Operating Instructions

36
Veiligheidsmaatregelen
3. Reparatie aan afgedichte onderdelen
Tijdens reparaties aan afgedichte
onderdelen moeten alle elektrische
voedingen worden losgekoppeld van
de apparatuur waaraan gewerkt wordt,
voordat afdekkingen e.d. worden
verwijderd.
Als het absoluut noodzakelijk is dat er
tijdens het onderhoud een elektrische
voeding is naar de apparatuur, dan moet
er een doorlopend werkende vorm van
lekdetectie worden aangebracht op het
meest kritische punt om te waarschuwen
voor mogelijk gevaarlijke situaties.
In het bijzonder moet er aandacht
worden besteed dat bij werkzaamheden
aan elektrische onderdelen de behuizing
niet zodanig wordt gewijzigd dat het
beschermingsniveau wordt aangetast.
Dit houdt ook in schade aan kabels,
overmatig aantal aansluitingen, niet
originele aansluitklemmen, schade aan
afdichtingen, onjuist aanbrengen van
doorvoeringen, enz.
Zorg ervoor dat de apparatuur stevig
gemonteerd is.
Zorg ervoor dat afdichtingen of
afdichtingsmateriaal niet zodanig is
verweerd dat ze niet langer geschikt zijn
om het binnendringen van brandbare
gassen te voorkomen.
Vervangende onderdelen moeten
overeenkomen met de speci caties van
de fabrikant.
OPMERKING: Het gebruik van
siliconenkit kan de effectiviteit van
sommige typen detectieapparatuur voor
lekkages negatief beïnvloeden.
Intrinsiek veilige onderdelen hoeven niet
te worden afgeschermd voordat er aan
gewerkt wordt.
4. Reparaties aan intrinsiek veilige
onderdelen
Breng niet een permanente inductieve
belasting of belastingscapaciteit aan op
het circuit zonder ervoor te zorgen dat
deze niet de toelaatbare spanning en
stroom voor de gebruikte apparatuur
overschrijdt.
Intrinsiek veilige onderdelen zijn de
enige waaraan gewerkt mag worden in
de buurt van brandbare gassen, terwijl
er spanning op staat.
De testapparatuur moet de juiste
speci caties hebben.
Vervang onderdelen alleen met
onderdelen die door de fabrikant zijn
voorgeschreven. Andere dan de door de
fabrikant voorgeschreven onderdelen
kunnen ontbranding veroorzaken van
koelmiddel dat door een lek in de lucht is
terechtgekomen.
5. Bekabeling
Controleer dat de bekabeling niet wordt
blootgesteld aan slijtage, corrosie,
overmatige druk, trillingen, scherpe
randen of andere negatieve effecten uit
de omgeving.
De controle moet ook rekening houden
met het effect van veroudering of
doorlopende trillingen van bronnen zoals
compressoren of ventilatoren.
6. Detectie van brandbare
koelmiddelen
Onder geen enkele omstandigheid
mogen mogelijke ontstekingbronnen
worden gebruikt bij het zoeken naar of
detecteren van lekkages van koelmiddel.
Een halogenide fakkel (of elke andere
detector met een onafgeschermde vlam)
mag niet worden gebruikt.