Operating Instructions

Table Of Contents
6. Aandrijving/Sluiter/Stabilisatie
178
De beeldstabilisatie gebruiken
0 Als een lens met een O.I.S.-schakelaar wordt gebruikt, zet de schakelaar op de lens
op [ON].
0 Als lenzen zonder een functie voor de communicatie met deze camera gebruikt
worden, zal nadat u de camera ingeschakeld heeft een bericht weergegeven worden
waarin u gevraagd wordt de instelling van de brandpuntafstand te controleren.
De correcte werking van de beeldstabilisatiefunctie vereist dat de brandpuntafstand
ingesteld wordt om bij de bevestigde lens te passen.
Stel de brandpuntafstand in zoals in het bericht gevraagd wordt.
Dit kan ook ingesteld worden met gebruik van het menu. (l 183)
0 Wanneer de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt, kan de
waarschuwingsicoon voor camerabewegingen [ ] op het opnamescherm
weergegeven worden.
Als dit weergegeven wordt, wordt aangeraden een statief, de zelfontspanner
of de Afstandsbediening van de sluiter (DMW-RS2: optioneel) te gebruiken.
0 Wij raden aan de beeldstabilisatiefunctie uit te schakelen als een statief
gebruikt wordt.
0 Het kan zijn dat de beeldstabilisatie trillingen of werkgeluiden produceert
tijdens de werking. Dit duidt niet op een slechte werking.
0 Als de volgende functie gebruikt wordt, is de beeldstabilisatiefunctie niet
beschikbaar:
[Hoge resolutie modus]
0 U kunt het referentiepunt weergeven en de status van de camerabewegingen
controleren:
[] ¨ [ ] ¨ [Beeldstab. Statusbereik] (l 390)