Operating Instructions
49
Basisbediening
Knoppen/ringen die voor het opnemen worden gebruikt
■
De bedieningsmethoden van het functiewieltje voorop en achterop instellen
→ [Voorkeuze]→ [Bediening]→[Instellingen wieltje]
[Wieltje toewijzen (F/SS)] Hiermee wijst u de bedieningen van de wieltjes toe in de handmatige
belichtingsmodus.
[
F SS]:
Hiermee wijst u de diafragmawaarde toe aan het functiewieltje voorop
en de sluitertijd aan het functiewieltje achterop.
[
SS F]:
Hiermee wijst u de sluitertijd toe aan het functiewieltje voorop en de
diafragmawaarde aan het functiewieltje achterop.
[Draairichting (F/SS)] Hiermee wijzigt u de rotatierichting van de wieltjes voor aanpassing
van de diafragmawaarde en de sluitertijd.
[
] / [ ]
[Belichtingsdraaiknop] [ON]: Hiermee compenseert u de belichting met het
belichtingscompensatiewieltje. (–3 EV t/m +3 EV)
[OFF]: Het belichtingscompensatiewieltje wordt uitgeschakeld.
• Wanneer [Belichtingsdraaiknop] is ingesteld op [OFF], kunt u het
belichtingscompensatiescherm weergeven door op het functiewieltje
achterop te drukken. (–5 EV t/m +5 EV) (→112)
[Belichtingscomp.] Hiermee wijst u de belichtingscompensatie toe aan het functiewieltje
voorop of het functiewieltje achterop zodat een passende belichting
kan worden bereikt door deze wieltjes eenvoudig te draaien wanneer
[Belichtingsdraaiknop] is ingesteld op [OFF]. (–5 EV t/m +5 EV)
[
] (functiewieltje voorop) / [ ] (functiewieltje achterop) / [OFF]
[Instelling dialwerking] Hiermee stelt u de onderdelen in die tijdelijk kunnen worden
toegewezen aan het functiewieltje voorop/achterop wanneer u op de
functieknop drukt waaraan [Dialwerking] is toegewezen.
[
] ([Dialwerking]) / [ ] ([Dialwerking])
• Onderdelen die als volgt kunnen worden ingesteld.
– [4K Fotomodus]
– [Fotostijl]
– [Filtereffect]
– [Aspectratio]
– [AF mode]
– [Schaduw markeren]
– [Int.dynamiek]
– [I.resolutie]
– [Flitserfunctie]
– [Flitser instel.]
– [Gevoeligheid]
– [Witbalans]
– [Aandrijfstand]
• [Schaduw markeren] maakt gebruik van beide wieltjes.