Operation Manual
101
Instellen van beeldkwaliteit en belichting
6
Belichtingscorrectie
Met deze functie kunt u de automatisch ingestelde belichting met de
pendelknop bijstellen. In sommige gevallen krijgt u betere resultaten wanneer
u de door de camera ingestelde belichting met de hand corrigeert (bijstelt).
U kunt de belichting over een bereik van – 2,0 EV tot + 2,0 EV in stappen van
1/3 EV corrigeren. Nadat u de instelling gewijzigd heeft, kunt u het resultaat
daarvan bekijken in de monitor.
1 Selecteer de gewenste
compensatiewaarde door op b of d
te drukken.
• In positieve [+] zin corrigeren:
Door op d te drukken
corrigeert u tot + 2 EV
in stappen van 1/3 EV.
• In positieve [–] zin corrigeren:
Door op b te drukken
corrigeert u tot – 2 EV
in stappen van 1/3 EV.
TIPS
• Vaak worden heldere objecten (bijvoorbeeld sneeuw) donkerder
afgebeeld dan met de natuurlijke helderheid. Door dergelijke
objecten in positieve [+] zin te corrigeren worden ze in natuurlijker
kleurschakeringen afgebeeld. Om dezelfde redenen corrigeert u in
negatieve [–] zin als u donkere objecten fotografeert.
• Met de camera ingesteld op M kunt u diafragma instellen door op b
of d te drukken. g
“Handinstelling” (zie blz. 75)
• Gebruikt u de flitser, dan kan de helderheid van het beeld
(belichting) afwijken van de bedoelde helderheid.
• U kunt de helderheid van een beeld niet corrigeren als de omgeving
ervan uitzonderlijk helder of donker is.
Functieknop
bd
Opmerking