Operation Manual

30
NL
Bewerkingen uitvoeren met het bedieningspaneel
1
Geeft de status van de functie-instellingen weer.
•Als
4 &, 1z, 2Y
of
f
wordt ingedrukt, wordt het overeenkomstige pictogram geselecteerd en kunt
u de functie instellen.
g
“Instellen met de knoppen“ (Blz. 31)
2
De tekens voor batterijcontrole en opladen van de flitser worden weergegeven.
3
De naam van de functie die geselecteerd is in het gebied
4
wordt weergegeven. De naam van de functie
wordt ook weergegeven tijdens bewerkingen van de persoonlijke toets. Als er geen functie geselecteerd
is, verschijnt de datum.
4
U kunt de volgende functies instellen.
Gebruik de pendelknop om een functie te selecteren en gebruik de regelaar om de instellingen te
wijzigen.
g
“Het bedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 31)
5
Sluitertijd, diafragmawaarde, waarde van de belichtingscorrectie, belichtingscorrectie-indicatie en regelen
van de flitssterkte worden weergegeven.
6
Aantal stilstaande beelden dat nog kan worden opgeslagen / Resterende opnametijd wordt weergegeven.
Bedieningspaneelindicaties
Functie Zie blz. Functie Zie blz.
WB
Blz. 39
IMAGE QUALITY
Blz. 34
FLASH MODE
Blz. 23
IMAGE SIZE
Blz. 34
w Blz. 43
COMPRESSION
Blz. 34
ISO
Blz. 40
PICTURE MODE
Blz. 44
DRIVE
Blz. 40
SHARPNESS
Blz. 44
AF MODE
Blz. 41
CONTRAST
Blz. 44
AREA
Blz. 42
SATURATION
Blz. 44
METERING (meten)
Blz. 41
1
2
3
4
10
M
+2.0 1/1000
0
F8.0
+2
+2
+2
4
4
ISO
1600
NR
+2.0
F
INE
P
WB
WB
RC
2
s
2
s
3
5
6