Operating Instructions

290
11. Beelden afspelen en bewerken
[Fotostijl]
Selecteert een Fotostijl.
U kunt geen Fotostijl selecteren voor beelden die
zijn opgenomen met [V-Log L]. U kunt [V-Log L] niet
selecteren voor beelden die niet zijn opgenomen met
[V-Log L].
[Int.dynamiek] Selecteert de instelling van [Int.dynamiek].
[Contrast] Past het contrast aan.
[Markeren] Past de helderheid van heldere delen aan.
[Schaduw] Past de helderheid van donkere delen aan.
[Verzadiging]
*
1
/
[Kleurtoon]
*
2
Past de verzadiging of kleurtoon aan.
[Filtereffect]
*
2
Selecteert filtereffecten.
[Korreleffect]
*
2
Selecteert een korreleffect-instelling.
[Ruisreductie] Stelt de ruisreductie in.
[I.resolutie] U kunt de [I.resolutie]-instellingen selecteren.
[Scherpte] Past de scherpte aan.
[Meer instellen]
[Aanpassingen herstellen]: Zet de instellingen weer
terug op die van het tijdstip van de opname.
[Kleurruimte]: Selecteert een kleurruimte-instelling uit
[sRGB] of [AdobeRGB].
[Fotoresolutie]: Selecteert de afmetingen voor het
opslaan van beelden.
*
1 Beschikbaar wanneer items anders dan [Zwart-wit], [L.Zwart-wit], [L.Zwart-wit D]
of [V-Log L] geselecteerd zijn in [Fotostijl].
*
2 Beschikbaar wanneer [Zwart-wit], [L.Zwart-wit], of [L.Zwart-wit D] is geselecteerd
in [Fotostijl].