Operation Manual

26 Sleutels, portieren en ruiten
De elektronische startbeveiliging ac‐
tiveert zichzelf automatisch nadat
u de sleutel uit het contactslot hebt
gehaald.
Knippert controlelamp A nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Ontsteking uit‐
schakelen en opnieuw proberen te
starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Brandt de controlelamp na het starten
van de motor, dan is er een storing in
de elektronica van motor of versnel‐
lingsbak 3 78, 3 118, 3 123, of zit
er water in het dieselbrandstoffilter
3 87.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 20, 3 25.
Buitenspiegels
Bolle vorm
De vergrotende buitenspiegel ver‐
kleint de dode hoek. Door de vorm
van de spiegel lijken voorwerpen klei‐
ner dan ze zijn, waardoor afstanden
moeilijker zijn in te schatten.
Elektrische verstelling
Instellen met vierwegschakelaar
bij uitvoering met handmatige
ruitbediening
Eerst desbetreffende buitenspiegel
selecteren en daarna verstellen.
Instellen met vierwegschakelaar
bij uitvoering met elektronische
ruitbediening
Eerst desbetreffende buitenspiegel
selecteren en daarna verstellen.