User manual
62
NL
Opnameopties gebruiken
6
Verwerkingsopties (beeldeffecten)
Selecteer een beeldeffect en voer individuele aanpassingen uit voor contrast, scherpte
en andere parameters (Blz. 77). Wijzigingen aan elk beeldeffect worden afzonderlijk
opgeslagen.
1
Druk op de knop Q en selecteer picture mode.
250250 F5.6
i
NORM
ISO
AUTO
AUTO
WB
AUTO
4:3
01:02:0301:02:03
10231023
Picture Mode
Bij het fotograferen met
de zoeker
Bij het fotograferen met
live view
P
Natural
WB
AUTO
WBWBWB
AUTOAUTOAUTO
L
N
4:3
M C
jj
i
h
jj
j
44
j
55
S-IS AUTOS-IS AUTO
FullHD
F
Beeldeffect
2
Selecteer een item met behulp van de voorste regelaar en druk op de
knop Q.
h
i-Enhance
Voor indrukwekkende resultaten in overeenstemming met het
motief.
i
Vivid Voor levendige kleuren.
j
Natural Voor natuurlijke kleuren.
Z
Muted Voor afgevlakte tinten.
a
Portrait Voor mooie huidtinten.
J
Monotone Voor zwart/wit-tinten.
K
Custom
Selecteer één beeldeffect, stel de parameters in en leg de
instelling vast.
v
e-Portrait
Creëert zachte huidtexturen. Kan niet worden gebruikt met
bracket fotografi e of bij het opnemen van fi lms.
c
Color Creator Creëert een kleurenset met de Color Creator (Blz. 54).
j
Pop Art
Kies een kunstfi lter en selecteer het gewenste effect.
k
Soft Focus
l
Pale&Light Color
m
Light Tone
n
Grainy Film
o
Pin Hole
s
Diorama
t
Cross Process
u
Gentle Sepia
v
Dramatic Tone
Y
Key Line
Z
Watercolor