Operating Instructions

205
Gebruik van menufuncties
Menulijst
[Helderheid scherm]
Stelt de helderheid van het scherm in overeenkomstig het omgevingslicht.
(Auto)
Tijdens opnamen wordt de helderheid automatisch aangepast op basis van
de lichtsterkte rondom de camera.
Tijdens het afspelen is de helderheid hetzelfde als bij uw laatste opname.
(Als u sinds het inschakelen van de camera nog geen enkele keer hebt
opgenomen, wordt een standaardhelderheid gebruikt.)
(Functie 1) De helderheid wordt verhoogd.
(Functie 2) De helderheid is standaard.
(Functie 3) De helderheid wordt verlaagd.
Sommige onderwerpen kunnen er anders uitzien dan in werkelijkheid, maar dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
De instellingen [ ] en [ ] beperken de gebruiksduur.
[Oogsensor]
[Gevoeligheid] Met deze instelling stelt u de gevoeligheid van de oogsensor in.
[LVF/Scherm]
Met deze instelling schakelt u de weergave tussen de zoeker en het
scherm.
[LVF/MON AUTO] (automatisch schakelen tussen zoeker en scherm) /
[LVF] (weergave via zoeker) / [MON] (weergave via scherm)
Nadat de weergave is geschakeld met de [LVF]-knop, wordt de instelling
van [LVF/Scherm] ook gewijzigd.
[USB mode]
Selecteer een communicatiemethode voor aansluiting van de camera op een computer of
printer via een USB-kabel (bijgeleverd).
[Select. verbinding]
Selecteer elke keer dat u verbinding met een computer of een
PictBridge-compatibele printer maakt, een communicatiemethode.
[PC(Storage)] Selecteer deze functie bij aansluiting op een computer.
[PictBridge(PTP)]
Selecteer deze functie voor aansluiting op een PictBridge-geschikte
printer.
→ [Set-up]