Operating Instructions

91
4. Instellingen van focus, helderheid (belichting) en kleurtoon
([Tracking])
De camera blijft de scherpstelling en de belichting
automatisch aanpassen om het gespecificeerde
bewegende object te volgen. (Dynamic Tracking)
(Als [Meetfunctie] op [ ] gezet is)
Voer een van de volgende handelingen uit om het
te tracken onderwerp te vergrendelen:
Knopbediening:
Plaatst het kader van de AF Tracking
D
rond het
onderwerp en druk de sluiterknop tot halverwege in.
Aanraakbediening:
Raak het onderwerp aan.
Als het niet vergrendeld wordt, zal de AF-zone rood knipperen en
verdwijnen.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld is (groen
terwijl de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt).
De vergrendeling wordt geannuleerd als op [MENU/SET] gedrukt
wordt of als [ ] aangeraakt wordt.
([225-zone])
Er kunnen tot 225 AF-zones scherp gesteld worden.
Dit is zelfs werkzaam als een onderwerp zich niet in
het midden van het scherm bevindt.
, enz.
([Voorkeur multi])
U kunt uit de 225 AF-zones de optimale vorm van
de AF-zone voor het onderwerp vrij instellen.
([1-zone])
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de
AF-zone op het scherm.
([Spot])
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt
dat kleiner is dan [Ø].
Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt zal het
scherm waarop u de scherpstelling kunt controleren
vergroot worden.