Operating Instructions

2. Van Start
52
3
Lijn de montagetekens B op de lens uit ten aanzien van
de camera en draai de lens in de richting van de pijl.
Bevestig de lens door eraan te draaien tot een klik gehoord wordt.
0 Als u een lens hebt bevestigd die geen communicatiefunctie met deze camera
heeft, wordt een bericht met een vraag om bevestiging van de lensinformatie
weergegeven wanneer u de camera inschakelt. U kunt items registreren zoals
de afbeeldingscirkel en de brandpuntsafstand voor de lens wanneer u [Ja]
selecteert. (l 183)
0 U kunt de instellingen wijzigen zodat het bevestigingsbericht niet wordt
weergegeven:
[] ¨ [ ] ¨ [Bevestiging lensinfo] (l 443)
0 Breng de lens recht aan.
Door hem onder een hoek aan te brengen, kan de lensbevestiging op de
camera schade berokkend worden.