEO OUT – Instellen van het soort video-uitgangssignaal Overeenkomstig het bij u ter plaatse uitgezonden TV-signaal selecteert u als televisiesysteem NTSC of PAL. Selecteer het TV-systeem voordat u de camera op de TV aansluit. Gebruikt u het verkeerde TV-systeem, dan wordt het opgeslagen beeld op uw TV niet goed weergegeven. Functieknop 1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU SETUP VIDEO OUT NTSC of PAL en druk dan op de OK/MENU-knop e. g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz.
9 Printen instellen (DPOF) Met printreservering Het printreservering systeem stelt u in staat om samen met de op het kaartje opgeslagen beelden ook printgegevens (het aantal kopieën en datum/ tijdsinformatie) op te slaan. Met printreservering kunt u op eenvoudige wijze uw foto’s printen, zowel thuis waarbij u gebruik maakt van een voor DPOF geschikte printer, als door een fotospeciaalzaak die over DPOF-faciliteiten beschikt.
Met printreservering TIPS Beeldformaat en printen De resolutie van een computer/printer is doorgaans gebaseerd op het aantal dots (pixels) per inch. De resolutie wordt dan uitgedrukt in een aantal dots (pixels) per inch. Hoe hoger de dpi-waarde, hoe beter het printresultaat. Daarbij moet u echter wel bedenken dat de dpi-waarde van het beeld niet verandert. Dat betekent dat wanneer u een beeld met een hogere resolutie print, de afmetingen van het geprinte beeld kleiner worden.
Alle beelden reserveren Deze functie gebruikt u om alle op het kaartje opgeslagen beelden te printen. Daarvoor selecteert u het gewenste aantal kopieën en specificeert u of ook datum en tijd geprint moeten worden. Functieknop 1 2 3 Geef een stilstaand beeld weer. • Voor met het functiepictogram n (Video) gemarkeerde beelden kunt u geen printreserveringen specificeren. Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. Open het instelmenu PRINT ORDER door op c te drukken.
Alle beelden reserveren 6 Selecteer de functie SAVE door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. PRINt ORDER PRINt t ORDERED 102 (356) SAVE CANCEL • Wilt u de printreserveringgegevens annuleren, dan selecteert u de functie CANCEL en drukt dan op de OK/MENUEXIt GO SELECt knop e. • De printreserveringgegevens worden opgeslagen op het kaartje en in de monitor verschijnt weer het menu Weergeven.
Een enkelbeeld reserveren Deze functie gebruikt u als u uitsluitend geselecteerde beelden wilt printen. Daarvoor geeft u het beeld weer dat u wilt printen en specificeert u het aantal kopieën. Functieknop 1 2 3 Geef een stilstaand beeld weer. • Voor met het functiepictogram n (Video) gemarkeerde beelden kunt u geen printreserveringgegevens specificeren. Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. Open het instelmenu PRINT ORDER door op c te drukken.
Een enkelbeeld reserveren 6 Selecteer het gewenste aantal kopieën door op a of c te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop e. Wilt u ook nog voor een ander beeld printreserveringgegevens specificeren, dan SELECt selecteert u dat beeld door op b of d te drukken zonder op de OK/MENU-knop e te drukken. 7 Selecteer of de functie NO, DATE of TIME door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. GO N O DAtE tIME • Nu wordt het instelmenu PRINT ORDER geopend.
Annuleren van printreserveringgegevens Met deze functie kunt u de printreserveringgegevens annuleren van de op het kaartje opgeslagen beelden. U kunt de printreserveringgegevens annuleren van alle beelden, maar ook van alleen geselecteerde beelden. Functieknop Printreserveringgegevens annuleren van alle beelden 1 Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop e te drukken. 2 Open het instelmenu < PRINT ORDER SETTING door op c te drukken.
Annuleren van printreserveringgegevens 3 4 5 6 Selecteer de functie KEEP door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. Selecteer de functie < door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop e. 8 RESEt KEEP EXIt GO SELECt Stel voor het aantal kopieën het aantal 0 (nul) in door op a of c te drukken. SELECt GO Open het instelmenu voor het printen van datum en tijd door op de OK/MENU-knop e te drukken.
10 Diverse Foutmeldingen Indicatie in de monitor q NO CARD q CARD ERROR q WRITEPROTECT q CARD FULL L NO PICTURE r PICTURE ERROR Mogelijke oorzaak Oplossing U heeft geen kaartje in de camera gezet of de camera herkent het kaartje niet. Steek een kaartje of een ander kaartje in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u het kaartje formatteren. Lukt het niet het kaartje te formatteren, dan kunt u het kaartje niet gebruiken. Er heeft zich een probleem met het kaartje voorgedaan.
Storingen opheffen Voorbereidende handelingen Mogelijke oorzaak Oplossing Blz. De camera schakelt niet in of de functieknoppen reageren niet. De camera is uitgeschakeld. Schakel de camera in. 24 De batterij is uitgeput. Laad de batterij op. 18 Als gevolg van de koude is de capaciteit van de batterijen tijdelijk te laag. Warm de batterij op door hem een tijdje in uw jaszak te houden. — De camera staat in de sluimerstand. Activeer de camera door op de ontspanknop of op de zoomknop te drukken.
Storingen opheffen Het monitorbeeld is lastig te zien De helderheid van de monitor is niet goed ingesteld. Selecteer in het functiemenu de functie s en pas de helderheid aan. Het zonlicht valt recht op de monitor. Scherm de monitor af met uw hand of gebruik de zoeker. — In het monitorbeeld zijn verticale lijnen zichtbaar. Helder licht, zoals invallend zonlicht, kan er de oorzaak van zijn dat verticale lijnen in de monitor verschijnen. Dit wijst niet op een defect.
Storingen opheffen De flitser ontsteekt niet. Als flitserfunctie is flitser uit geselecteerd. Selecteer een andere flitserfunctie dan flitser uit. 59 Het onderwerp is verlicht. Wilt u dat de flitser bij helder licht ontsteekt, dan stelt u de camera in op Invulflitsen. 59 De camera is ingesteld op automatische proefbelichting. Met de camera ingesteld op automatische proefbelichting ontsteekt de flitser niet. Kies in het functiemenu DRIVE een andere fotofunctie.
Storingen opheffen Weergeven van opgeslagen beelden Mogelijke oorzaak Oplossing Blz. Het beeld is onscherp. Automatisch scherpstellen is niet mogelijk. Stel met de hand scherp op uw onderwerp of gebruik het scherpstelgeheugen en maak dan uw opname. 53, 54, 77 De camera werd bewogen toen de ontspanknop werd ingedrukt. Houd de camera op de juiste wijze vast en druk de ontspanknop rustig in. 31 Als flitserfunctie was flitser uit ingesteld terwijl de lichtomstandigheden wel een flitser nodig maakten.
Storingen opheffen Het onderwerp was te klein en stond in tegenlicht. Kies als flitserfunctie invulflitsen of gebruik de spotmeting. 59, 79 U heeft de functie repeterende opnamen gebruikt. Tijdens repeterende opnamen worden kortere sluitertijden ingesteld waardoor de opnamen donkerder kunnen worden dan normaal. Selecteer in het functiemenu DRIVE de functie o. 88 Het midden van het beeld is te helder. Is het beeldmidden te helder, dan wordt het beeld in zijn geheel te donker afgebeeld.
Storingen opheffen De gefotografeerde beelden verschijnen niet in de monitor. De camera is uitgeschakeld. Zet de functieknop in de stand q (Weergeven) en schakel dan de camera in. 111 De camera staat in de stand fotograferen. Zet de camera in de stand QUICK VIEW door op de knop q (Weergeven) te drukken. 111, 112 Op het kaartje zijn geen beelden opgeslagen. In de monitor verschijnt de melding NO PICTURE (Geen beeld). Sla enkele beelden op. — Er heeft zich een probleem met het kaartje voorgedaan.
Overzicht van de menu’s Met de functieknop in de stand h Hoofdmenu Y/< K X CARD SETUP Instelling OFF, Y, < SHQ 2560 × 1920/HQ 2560 × 1920/ SQ1 1600 × 1200/SQ2 640 × 480 YES, NO Blz.
Overzicht van de menu’s Met de functieknop in de stand: i/j/k/l/m/o/r/p/P Hoofdmenu MODE MENU Tab CAMERA Functie Y/< DRIVE ISO A/S/M∗2 Q #SLOW NOISE REDUCTION∗3 DIGITAL ZOOM∗4 %∗4 PANORAMA 2 IN 1 FUNCTION PICTURE AF AREA INFO K WB CARD 10 Vervolg op de volgende bladzijde Diverse 168 > SHARPNESS CONTRAST SATURATION CARD SETUP Instelling OFF, Y, < o, j, k, BKT ∗1 AUTO, 50, 80, 160, 320 A/S/M -2.0 – +2.
Overzicht van de menu’s Met de functieknop in de stand: i/j/k/l/m/o/r/p/P (vervolg) Hoofdmenu MODE MENU Tab SETUP Functie ALL RESET∗5 W PW ON/OFF SETUP REC VIEW 8 SLEEP MY MODE SETUP FILE NAME PIXEL MAPPING s X m/ft VIDEO OUT SHORT CUT CUSTOM BUTTON (Y/<) (K) (WB) Instelling OFF, ON ENGLISH, FRANCAIS, DEUTSCH, ESPAÑOL OFF, ON OFF, ON OFF, ON 30 SEC, 1 MIN, 3 MIN, 5 MIN, 10 MIN PRESENT, RESET, CUSTOM RESET, AUTO m, ft NTSC, PAL A, B, C Blz.
Overzicht van de menu’s Met de functieknop in de stand: n Hoofdmenu MODE MENU Tab CAMERA PICTURE CARD SETUP Functie Y/< ISO % > SHARPNESS CONTRAST SATURATION CARD SETUP ALL RESET W PW ON/OFF SETUP 8 FILE NAME PIXEL MAPPING s X VIDEO OUT DIGITAL ZOOM K WB 10 Diverse 170 Instelling OFF, Y, < AUTO, 50, 80, 160, 320 OFF, ON BLUE7 – RED7 -2 – +2 -2 – +2 -2 – +2 YES, NO OFF, ON ENGLISH, FRANCAIS, DEUTSCH, ESPAÑOL OFF, ON OFF, ON RESET, AUTO NTSC, PAL OFF, ON HQ, SQ AUTO, PRESET, V Blz.
Overzicht van de menu’s Met de functieknop in de stand: q (Weergeven – Stilstaande beelden) Hoofdmenu MODE MENU Tab EDIT Functie Q CARD CARD SETUP SETUP ALL RESET W PW ON/OFF SETUP 8 s X VIDEO OUT G m INFO < Instelling Blz.
Overzicht van de menu’s Met de functieknop in de stand: q (Video-opnamen) Hoofdmenu MODE MENU MOVIE PLAY Tab CARD Functie CARD SETUP SETUP ALL RESET W PW ON/OFF SETUP 8 s X VIDEO OUT G MOVIE PLAYBACK INDEX INFO 10 Diverse 172 Instelling ALL ERASE, FORMAT OFF, ON ENGLISH, FRANCAIS, DEUTSCH, ESPAÑOL OFF, ON OFF, ON NTSC, PAL 4, 9, 16 PLAYBACK, FRAME BY FRAME, EXIT OK, CANCEL Blz.
Overzicht van de standaardinstellingen af fabriek Op het moment van aflevering door de fabriek zijn de camerafuncties als volgt ingesteld. In de stand Fotograferen F2.8 SHUTTER 1/1000 ZOOM WIDE LCD ON F 0.0 FLASH AUTO (S, M, m: #SLOW1, n: $) ( OFF AF/MF AF Y/< OFF DRIVE o BKT ±1.0 EV, 3 ISO AUTO (A, S, M: 50) p A w 0.
Overzicht van de standaardinstellingen af fabriek WB AUTO > Geen correctie SHARPNESS ±0 CONTRAST ±0 SATURATION ±0 REC VIEW ON SLEEP 3 MIN FILE NAME RESET m/ft m SHORT CUT A: Y/<, B: K C: WB Voorkeurfunctieknop AE LOCK 10 Diverse 174
Overzicht van de standaardinstellingen af fabriek In de stand Weergeven INFO OFF 0 OFF y 0° < OFF G 9 Overige standaardinstellingen ALL RESET ON W ENGLISH PW ON/OFF SETUP ON s NORMAL X VIDEO OUT Y-M-D 2003.01.01 00:00 ∗ 8 ON ∗ Afhankelijk van het land waar de camera werd gekocht.
Overzicht van functies per fotofunctie Met de camera in de stand r worden de beschikbare functies bepaald door de in het menu MY MODE SETUP ingestelde functies.
Overzicht van functies per fotofunctie Stand Functie h p ijk lmo A S M P n — — — BKT — PANORAMA — — 2 IN 1 — — BLACK&WHITE — — SEPIA — — FUNCTION j, k K — ISO — F — WB — — > — SHARPNESS — CONTRAST — SATURATION — NOISE REDUCTION — INFO — ALL RESET — ∗3 —∗ 2 W — PW ON/OFF SETUP — REC VIEW — SLEEP — MY MODE SETUP — — — — — 10 Diverse 177
Overzicht van functies per fotofunctie Stand Functie h ijk lmo p A — PIXEL MAPPING — s — X S M P n FILE NAME m/ft — VIDEO OUT — — SHORT CUT — — CUSTOM BUTTON — — 8 — : Beschikbaar — : Niet beschikbaar ∗1 Niet beschikbaar in de stand o. ∗2 Altijd ingeschakeld in de stand m. ∗3 Niet beschikbaar in de stand r.
Onderhoud van de camera Na gebruik Schakel de camera uit en zet de lensdop op de lens. Denkt u de camera langere tijd achtereen niet te gebruiken, haal dan de batterij eruit. Reinigen van de camera 1 Schakel de camera uit. gzie blz. 24 2 3 Haal de batterij uit de camera. gzie blz. 21 (Werkt u met een lichtnetadapter, dan trekt u eerst de gelijkspanningsplug van de lichtnetadapter uit de camera en daarna de stekker uit het stopcontact.) Uitwendig → Wrijf de camera voorzichtig schoon met een zachte doek.
Onderhoud van de camera • Laat u de camera met een vuile of met een natte lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden. • Laat de camera niet achter op plaatsen waar met chemicaliën wordt gewerkt, omdat dan corrosie kan ontstaan. (Vervangen van de batterij (CR2025) van de afstandbediening 1 Draai de schroef aan de achterzijde van de afstandbediening los door hem tegen de wijzers van de klok in te draaien. 2 Draai de afstandbediening om en verwijder het kapje.
Technische gegevens Soort camera : Digitale camera voor het fotograferen en weergeven van beelden. Opslagsysteem Stilstaande beelden : Digitaal opslagsysteem, TIFF (niet gecomprimeerd), JPEG (in overeenstemming met Design Rule for Camera File system (DCF)), Exif 2.2, Digital Print Order Format (DPOF) en PRINT Image Matching II. Video-opnamen : QuickTime Motion, JPEG ondersteund.
Technische gegevens Monitor : 45 mm (1,8”) TFT LCD-kleurenmonitor; 134.000 pixels.
Verklarende woordenlijst A functie (Diafragmavoorkeuze) Bij deze functie stelt u zelf het diafragma in en de camera kiest daar automatisch de sluitertijd bij, zodat de best mogelijke belichting wordt verkregen. AE (Automatic Exposure – automatische belichtingsregeling) De camera stelt automatisch de belichting in.
Verklarende woordenlijst DCF (Design Rule for Camera File system) Door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA) opgestelde “Design Rule for Camera File System / DCF”normen voor camera bestandssystemen. Digitale ESP (Electro Selective Pattern) lichtmeting Bepaalt de belichting door de lichtniveaus in het beeldmidden en aan andere beeldvlakken afzonderlijk te meten en te berekenen.
Verklarende woordenlijst geheugen opgeslagen in het bestandstype JPEG. Door deze beelden over te brengen naar een personal computer kan de gebruiker ze bewerken met grafische applicatiesoftware of de beelden bekijken met een internet browser. M-functie Met deze functie stelt de gebruiker zowel diafragma als sluitertijd in. NTSC / PAL (National Television Systems Committee / Phase Alternating Line) Televisiesystemen. NTSC wordt voornamelijk gebruikt in Japan, NoordKorea en Korea.
Verklarende woordenlijst TIFF (Tagged Image File Format) Een ongecomprimeerd bestandstype dat gebruikt wordt voor het opslaan van uiterst gedetailleerde zwart-wit of kleurenbeelden. TIFF beeldbestanden kunnen worden verwerkt met software voor scanners en grafische toepassingen. TTL AUTO Functie voor het gebruik van een externe flitser. Het door de flitser geleverde licht wordt in de camera gemeten door een sensor.
Index 1st curtain (voorste gordijn) #SLOW . . . . . . . . . . . . 63 1st curtain met onderdrukken van rode ogen HSLOW . . . . . . . . . 64 2nd curtain (achterste gordijn) #SLOW2 . . . . . . . . . . . 64 A A/S/M-functie . . . . . . . . . . . . . 44, 72 Aangepaste witbalans V . . . . 103 Accessoireschoentje . . . . . . . . . . 67 AE lock B . . . . . . . . . . . . . . . . 80 AE-geheugen C . . . . . . . . . . . 81 AEL / Voorkeurfunctieknop x . . . . . . . . 80, 130 AF AREA . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Index G Koordje lensdop . . . . . . . . . . . . . .17 Geheugencapaciteit in aantallen beelden . . . . . . . . . . . . . 97 Geheugenindicator . . . . . . . . . . . 15 Gelijkspanningsconnector DC-IN . . . . . . . . . . . . . . 23 Gezoomd weergeven U . . . . . . 114 Gloeilamplicht 1 . . . . . . . . . . . 103 Groene LED . . . . . . . . . . . . . . . . 50 L H Half indrukken . . . . . . . . . . . . . . . 50 Handinstelling – M . . . . . . . . 45, 75 Heldere hemel 5 . . . . . . . . . . .
PAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 PANORAMA . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Pendelknop . . . . . . . . . . . . . 32, 111 PIXEL MAPPING. . . . . . . . . . . . 149 Pixels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 Portret i. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Printreservering < . . . . . . . . . . 152 Q R Repeterende opnamen j . . . . . 88 Repeterende opnamen met autofocus k . . . . . 88 Resolutie wijzigen Q. . . . . . . . 124 Resolutie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
http://www.olympus.com/ OLYMPUS CORPORATION Shinjuku Monolith, 3-1 Nishi-Shinjuku 2-chome, Shinjuku-ku, Tokyo, Japan OLYMPUS AMERICA INC. Two Corporate Center Drive, Melville, NY 11747-3157, U.S.A. Tel. 631-844-5000 Technical Support (USA) 24/7 online automated help: http://www.olympusamerica.com/support Phone customer support: Tel. 1-888-553-4448 (Toll-free) Our phone customer support is available from 8 am to 10 pm (Monday to Friday) ET E-Mail: distec@olympus.