User manual
71
NL
Opnameopties gebruiken
6
Kiezen hoe de camera de helderheid meet (meting)
U kunt kiezen hoe de camera de helderheid van het onderwerp meet.
1
Druk op de knop Q en selecteer Lichtmeetstand.
250250 F5.6
i
NORM
ISO
AUTO
AUTO
WB
AUTO
4:3
01:02:0301:02:03
10231023
Metering
Bij het fotograferen
met de zoeker
Bij het fotograferen
met live view
P
ESP
HIHI SHSH
ii
ISO
AUTO
ISOISOISO
AUTOAUTOAUTO
RR
S-AFS-AF
AUTOAUTOAUTOAUTO
Metering
2
Selecteer een optie met behulp van de voorste regelaar en druk op de
knop Q.
p
Digital ESP
metering
De camera meet de belichting in 324 delen van het kader
en optimaliseert de belichting voor de huidige scène of (als
een andere optie dan [OFF] is geselecteerd voor [I Face
Priority]) het onderwerp van het portret. Deze methode wordt
aanbevolen voor normaal fotograferen.
H
Center weighted
averaging
metering
Deze meetmethode berekent het gemiddelde
van de lichtniveaus van het onderwerp en de
achtergrond, maar het centrum van het beeld
telt hier zwaarder mee.
I
Spot metering
Kies deze optie om een klein gebied te meten
(ongeveer 2% van het kader) en richt hierbij
de camera op het object dat u wilt meten. De
belichting wordt aangepast op basis van de
helderheid van het gemeten punt.
IHI
Spot metering -
highlight
Verhoogt de belichting van de spotmeting. Zorgt ervoor dat
lichte onderwerpen licht worden weergegeven.
ISH
Spot metering -
shadow
Verlaagt de belichting van de spotmeting. Zorgt ervoor dat
donkere onderwerpen donker worden weergegeven.
3
Druk de ontspanknop half in.
• Normaal begint de camera te meten wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt
en wordt de scherpstelling vergrendeld zolang de ontspanknop in deze positie wordt
gehouden.