Operation Manual

128 Rijden en bediening
Als schakelaar m wordt losgelaten,
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Snelheid verlagen
Bij ingeschakelde cruisecontrol scha‐
kelaar g omlaagdraaien en vasthou‐
den of meerdere malen kort ver‐
draaien: constante of stapsgewijze
verlaging van de snelheid.
Als schakelaar g wordt losgelaten,
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Uitschakelen
Toets § aantippen: cruisecontrol
wordt uitgeschakeld.
Automatisch uitschakelen:
Rijsnelheid onder ca. 30 km/u
Als het rempedaal wordt bediend
Als het koppelingspedaal wordt be‐
diend
Keuzehendel in stand n.
Om de opgeslagen snelheid te reset‐
ten, schakelaar g omlaagdraaien.
Obstakeldetectiesyste‐
men
Parkeerhulp
De parkeerhulp vereenvoudigt het in‐
parkeren door de afstand tussen de
auto en eventuele obstakels te me‐
ten. De bestuurder is en blijft echter
verantwoordelijk bij het parkeren.
Het systeem maakt gebruik van vier
ultrasoonsensoren die in de bumpers
zijn gemonteerd.
Controlelamp r 3 79.
Let op
Accessoires e.d. die in het detectie‐
gebied van de sensoren gemon‐
teerd zijn kunnen storingen in het
systeem veroorzaken.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch ge‐
activeerd als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
Het systeem kan ook worden inge‐
schakeld bij lage snelheden door
toets r in te drukken.
Onderbroken geluidssignalen duiden
op een obstakel. De geluidssignalen
volgen elkaar sneller op naarmate de