Quick Start Guide

46 - Handleiding Aan de slag en problemen oplossen
6. U bent verhuisd en uw inbellocatie is gewijzigd.
a. Wijzig de instellingen door op Start >
Configuratiescherm. Verander de optie Weergeven op: in Grote
pictogrammen, kies vervolgens Telefoon en modem.
b. Geef uw nieuwe locatie op en eventueel speciale opties voor de
telefoonlijn.
c. Klik op OK.
d. Verander de optie Weergeven op: terug in Categorie als u klaar
bent.
7. U heeft het programma Recovery Management gebruikt.
a. Indien u software moet installeren om verbinding met internet te
kunnen maken, dient u deze software opnieuw te installeren.
U gebruikt een inbelmodem (Optie)
1. De modem is mogelijk niet goed aangesloten.
Controleer de verbindingen van de modemkabel met de computer en de telefoonaansluiting.
Als uw computer een netwerkpoort heeft, zorg dan dat de modemkabel op de modempoort is aangesloten en niet op de
netwerkpoort.
2. De telefoonlijn is mogelijk al in gebruik.
Maak de telefoonlijn vrij voordat u een modemverbinding maakt. Als uw telefoon en uw modem dezelfde lijn gebruiken,
kunt u niet tegelijk telefoneren en een verbinding met internet hebben.
3. Er is geen kiestoon.
a. Ontkoppel de modem en sluit een telefoon aan om te controleren of de telefoonlijn in orde is. Als u dan een
normale kiestoon hoort, is uw modem of de modemkabel wellicht defect.
b. Controleer of de kiesregels correct zijn ingesteld voor uw land. Klik op Start > Configuratiescherm. Erander
de optie Weergeven op: in Grote pictogrammen, kies vervolgens Telefoon en modem. Wijzig eventueel enkele
opties zodat deze overeenkomen met de configuratie van de telefoon, en klik op OK om te voltooien.
4. De modem wordt door een ander programma gebruikt (er verschijnt een foutmelding dat de COM-poort al in gebruik
is).
Mogelijk is er een telefoon- of faxprogramma actief. Deze programma’s gebruiken de modem, waardoor deze niet meer
beschikbaar is voor andere toepassingen.
a. Sluit alle programmas die de modem zouden kunnen gebruiken (zoals telefoon- en faxsoftware).
b. Start de computer opnieuw op. Daardoor worden alle standaardinstellingen van de verbindingen hersteld.
U gebruikt een DSL- of kabelverbinding
1. De DSL-verbinding is niet geactiveerd.
Eventueel moet uw internetprovider contact opnemen met uw telefoonaanbieder om adsl-toegang op uw lijn te activeren.
Afhankelijk van de provider, kan dit enkele weken duren. Voor informatie over uw verbinding, neemt u contact op met uw
internetprovider.
2. Uw DSL-modem neemt de lijn niet op.
a. Controleer alle kabelverbindingen (stekkers, aansluitingen en filters).
b. Ontkoppel de modem en sluit een telefoon aan om te controleren of de telefoonlijn in orde is. Als u dan een
normale kiestoon hoort, is uw modem of de modemkabel wellicht defect.
3. Uw modem is defect.
Kijk naar de statuslampjes op de modem en raadpleeg de documentatie van de fabrikant. Als het probleem blijft
voortduren en de verbinding eerst goed heeft gewerkt, neem dan contact op met uw provider.