Operating Instructions

152
Stabilizer, zoomen en flitsen
Beweging corrigeren
Opnamemodus:
• Wanneer u een verwisselbare lens met [O.I.S.]-schakelaar gebruikt (zoals de
H-FS14140), wordt de stabilisatiefunctie geactiveerd als de [O.I.S.]-schakelaar van de
lens op het moment van aanschaf is ingesteld op [ON] ([ ]).
→ [Opname] / [Bewegend beeld]→[Stabilisatie]
[Bedieningsstand]
(Normaal)
Hiermee corrigeert u een verticale of horizontale beweging of
een draaibeweging.
(Panning)
Hiermee corrigeert u verticale beweging. Deze instelling is
ideaal voor verschuiven (techniek van het opnemen van een
onderwerp door de camerabeweging af te stemmen op de
beweging van een onderwerp dat in een specifieke richting
beweegt).
[OFF]
[Stabilisatie] werkt niet. ([
])
Wanneer u een lens met een [O.I.S.]-schakelaar gebruikt,
stelt u de schakelaar in op [OFF].
[E-stabilisatie
(Video)]
Beweging tijdens het opnemen van films wordt gecorrigeerd langs de verticale
as, de horizontale as en langs de as van verdraaiing, helling of kanteling
door de beeldstabilisatiefunctie in de lens, de beeldstabilisatiefunctie in de
body en de elektronische beeldstabilisatiefunctie te gebruiken. (Hybride
beeldstabilisatiefunctie over 5 assen)
[ON] / [OFF]
Wanneer [ON] is geselecteerd, wordt de kijkhoek van opgenomen films
mogelijk smaller.
[I.S.-vergrendeling
(Video)]
Hiermee kunt u het beeldstabilisatie-effect verbeteren tijdens het opnemen
van films. Met dit effect houdt u de bewegingsonscherpte in de compositie
minimaal wanneer u opnamen wilt maken vanuit een vast perspectief.
[ON] / [OFF]
Dit effect werkt alleen tijdens het opnemen. [
] wordt op het
opnamescherm weergegeven.
Als u de compositie tijdens het opnemen wilt wijzigen, zet u het
effect eerst op [OFF] en beweegt u vervolgens de camera. Gebruik
de relevante functieknop om de instelling tijdens het opnemen in [OFF] te
veranderen. (→60)
In situaties waarin de brandpuntsafstand groter wordt, zoals wanneer een
telelens is bevestigd, is het stabilisatie-effect zwakker.
Het stabilisatie-effect kan zwak zijn, afhankelijk van de lens die wordt
gebruikt.
[Brandp.afst.
instellen]
Als de brandpuntsafstand niet automatisch wordt ingesteld, kunt u deze
handmatig instellen.
Wanneer een handmatig geselecteerde brandpuntsafstand is ingesteld,
wordt er een bevestigingsscherm weergegeven waarin u wordt gevraagd
de brandpuntsafstand te wijzigen nadat u de camera hebt ingeschakeld.
Wanneer u [Ja] selecteert, kunt u [Brandp.afst. instellen] instellen in
[Stabilisatie].