Operating Instructions

90
DVQP1292
Scherpstelling, helderheid (belichting) en kleurtintinstellingen
Foto’s maken met automatische scherpstelling
Opnamemodus:
Door een scherpstellingsactie in te stellen wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt of een automatische scherpstelmodus afhankelijk van het onderwerp en de
opnameomstandigheden in te stellen, kunt u de camera de scherpstelling automatisch
laten aanpassen voor diverse scènes.
1
Druk op de [ ]-knop ( )
2
Druk op om [AF] te selecteren en druk op [MENU/SET]
• Stel in hoe moet worden scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt (→91)
• Schakel naar de automatische scherpstelmodus (→92)
3
Druk de ontspanknop half in
Scherpstelaanduiding
( Scherpstelling is goed: brandt
Scherpstelling is niet goed: knippert)
AF-gebied
(Goed scherpgesteld: groen)
• U hoort twee pieptonen en de automatische scherpstelmodus wordt geactiveerd.
U hoort vier pieptonen als de scherpstelling niet goed is.
• Als u een foto maakt op een donkere locatie, verschijnt [ ] in de
scherpstelaanduiding en kan het langer dan normaal duren om de scherpstelling
aan te passen.
Onderwerpen/omgevingen waarbij scherpstellen een probleem kan zijn:
Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen of voorwerpen zonder kleurcontrasten.
Foto’s maken door een ruit of vlakbij voorwerpen die licht uitstralen.
In het donker, of als de camera erg beweegt.
Wanneer u te dicht bij het voorwerp staat of wanneer u een foto maakt waarop zowel veraf
als dichtbij gelegen voorwerpen staan.