Operation Manual
106
6
Instellen van beeldkwaliteit en belichting
SHARPNESS – Beeldscherpte
Met deze functie kunt u de beeldscherpte corrigeren.
1 Selecteer in het hoofdmenu: MODE
MENU PICTURE SHARPNESS
en druk dan op d.
g“Hoe u de menu’s gebruikt” (zie blz. 33)
2 Door op a of c te drukken kunt
u
de beeldscherpte over een bereik
van +2 tot –2 corrigeren.
• Voor een grotere beeldscherpte [+] drukt
u
op de a. De contouren van het
beeld worden nu geaccentueerd, wat
het beeld scherper en levendiger
maakt. Een grotere beeldscherpte
stelt u in voor beelden die u wilt printen.
• Voor een geringere beeldscherpte [–] drukt u op de c. De contouren
van het beeld worden nu verzacht. Deze instelling gebruikt u als
u
de beelden wilt bewerken op een PC.
• Nadat u de beeldscherpte heeft gecorrigeerd, drukt u op de OK/MENU-
knop e. Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop e te
drukken.
• Corrigeert u de beeldscherpte te sterk in positieve zin [+], dan is het
mogelijk dat beeldruis verschijnt.
Functieknop
Pendelknop
OK/MENU-knop
CARDSEt
CAM
PICtURE
SHARPNESS
CONtRASt
WB
Opmerking