Operation Manual

14
NL
Basisfotografie
2
Het diafragma instellen (diafragmavoorkeuzestand A)
In de stand A stelt u het diafragma in en past de camera automatisch de sluitertijd
aan voor een optimale belichting. Draai de functieknop naar A.
Lagere
diafragmawaarde
F2.0 F5.6 F8.0
Hogere
diafragmawaarde
U kunt de diafragmawaarde instellen met de
bedieningsring, de belichtingscorrectie met de subregelaar.
Een groter diafragma (lager F-nummer) vermindert
de scherptediepte (het gebied voor of achter het
scherpstelpunt waarop is scherpgesteld), waardoor
de achtergrond waziger wordt weergegeven. Een
kleiner diafragma (hoger F-nummer) verhoogt de
scherptediepte.
De aanduiding voor de sluitertijd knippert als de camera
geen optimale belichting kan verkrijgen.
Diafragmawaarde
125125 F5.6
01:02:0301:02:03
3838
L
N
A
+0.0+0.0
ISO
400
HD
Waarschuwingsindicatie
(knippert)
Status Actie
30"
30"
F5.6
F5.6
Het onderwerp is
onderbelicht.
Verlaag de diafragmawaarde.
2000
2000
F5.6
F5.6
Het onderwerp is
overbelicht.
Verhoog de diafragmawaarde.
Als de waarschuwingsindicatie niet
verdwijnt, is het lichtmeetbereik van de
camera overschreden. Stel [ND Filter
Setting] in op [On].
g “Live control gebruiken“ (Blz. 31)
De sluitertijd instellen (sluitertijdvoorkeuzestand S)
In de stand S stelt u de sluitertijd in en past de camera automatisch het diafragma aan
voor een optimale belichting. Draai de functieknop naar S.
Langere
sluitertijd
2
1
15
60
100
400
1000
Kortere
sluitertijd
U kunt de sluitertijd instellen met de bedieningsring, de
belichtingscorrectie met de subregelaar.
Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“
zonder bewegingsonscherpte. Door een langere
sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp.
Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische
beweging op.
De aanduiding voor de diafragmawaarde knippert als de
camera geen optimale belichting kan verkrijgen.
Sluitertijd
125125 F5.6
01:02:0301:02:03
3838
L
N
S
+0.0+0.0
ISO
400
HD