Operating Instructions

Overige
- 120 -
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P120 tot 127).
De batterij is leeg. De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Slaapsmodus] Modus, enz. (P38)
Staat de [Opname]/[Afspelen] keuzeschakelaar op de [!] instelling? (P21)
Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P33)
Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder uit doen schuiven en voorzichtig het
lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P53)
> Zet [Burstfunctie] (P79) in het [Opname] modusmenu op [OFF].
Is [Hi-speed burst] (P63) of [Flitsburst] (P64) in scènefunctie ingesteld?
Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P26)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P25)
Als het probleem niet verholpen is kan het verbeterd worden door [Resetten] (P39) te
selecteren in het [Set-up] menu.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
Het opgenomen beeld is witachtig.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.