Operation Manual

54 NL
Uw camera beter leren kennen
Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het onderwerp.
Als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt
Neem het object in het midden van het beeld, stel scherp op het object en kader uw foto
opnieuw af.
Zet [AF MODE] op [iESP].
g
“AF MODE Wijzigen van het scherpstelgebied“ (blz. 24)
Het onderwerp beweegt snel
Stel de camera scherp op een punt met ongeveer dezelfde afstand tot het object dat u wilt
fotograferen en houd de scherpstelling vast (door de ontspanknop half in te drukken). Stel uw
foto dan opnieuw samen en druk de ontspanknop helemaal in als het object in beeld komt.
Onder bepaalde omstandigheden is het moeilijk om scherp te stellen met autofocus. De groene
LED op de monitor brandt, zodat u kunt controleren of de scherpstelling is vastgezet.
In bovenstaande situaties stelt u scherp (scherpstelgeheugen) op een contrastrijk object
op dezelfde afstand als het gewenste object, kadert uw opname opnieuw af en maakt dan
de opname. Indien het te fotograferen onderwerp geen verticale lijnen heeft, draait u de
camera verticaal en stelt u met het scherpstelgeheugen scherp op het onderwerp door de
ontspanknop half in te drukken. Vervolgens draait u de camera – met de ontspanknop nog
steeds half ingedrukt – weer horizontaal en maakt u de opname.
Zorg ervoor dat u de camera stevig met beide handen vasthoudt en druk de ontspanknop langzaam
in om te voorkomen dat de camera beweegt. Om het digitale beeld te stabiliseren, maakt u foto's
met
h
/
/
<
ingedrukt.
De digitale beelden worden niet gestabiliseerd als:
foto's worden gemaakt met een sterk vergrotende zoominstelling, d.w.z. met functies van zowel
optische zoom als digitale zoom,
het onderwerp donker en de sluitertijd lang is, of
motiefprogramma's worden gebruikt waarbij de flitser uitstaat en/of de sluitertijd lang is.
Fotografeertips
Scherpstellen op het object
Objecten waarop de camera moeilijk kan scherpstellen
Voorkom bewegingsonscherpte door beeldstabilisatie te gebruiken
De groene LED
knippert.
De camera kan niet
goed scherpstellen op
het object.
Object met weinig
contrast
Onderwerp met een
bijzonder helder vlak
in het midden van
het beeld
Onderwerp zonder
verticale lijnen
Onderwerpen op
verschillende
afstanden
Snel bewegende
objecten
Het object bevindt zich
niet in het midden van
het beeld
De groene LED
brandt, maar
scherpstellen op het
onderwerp lukt niet.