Operating Instructions
- 50 - VQT4W46
Panoramaopnames maken Modus [Panorama-opname]
Druk de ontspanknop opnieuw volledig in om de opname te 
beëindigen
U kunt ook stoppen met opnemen door de camera niet meer te laten zwenken 
terwijl u foto’s maakt.
 ■
Tips
 • Zwenk de camera zo stabiel mogelijk in de opnamerichting.
Als de camera te veel beweegt, 
kunnen de foto’s mogelijk niet 
worden gemaakt, of hebt u 
uiteindelijk een smalle (kleine) 
panoramafoto.
De onderwerpen die in dit bereik worden weergegeven, worden opgenomen. (richtlijn)
 ●
De zoomstand is vastgelegd op max. groothoek.
 ●
De scherpstelling, belichting en witbalans worden vast ingesteld op de optimale 
waarde voor het eerste beeld.
Als de scherpstelling of helderheid van volgende beelden die worden genomen als 
deel van de panoramafoto, aanzienlijk afwijken van die van het eerste beeld, is de 
scherpstelling en helderheid van de gehele panoramafoto (als alle beelden aan elkaar 
zijn geplakt) mogelijk niet overal gelijk.
 ●
De volgende functies staan vast ingesteld op de hieronder aangegeven instellingen.
[Dig. zoom]: [OFF] [Datum afdr.]: [OFF] [Burstfunctie]: [OFF]
 ●
De volgende instellingen van het menu [Opname] worden automatisch geregeld en 
kunnen niet handmatig worden bijgesteld.
[Gevoeligheid], [Kleurfunctie]
 ●
Aangezien er meerdere beelden aan elkaar worden geplakt om een panoramafoto te 
maken, kunnen bepaalde onderwerpen vervormd zijn of kan de naad tussen de na 
elkaar genomen, aan elkaar geplakte beelden, zichtbaar zijn.
 ●
Bij een panoramafoto varieert het aantal opnamepixels per horizontale en verticale 
lijn, afhankelijk van de opnamerichting en het aantal aan elkaar geplakte beelden.
Het maximumaantal opnamepixels is als volgt:
 • Liggend fotograferen: Ongeveer 3200×720
 • Staand fotograferen: Ongeveer 960x3200
 ●
Panoramafoto’s kunnen niet worden gemaakt of foto’s kunnen mogelijk niet goed 
worden opgenomen wanneer u foto’s maakt van de volgende onderwerpen of 
wanneer u foto’s maakt in de volgende opnameomstandigheden:
 • Onderwerpen die een continu monotoon oppervlak of patroon hebben (lucht, strand 
enzovoort)
 • Bewegende onderwerpen (persoon, huisdier, voertuig, golven of bloemen die 
bewegen in de wind enzovoort)
 • Onderwerpen waarvan de kleuren of patronen snel veranderen (zoals een beeld dat 
op een display verschijnt)
 • Donkere locaties
 • Locaties met een knipperende lichtbron (tl-buis, kaarslicht enzovoort)
(Vervolg op de volgende pagina)










