Operating Instructions

Gevorderd (Opname van opnamen)
- 56 -
Opnamen maken met
een scènefunctie die
past bij de
omstandigheden
(Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname
te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de
optimale belichting instellen en aanpassen
voor de gewenste opname.
Lees P57 tot 68 en “Over de informatie
voor details over elke scènefunctie.
1 Verplaats 3/4/2/1 om de
scènefunctie selecteren.
Verplaats 4 bij A om over te schakelen
naar het volgende menuscherm.
U kunt ook naar de menuschermen
overschakelen in een menu-onderdeel
door het zoomhendeltje te verplaatsen.
2 Druk op [MENU/SET] om in te
stellen.
Het menuscherm schakelt over naar het
opnamescherm in de ingestelde
scènefunctie.
Om de scènefunctie te wijzigen, drukt u
op [MENU/SET], verplaatst u 1 en
herhaalt u de stappen
1 en 2 hierboven.
Over de informatie
Als u op [DISPLAY] drukt terwijl u een
scènefunctie kiest in stap
1, verschijnt
informatie over elke scènefunctie. (Als u
weer op [DISPLAY] drukt, komt het menu
weer op het scherm [SCÈNE MODE].)
Lees P51 voor informatie over de sluitertijd.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised
ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling
voor de scènefunctie wordt weer op de
oorspronkelijke instelling gezet als u de
scènefunctie wijzigt.
Wanneer u een opname maakt met een
scènefunctie dat niet geschikt is voor dat
doeleinde, kan de tint van het beeld
verschillen van de werkelijke scène.
Als [MENU/SET] wordt ingedrukt en het
menuscherm wordt afgebeeld, wordt [ ]
geselecteerd in het [SCÈNE MODE]-menu.
U kunt de instellingen afzonderlijk invoeren
door 4 te verplaatsen en het
[OPNAME]-functiemenu [ ] of het
[SET-UP]-menu [ ] te selecteren.
De volgende items kunnen niet ingesteld
worden in de scènefunctie omdat het toestel
ze automatisch op de optimale instelling zet.
[SLIMME ISO]
[GEVOELIGHEID]
[KLEURFUNCTIE]
A