Operation Manual
128
Opnemen
Toepasbare modussen:
Regel de helderheid van de flitser als de beelden die met de flitser gemaakt zijn over- of
onderbelicht zijn.
1 Selecteer [Flitser] in het [Opname]-menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om [Flitser instel.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
3 Druk op 2/1 om de flitsoutput in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET].
•
U kunt van [j3 EV] tot [i3 EV] in stappen van [1/3 EV] instellen.
• Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke flitser-output.
• [i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau
bijgesteld wordt.
• Het kan alleen ingesteld worden als [Flitser functie] in [Flitser] op [TTL] gezet is. (P129)
• U kunt de flitser-output ook instellen door op [ ] te drukken en aan de modusknop op de
voorkant te draaien. (P133)
• De [Flitser instel.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser. (uitgezonderd de
draadloze flitser) (P265)
Toepasbare modussen:
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden.
•
Zie voor details over de belichtingscompensatie P133.
• De [Auto. belichtingscomp.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser. (P265)
De flitsoutput aanpassen
Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de
belichtingscompensatie










