Operation Manual

159
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Belichtingscompensatie
Toepasbare modi:
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond.
1
Druk op de functieknop achterop om te
schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
2
Draai de functieknop om de belichting te
compenseren.
De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van
j5 EV tot i5 EV. Bij het opnemen van video’s, kan de waarde van de
belichtingscompensatie ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3EV.
Selecteer [0] om terug te keren naar de oorspronkelijke belichting.
3
Druk op de modusknop op de achterkant om in te stellen.
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden. (P207)
Als de belichtingswaarde buiten het EV-bereik j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het
opnamescherm niet langer veranderen. Er wordt aangeraden om de daadwerkelijke helderheid
van de foto tijdens het opnemen te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm.
De ingestelde belichtingswaarde wordt zelfs opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt.
(Als [Belichtingscomp. reset] (P54) op [OFF] gezet is)
Onderbelicht
Juistebelichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
0
0
+5
+5
+5
SS
SS
SS
F
1258
5.64.02.8 8.0
603015