Operation Manual

78 Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert tijdens of na het starten
van de motor
Batterijspanning te laag. Elektrisch
systeem door een werkplaats laten
testen.
Multifunctionele controlelamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft kort na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator
kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie
A brandt of knippert geel.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in de motor- of versnellings‐
bakelektronica. Elektronica schakelt
over op een noodloopprogramma.
Het brandstofverbruik neemt mogelijk
toe en het rijgedrag van de auto kan
verslechteren.
Kan de storing niet worden verholpen
door opnieuw te starten, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Brandt in combinatie met InSP4
op servicedisplay
Water in het dieselbrandstoffilter door
een werkplaats laten aftappen.
Knippert bij ingeschakelde
ontsteking
Storing in de elektronische startbe‐
veiliging. De motor kan niet worden
gestart 3 25.
Rem- en koppelingssysteem
R brandt of knippert rood.
Brandt
Brandt als de handrem wordt gelost
en als het rem- en koppelingsvloei‐
stofpeil te laag is 3 140.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 125.
Knippert
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert R gedu‐
rende enkele seconden na het uit‐
schakelen van de ontsteking wanneer
de handrem niet is aangetrokken.
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert R wanneer
bij het openen van het bestuurders‐
portier geen versnelling is ingescha‐
keld en de handrem niet is aangetrok‐
ken.